A01.01 Weidevogelgebieden (vervallen per 1-1-2022)

Belangrijke aantallen weidevogels komen voor in agrarisch beheerde graslanden. Hierbij gaat het zowel om de minder als de meer kritische soorten. Nederland is hierbij vooral van belang voor de grutto.

Algemene beschrijving

In tegenstelling tot graslanden die in beheer zin bij terreinbeherende organisaties, hebben de agrarisch beheerde graslanden veelal in eerste instantie een productiefunctie.

In een natuurbeheerplan zijn gebieden aangewezen waar weidevogelbeheer mogelijk is. Om voor vergoeding voor weidevogelbeheer in aanmerking te komen is deelname aan een collectief beheerplan vereist. In dit collectief beheerplan is een gezamenlijke aanpak tussen agrariërs, evt. tezamen met terreinbeheerders, ten aanzien van het weidevogelbeheer vastgelegd. Door deze gezamenlijke aanpak op planmatige wijze uit te voeren vindt een uitgekiend beheer plaats en wordt de effectiviteit van beheersmaatregelen verhoogd. Dit beheer moet leiden tot een aantrekkelijk vestigingsbiotoop, een rustperiode om te broeden en voldoende kuikenland om de kuikens op te laten groeien.

Binnen het agrarisch weidevogelbeheer is daarom een stelsel van pakketgroepen ontwikkeld:

  1. Pakketgroep met een rustperiode in de nestfase waarin agrarische werkzaamheden niet toegestaan zijn. Deze rustperiode loopt minimaal van 1 april tot 1 juni, maar kan evt. tot diep in de zomer doorlopen voor bv. soorten als de kwartelkoning (A01.01.01)
  2. Pakketgroep met mogelijkheid tot voorweiden ten behoeve van later vestigende soorten of opgroeimogelijkheden voor kuikens. Dit beheertype kent een rustperiode die op zijn vroegst op 1 mei start en tot in juni doorloopt. In deze rustperiode zijn agrarische activiteiten niet toegestaan (A01.01.02)
  3. Pakketgroep om percelen in het voorjaar plasdras te zetten om daarmee weidevogels aan te trekken (A01.01.03)
  4. Pakketgroep legselbeheer om legsels te beschermen in percelen waar geen aangepast weidevogelbeheer plaatsvindt. Om de uitgekomen jonge weidevogels een goede overlevingskans te bieden, kunnen de pakketten die onder dit beheertype vallen gecombineerd worden met een toeslag voor kuikenstroken. Via deze stroken kunnen de jonge weidevogels percelen bereiken die voor langere tijd als foerageergebied kunnen dienen (A01.01.04)
  5. Pakketgroep kruidenrijk grasland. Dit beheertype dient om een voedselrijke situatie te creëren voor weidevogelkuikens in de vorm van bloemrijke graslanden die een grote aantrekkingskracht hebben op insecten. Deze percelen kennen een lage bemestingsgraad en een rustperiode (A01.01.05)
  6. Pakketgroep met extensieve beweiding waarin weidevogels zowel kunnen broeden als foerageren (A01.01.06)

Het collectief beheerplan bestaat uit een samenstelling van bovengenoemde beheertypen en onderliggende pakketten. Het uitkienen van een goed weidevogelmozaïek is hierbij van vitaal belang. Door het situeren van percelen met een rustperiode in de gebieden met de meeste legsels, het creëren van voedselgebied na afloop van de rustperiode, het beschermen van legsels op normaal beheerde percelen en het wegleiden van de jonge weidevogels naar gebieden met een goed voedselaanbod, kan een goede bijdrage aan verbetering van de weidevogelstand opgeleverd worden. Een collectief beheerplan wordt opgesteld en beheerd door een gebiedscoördinator. Op basis van monitoring en evaluatie kan de samenstelling en locatie van de pakketten wijzigen om de effectiviteit te verhogen.

