Als de patrijzen willen profiteren – een praktijkvoorbeeld
Ze waren jaren weggeweest, de patrijzen, maar ze jakkeren weer langs de akkers van akkerbouwer Eric van der Spelt. Met een paar ingrepen in het veld zou een nog hogere populatie van akkervogels mogelijk zijn, denkt hij. Maar dan zou daar meer ruimte voor moeten komen binnen het ANLb en het provinciaal natuurbeleid, aldus van der Spelt.
“Patrijzen, jaren waren ze er niet. Door ons akkerrandenbeheer zijn ze er weer. Acht patrijzen met enkele pullen en een heel aantal fazanten”, vertelt akkerbouwer Eric van der Spelt trots. Hij is akkerbouwer uit Steenbergen en aangesloten bij ANV De Brabantse Wal, onderdeel van het collectief Agrarisch Natuurbeheer West Brabant.
Van het 140 hectare tellend bedrijf bestaat bijna 14 hectare uit een 18 meter brede kruidenrijke akkerrand ingezaaid met een graan-kruidenmengsel voor overwinterende akkervogels. Ook is er een wintervoedselveldje. Het veld moet worden ingezaaid voor 15 mei. Dan is het een kwestie van loslaten, niets aan doen, tot 1 maart het jaar erop. Dan kunnen de patrijzen van het veld profiteren.
Werken aan biodiversiteit kan met akkerranden volgens een marktconforme prijs, meent Van der Spelt. “Toegegeven, het is geen Ferrari maar wel een boterham. De biodiversiteit is door de akkerranden toegenomen op m’n bedrijf, maar ik zie ook dat het nog effectiever kan.”
Robuuster en grootser voor meer biodiversiteit
De huidige 18 meter akkerrand is te smal, volgens Van der Spelt. Je bent nu gebonden aan minimaal 9 en maximaal 18 meter akkerrand. De smalle strook is er vanuit een corridor-gedachte, om de verbinding te maken tussen de diverse leefgebieden van de soort. Prima, vindt hij, maar patrijzen houden van de ruigte, niet van een gelijkmatige akker. Voor de patrijs is de strook te smal, het biedt ze te weinig bescherming tegen predatie. Ze zijn zo weggejaagd.
Hetzelfde geldt wat hem betreft voor de wintervoedselakker, die is gebonden aan 2 hectare. Als je een perceel van 5 hectare zou kunnen inrichten, dan hebben de vogels veel meer rust en kunnen ze makkelijker hun voedsel vinden. Van der Spelt gelooft dat het akkerrandenbeheer binnen het ANLb effectiever zou worden als naast een minimumeis ook een niet aan grenzen gebonden oppervlak zou worden toegestaan. Daarmee bouw je voor de grotere akkervogels als de patrijs een schuilplaats en een grotere voedselvoorziening.
Astrid Manhoudt van Boerennatuur.nl zegt dat er in principe geen belemmeringen hoeven te zijn. Er kan ook worden gekozen voor akkervogelbeheer op basis van volleveldspakketten. Collectieven kunnen dit aanbieden, maar ze kunnen ook de maximale breedte van de rand aanpassen. Ze hebben veel ruimte om hier een eigen aanbod in te ontwikkelen, zolang het binnen de eigen financiële grenzen past.
Meer integraal beheer
Op dit moment staat het akkerrandenbeheer van het ANLb te los van het provinciale landschapnatuurbeheer, vindt Van der Spelt. “Ik denk dat we daarin nog veel meer kunnen winnen”, oppert hij. “Ik zou graag nog een hakhoutbosje willen ontwikkelen voor de akkervogels, voor meer schuilgelegenheid en voedselvoorziening. Opgaande begroeiing is tenslotte ook een voorwaarde voor de aanleg van een voedselakker.” Maar een beheerperiodiek zoals deze nu geldt binnen het SNL van zes jaar vindt hij te kort. “Liever heb ik er één van 12 jaar, waardoor zich ook een echt bosje kan ontwikkelen, het kost nu eenmaal tijd voor bomen en struikgewas om zich te ontwikkelen. Daarbij is binnen de provinciale subsidie enkel het plantgoed gesubsidieerd, maar spreken we niet van een hectareprijs. Natuurlijk begrijp ik dat dat extra kosten met zich meebrengt en dat extra geld niet zomaar beschikbaar is. Maar een meer integrale aanpak tussen provinciaal natuurbeleid en het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer zie ik wel als een kans voor een hogere biodiversiteit.”
In reactie op de vragen van Van der Spelt meldt Rob van Oudheusden, beleidsmedewerker provincie Noord-Brabant: “De contracten zijn altijd maximaal zes jaar. We geven geen garanties dat het contract daarna doorloopt. In Brabant proberen we dat wel zo veel mogelijk. Dat geldt overigens niet alleen voor het agrarisch natuurbeheer, maar ook voor het natuurbeheer. Helaas kunnen we geen zekerheden geven omdat we voor het agrarisch natuurbeheer ook afhankelijk zijn van Europese beleid en subsidies. Het is nooit met zekerheid te zeggen hoe dat in de volgende perioden verloopt.
Als er meer boeren interesse hebben in ontwikkeling van hakhout, en de collectieven kaarten dat samen aan bij de provincie, dan is dat zeker bespreekbaar en kunnen we samen kijken hoe we dit kunnen faciliteren. Waarbij geldt dat het mogelijk is maatwerkbeheer te ontwikkelen voor specifieke soorten in het agrarisch gebied.
Het is wellicht ook mogelijk om zolang er geen voorzieningen zijn, gebruik te maken van de STIKA-regeling in Brabant. Dan moet het wel passen in de gebiedscontracten. Extra voordeel is dat er meer middelen zijn voor ondersteuning bij de aanplant.”
Uit het voorgaande blijkt dat andere wensen voor een effectiever agrarisch natuurbeheer vooral kenbaar gemaakt moeten worden. Bij het collectief of bij de betreffende provincie. Lerend beheren is kijken waar er meer te winnen is en dat is een kwestie van verkennen en afstemmen.
Meer lezen: Onlangs stond er een mooi artikel in de Boerderij over akkervogels ‘Akkerbouwer kan vogels een handje helpen’.
Foto: K.Pit | Bron: nl.wikipedia.org/wiki/Patrijs_(vogel)