Voorbeeldgebieden

  • Polder Arkemheem
  • Polder Zeevang
  • Polder De Ronde Hoep
  • De Greidhoeke
  • Skriezekrite Idzegae

Subsidie

Beheerpakketten en Jaarvergoedingen begrotingsjaar 2016

Weidevogelgrasland met een rustperiode

  • A01.01.01a Rustperiode 1 april tot 1 juni € 274,95
  • A01.01.01b Rustperiode 1 april tot 8 juni € 400,09
  • A01.01.01c Rustperiode 1 april tot 15 juni € 531,75
  • A01.01.01d Rustperiode 1 april tot 22 juni € 598,98
  • A01.01.01e Rustperiode 1 april tot 1 juli € 1.028,35
  • A01.01.01f Rustperiode 1 april tot 15 juli € 1.190,39
  • A01.01.01g Rustperiode 1 april tot 1 augustus € 1.375,57

Weidevogelgrasland met voorweiden

  • A01.01.02a Voorweiden 1 mei tot 15 juni € 229,73
  • A01.01.02b Voorweiden 8 mei tot 22 juni € 229,73

Plas-dras en greppel plas-dras

Plas-dras

  • A01.01.03a Inundatieperiode 15 februari tot 15 april € 758,50
  • A01.01.03b Inundatieperiode 15 februari tot 15 mei € 1.211,05
  • A01.01.03c Inundatieperiode 15 februari tot 15 juni € 1.981,43
  • A01.01.03d Inundatieperiode 15 februari tot 1 augustus € 1.981,43

Greppel plas-dras

  • A01.01.03e Inundatieperiode 15 februari tot 15 april € 758,50
  • A01.01.03f Inundatieperiode 15 februari tot 15 mei € 1.211,05
  • A01.01.03g Inundatieperiode 15 februari tot 15 juni € 1.981,43
  • A01.01.03h Inundatieperiode 15 februari tot 1 augustus € 1.981,43

Landbouwgrond met legselbeheer

  • A01.01.04a1 Legselbeheer op grasland 35 broedparen € 69,17
  • A01.01.04a2 Legselbeheer op grasland 50 broedparen € 87,82
  • A01.01.04a3 Legselbeheer op grasland 75 broedparen € 108,41
  • A01.01.04a4 Legselbeheer op grasland 100 broedparen € 129,84
  • A01.01.04b Legselbeheer op bouw- of grasland € 51,66
  • A01.01.04c1.ut Legselbeheer op grasland 150 broedparen plus maaitrappen € 316,31
  • A01.01.04c2.ut Legselbeheer op grasland 200 broedparen plus maaitrappen € 359,11
  • A01.01.04c3.ut Legselbeheer op grasland 300 broedparen plus maaitrappen € 380,90

Kruidenrijk weidevogelgrasland

  • A01.01.05a Kruidenrijk weidevogelgrasland € 1.028,35
  • A01.01.05b Kruidenrijk weidevogelgraslandrand € 926,62

Extensief beweid weidevogelgrasland

  • A01.01.06 Extensief beweid weidevogelgrasland € 495,04

Beheervoorschriften

A01.01.01 Weidevogelgrasland met rustperiode

Algemene beschrijving

Weidevogelgrasland met rustperiode bestaat uit grasland. Het heeft als doel om rust te bieden aan weidevogels in het broedseizoen om daarmee de kans op verstoring van de legsels te minimaliseren. Het functioneert daarmee als broedgebied en als opgroeigebied voor jonge weidevogels. In goede weidevogelgebieden is er op de percelen veel ruimte voor kruiden die insecten aantrekken. Deze insecten dienen op hun beurt als voedsel voor weidevogels en hun kuikens.

In de rustperiode zijn landbouwkundige werkzaamheden niet toegestaan. Aan het eind van deze periode staat er een vrij hoge vegetatie op het perceel. Naarmate de rustperiode langer wordt, neemt de intensiteit van het beheer af. Voorkomen moet worden dat het gewas te laat afgevoerd wordt, om verruiging van de percelen te voorkomen. Cumulatie met toeslagen weidevogelbeheer; toeslag ruige mest, toeslag kuikenvelden en verlengen rustperiode, is toegestaan.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.
  • De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

Er wordt een rustperiode in acht genomen. De lengte van de rustperioden staat hieronder gedefinieerd.
In de rustperiode is de beheereenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan. Voor de eilanden Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog geldt dat in de rustperiode een kunstmestgift gegeven mag worden. In het collectief beheerplan wordt geregeld hoe hierbij met de aanwezige legsels wordt omgegaan.

Beheerpakketten

  • A01.01.01a De rustperiode loopt van 1 april tot 1 juni
  • A01.01.01b De rustperiode loopt van 1 april tot 8 juni
  • A01.01.01c De rustperiode loopt van 1 april tot 15 juni
  • A01.01.01d De rustperiode loopt van 1 april tot 22 juni
  • A01.01.01e De rustperiode loopt van 1 april tot 1 juli
  • A01.01.01f De rustperiode loopt van 1 april tot 15 juli
  • A01.01.01g De rustperiode loopt van 1 april tot 1 augustus
A01.01.02 Weidevogelgrasland met voorweiden

Algemene beschrijving

Weidevogelgrasland met voorweiden bestaat uit grasland. Het is vooral bedoeld als broedgebied en als opgroeigebied voor jonge weidevogels voor wat later in het seizoen broedende soorten. Het pakket kent een verplichte rustperiode waarin alle landbouwwerkzaamheden verboden zijn. Deze rustperiode dient om ervoor te zorgen dat aanwezige legsels een zo groot mogelijke kans op uitkomen hebben. De rustperiode begint relatief laat in vergelijking met het pakket weidevogelgrasland met rustperiode. Door het voorweiden is er meer ruimte gekomen op het perceel voor kruiden, die een bron zijn voor insecten. Vooral jonge weidevogelkuikens hebben veel baat bij deze insecten, die als voedselbron dienen in de eerste weken.

Door eerst voor te weiden wordt voorkomen dat er een te zware grasmat op het perceel staat. Bovendien zorgt begrazing voor meer structuur in de grasmat. Dit wordt niet bereikt met maaien. Vandaar dat maaien vóór de rustperiode niet is toegestaan. Het is raadzaam om lichter te bemesten om legering van het gras te voorkomen. Cumulatie met toeslagen weidevogelbeheer; toeslag ruige mest, toeslag kuikenvelden en verlengen rustperiode, is toegestaan.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.
  • De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

  • Er wordt een rustperiode in acht genomen. De lengte van de rustperiode staat hieronder gedefinieerd.
  • In de rustperiode is de beheerseenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.
  • Het grasland wordt vóór de rustperiode niet gemaaid.

Beheerpakketten

  • A01.01.02a De rustperiode loopt van 1 mei tot 15 juni
  • A01.01.02b De rustperiode loopt van 8 mei tot 22 juni
A01.01.03 Plas-dras en greppel plas-dras

Algemene beschrijving

Plas-dras biedt een aantrekkelijke biotoop voor weidevogels om te rusten en te foerageren. Op plas-draspercelen kunnen soms honderden weidevogels worden aangetroffen. De aantrekkingskracht is daarmee erg groot en gehoopt wordt dat een deel van deze weidevogels zal besluiten in het gebied te blijven om te broeden. Daarnaast bieden plas-draspercelen ook foerageer- en rustmogelijkheden buiten het directe broedseizoen, bijvoorbeeld voor al uitgevlogen jonge vogels en doortrekkers.

Het plas-draspakket bestaat uit een grotendeels onder water staand graslandperceel. De periode waarin het perceel onder water staat kan variëren van 2 maanden tot bijna een half jaar. In deze periode staat op het perceel steeds minimaal op 60% van de oppervlakte een waterlaag van minimaal 5 cm. Aan het eind van de plas-drasperiode zal het perceel weer droogvallen, waarna het perceel zich kan herstellen, of weer ingezaaid moet worden.

Greppel plas-dras

Het onderdeel Greppel plas-dras is een kleinschalige variant van het type plas-dras en is gericht op het ontwikkelen van specifieke plas-dras condities langs greppels en slootjes. De voorwaarden zijn grotendeels gelijk aan het type plas-dras. De kracht van greppel plas-dras is het feit dat de beheereenheid in zijn geheel of voor een groot gedeelte wordt geïnundeerd, dit geeft ook een variatie in de perceelsvegetatie. Bij een greppel plas-dras zullen met name in de kuikenfase veel weidevogelgezinnen gebruik maken van deze waterrand, die vanwege zijn insectenrijkdom een gunstige foerageerlocatie vormt.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01
  • Voor het onderdeel plas-dras geldt dat de beheereenheid ten minste 0,3 hectare groot is.
  • Voor het onderdeel Greppel plas-dras geldt dat:
    • de beheereenheid ten minste 0,1 en ten hoogste 0,3 hectare groot is, en
    • de beheereenheid gelegen dient te zijn in de directe omgeving van een greppel of sloot.

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

  • De beheereenheid is jaarlijks geïnundeerd. De inundatieperiode staat hieronder gedefinieerd.
  • Plas-dras: In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheereenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.
  • Greppel plas-dras: In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheereenheid het waterpeil ten minste 5 cm boven het maaiveld.

Beheerpakketten

  • A01.01.03a De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 april
  • A01.01.03b De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 mei
  • A01.01.03c De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 juni
  • A01.01.03d De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 1 augustus

Greppel plas-dras:

  • A01.01.03e De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 april
  • A01.01.03f De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 mei
  • A01.01.03g De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 juni;
  • A01.01.03h De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 1 augustus
A01.01.04 Landbouwgrond met legselbeheer

Algemene beschrijving

Om weidevogels te beschermen is het lang niet altijd nodig om alle percelen waarop zich broedende weidevogels bevinden, te beleggen met een rustperiode. Bijvoorbeeld omdat de dichtheid aan weidevogels vrij laag is. In dit soort situaties kan het pakket landbouwgrond met legselbeheer een invulling geven aan weidevogelbeheer, door het legsel en de onmiddellijke omgeving hiervan te beschermen tegen landbouwkundige werkzaamheden.

Landbouwgrond met legselbeheer kan zowel bestaan uit grasland als uit bouwland. Door het plaatsen van nestbeschermers of het op andere wijze ontzien van de legsels bij werkzaamheden, wordt de kans op het uitkomen van het legsel sterk vergroot. Percelen met legselbeheer hebben over het algemeen weinig nut als foerageergebied voor jonge weidevogels, tenzij gekozen wordt voor een combinatie met een kruidenrijke weidevogelgraslandrand.

Het perceel wordt grotendeels normaal agrarisch gebruikt. Nesten worden gemarkeerd met stokken of nestbeschermers om ze te ontzien bij landbouwkundige werkzaamheden, zoals maaien, weiden of inzaaien. Cumulatie met toeslagen kuikenveld en ruige mest, is toegestaan bij de beheerpakketten A01.01.01a1 tot en met A01.01.04a4.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland of bouwland.
  • De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

  • De beheereenheid wordt tijdens het broedseizoen een of enkele malen afgezocht op aanwezige legsels; de legsels worden gemarkeerd en, indien de beheerseenheid wordt beweid, van deugdelijke legselbeschermers voorzien.
  • Indien een perceel grasland wordt gemaaid of anderszins bewerkt, wordt een enclave van tenminste 50m2 om de aanwezige nesten gevrijwaard van alle landbouwkundige werkzaamheden;
  • Indien een perceel bouw-/grasland wordt bewerkt en/of beweid, worden de nesten ontzien bij de werkzaamheden.

Beheerpakketten

  • A01.01.04a1 Legselbeheer op grasland 35 broedparen per 100 hectare
  • A01.01.04a2 Legselbeheer op grasland 50 broedparen per 100 hectare
  • A01.01.04a3 Legselbeheer op grasland 75 broedparen per 100 hectare
  • A01.01.04a4 Legselbeheer op grasland 100 broedparen per 100 hectare
  • A01.01.04b Legselbeheer op bouwland of legselbeheer op bouwland óf grasland
A01.01.05 Kruidenrijk weidevogelgrasland

Algemene beschrijving

Het pakket kruidenrijk weidevogelgrasland is een dubbeldoelpakket, wat zowel dient om rust te bieden in het broedseizoen aan nestelende vogels als om voedsel te bieden voor weidevogelkuikens. Het pakket is in twee vormen beschikbaar: als volleveldspakket of als rand. Als randenpakket heeft het goede mogelijkheden om – in combinatie met legselbeheer- een aanvulling te vormen op beheer met uitgestelde maaidatum. Als volleveldspakket biedt het pakket rust in de nestperiode en rust en voedsel in de jongenperiode, doordat het een vaste uitgestelde maaidatum heeft tot en met 15 of 22 juni. In deze rustperiode zijn landbouwkundige werkzaamheden niet toegestaan.

Kruidenrijk weidevogelgrasland kent een lage mestgift en zal daardoor na verloop van enkele jaren opener worden en een meer kruidenrijke vegetatie laten zien. Aan het eind van de rustperiode staat er een vrij hoge vegetatie, die niet te zwaar zal zijn omdat de bemesting hierop aangepast is. Alleen gebruik van vaste stalmest is toegestaan. Verder dient het grasgewas jaarlijks voor 1 augustus gemaaid en afgevoerd te worden. In het randenpakket is beweiding toegestaan omdat de randen vooral als voedselbron voor de kuikens zullen dienen en deze functie niet direct conflicteert met beweiding. Verder is herinzaaien, scheuren en frezen gedurende de hele looptijd uitgesloten, met als doel deze percelen in permanent graslandgebruik te houden. Om een kruidenrijke vegetatie te ontwikkelen of in stand te houden, is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan met uitzondering van enkele probleemkruiden. Cumulatie met de toeslag ruige mest is toegestaan.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.
  • De beheereenheid is in het geval van A01.01.05a ten minste 0,5 hectare groot of is in het geval van 01.01.05b minimaal 2 en maximaal 6 meter breed en minimaal 100 meter lang.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

  • Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is slechts toegestaan voor pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring en brandnetel.
  • Uitsluitend bemesting met vaste mest toegestaan buiten de rustperiode.
  • Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 april tot 15 juni.
  • In de rustperiode is de beheereenheid niet beweid, gemaaid, gerold, gesleept, of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan. Beweiding gedurende de rustperiode is toegestaan indien variant A01.01.05b wordt uitgevoerd.
  • Het gewas wordt jaarlijks voor 1 augustus afgevoerd door middel van maaien en afvoeren. Tweede keer maaien en afvoeren is toegestaan.
  • Het grasland mag niet worden gescheurd, gefreesd of heringezaaid.

Beheerpakketten

  • A01.01.05a Kruidenrijk weidevogelgrasland
  • A01.01.05b Kruidenrijke weidevogelgraslandrand
A01.01.06 Extensief beweid weidevogelgrasland

Algemene beschrijving

Extensief beweid weidevogelgrasland is bedoeld voor weidevogels die voorkomen op wat korter grasland en een bepaalde beweidingdruk kunnen hebben. Het dient zowel als broedgebied als voor foerageergebied voor oudere vogels en kuikens. Extensief beweid weidevogelgrasland is structuurrijk grasland, omdat er vanwege de lage veedichtheid verschillen in het beweidingpatroon ontstaan. Landbouwkundige werkzaamheden en chemische onkruidbestrijding niet zijn toegestaan in de rustperiode. Wel mag er beweid worden met een lage beweidingdichtheid. Chemische onkruidbestrijding is niet toegestaan omdat kruiden insecten aantrekken, die als voedsel dienen voor de weidevogels en hun kuikens en daarmee van belang zijn voor het broedsucces van de weidevogels. Cumulatie met toeslagen weidevogelbeheer; toeslag kuikenvelden en verlengen rustperiode, is toegestaan.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland.
  • De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

  • Beweiding is verplicht tot 15 juni met minimaal 1 en maximaal 1,5 GVE/ha;
  • Tussen 1 april en 15 juni is de beheereenheid niet gemaaid, gerold, gesleept, gescheurd, gefreesd, (her)ingezaaid, doorgezaaid of bemest. In deze periode is het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen niet toegestaan.

Beheerpakket

  • A01.01.06 Extensief beweid weidevogelgrasland

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

De structuur is beschreven in het beheertype zelf. De beheereenheden moeten bestaan uit grasland: 75% of meer moet uit gras bestaan. Onder dit type valt een aantal (sub)pakketten: met verschillende rustperioden, met voorweiden, plas-dras, legselbeheer, kruidenrijk weidevogelgrasland en extensief beweid grasland. Deze subpakketten leveren samen in een gebied een mozaïek van verschillende beheervormen en daarmee vegetatiestructuren op. Het daadwerkelijke mozaïek in de loop van het seizoen is van belang en kan afwijken van het verwachte mozaïek, doordat het werkelijke beheer afwijkt van het afgesproken beheer (bijvoorbeeld later maaien dan in het pakket staat aangegeven).

Het soort gewas en de structuur daarvan zijn belangrijk voor de vestiging van weidevogels, het succes waarmee de eieren worden uitgebroed en het succes waarmee de jongen kunnen opgroeien tot vliegvlug. Enerzijds vertaalt zich dit in criteria voor soortenrijkdom (kruidenrijk – matig kruidenrijk – kruidenarm) en anderzijds voor gewasstructuur en -hoogte (gemaaid / beweid kort gras – platgeslagen gras – plas-dras). Het eerste is redelijk constant in de loop van een jaar, het tweede is sterk afhankelijk van het moment van maaien en of er begraasd wordt. Zaken als gewashoogte en veebezetting zijn niet eenvoudig te meten op gebiedsniveau. Kruidenrijkdom daarentegen is redelijk eenvoudig mee te nemen bij gebiedsdekkende weidevogeltellingen. Het merendeel van de percelen in de mozaïeken van het A01.01 is tegenwoordig grotendeels kruidenarm.

Voorgesteld wordt om als structuurkenmerk alleen de kruidenrijkdom mee te nemen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: meer dan 40% van de oppervlakte grasland is (matig) kruidenrijk¹
  • “Midden”: 20% tot 40% van de oppervlakte grasland is (matig) kruidenrijk
  • “Laag”: minder dan 20% van de oppervlakte grasland is (matig) kruidenrijk

¹Met ‘kruidenrijkdom’ worden tweezaadlobbigen bedoeld.

Flora en fauna

De biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in de dichtheid (aantal broedparen) per 100 ha (grasland + bouwland) van de kwalificerende weidevogelsoorten. De kwalificerende soorten zijn: gele kwikstaart, graspieper, grutto, kemphaan, krakeend, kuifeend, kwartel, kwartelkoning, paapje, slobeend, tureluur, veldleeuwerik, watersnip, wintertaling, wulp en zomertaling.²Scholekster en kievit worden niet tot de kwalificerende soorten gerekend.

²De kwalificerende soorten verschillen van N13.01 Weidevogelgrasland, in dit laatste type zijn paapje, kwartel en kwartelkoning geen kwalificerende soort. 

Kwaliteitsbepaling³

  • “Hoog”: meer dan 60 broedparen per 100 ha van alle kwalificerende soorten.
  • “Midden”: meer dan 40 tot 60 broedparen per 100 ha van alle kwalificerende soorten.
  • “Laag”: meer dan 20 tot 40 broedparen per 100 ha, van alle kwalificerende soorten.

³ De dichtheid criteria zijn nog niet in overeenstemming gebracht met het beheertype N13.01 Vochtig weidevogelgrasland. Punt wordt komend in 2012 verder uitgewerkt.

Milieu condities

Stabiele weidevogelgebieden hebben een drooglegging in de winter van 20-40 cm beneden maaiveld. Waterpeil is indirect een factor voor het al dan niet kunnen uitvoeren van landbouwkundige werkzaamheden in een bepaalde periode, met als gevolg later maaien.

Kwaliteitsbepaling*

  • “Hoog”: 50% of meer van het gebied heeft een drooglegging in de winter van minder dan 40 cm beneden maaiveld.
  • Midden 50% of meer van het gebied heeft drooglegging in de winter van 40-60 cm beneden maaiveld.
  • “Laag”: Indien niet aan de kwaliteitsscore ‘“Hoog”’ of ‘“Midden”’ wordt voldaan.

*Voor meer overeenstemming met N13.01 Weidevogelsgrasland is dit punt nog aan te passen in 2012.

Ruimtelijke condities

Openheid van het landschap, de aanwezigheid van verstorende elementen (bebouwing, bosjes, wegen e. d.) en barrières zijn belangrijke componenten in positieve dan wel negatieve zin voor weidevogels. Op landschapsschaal spelen de afmeting van weidevogelgebieden en de onderlinge samenhang ook een belangrijke rol.

Kwaliteitsbepaling

A 01.01 Weidevogels – Ruimtelijke condities

Oppervlakte/samenhang Deel van groter weidevogelgebied van >70 ha aaneengesloten 30-70 ha
aaneengesloten
<30 ha
aaneengesloten
>1.000 ha Hoog Hoog Midden
500 – 1.000 ha Hoog Midden Laag
<500 ha Midden Laag Laag

*Aaneengesloten: uitsluiten delen <250 m van boomgroepen,175 m van gebouwen en/of <150 m van infrastructuur.