Handen ineen voor internationale verbetering luchtkwaliteit
Luchtverontreiniging vormt wereldwijd een bedreiging voor ecosystemen en de biodiversiteit. Om de luchtkwaliteit te verbeteren, heeft een groot aantal landen de handen ineen geslagen in een verdrag. Nederland heeft daarvoor vanaf 1990 het aanleveren van gegevens over risico’s voor ecosystemen gecoördineerd. In 2018 neemt Duitsland het stokje over. Met het onlangs gepubliceerde CCE Eindrapport 2017 rondt Nederland haar werkzaamheden af.
“Met al die gegevens uit heel Europa kunnen we aangeven waar er overschrijdingen van stikstof en verzuring zijn,” vertelt Jean-Paul Hettelingh, hoofd CCE. Het Coördinatiecentrum voor Effecten (CCE) ontwikkelt methoden en databases voor de beoordeling van kritische belastingen van ecosystemen met name door zuur- en stikstofdeposities. Het centrum voert deze taken uit voor het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (LRTAP) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN). Het is, tot 2018, ondergebracht bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Effecten
Hettelingh legt uit hoe het CCE te werk gaat. “Vanaf 1990 werken we met vrijwel alle Europese landen samen in het LRTAP-verdrag. De gegevens die we aanleveren, worden door het Greenhouse gas – Air pollution Interactions and Synergies (GAINS)-model verwerkt om de verspreiding van stikstof en verzuring voor heel Europa te bepalen. Aan de hand van deze berekeningen kan in het verdrag worden nagegaan wat de effecten zijn op de natuur.” Deze rapportages worden beschikbaar gesteld ter ondersteuning van het Europese beleid op het gebied van de bestrijding van luchtverontreiniging.
Link met het PAS
Anders dan bij het Programma Aanpak Stikstof (PAS) zijn de beleidsmaatregelen die uit de gegevens van het CCE kunnen voortvloeien alleen gericht op de vermindering van Europese emissies. Hettelingh: “Als landen bijvoorbeeld hun energiemix wijzigen, kan daar een verandering van emissies uit voortkomen. Denk aan het gebruiken van meer gas en minder kolen. Bij het PAS is er ook sprake van maatregelen die gericht zijn op het bestendiger maken van de natuur tegen overbelasting door stikstof, zoals door te plaggen of door de grondwaterstand te verhogen. Een overeenkomst is dat de kritische depositiewaarden die aangeleverd worden door Nederland in het kader van LRTAP dezelfde zijn als die van het PAS. In die zin is er dus wel een link tussen de effectgerichte analyses van het PAS in Nederland en de effectgerichte analyses die het CCE op Europese schaal doet.”
Monitoringsverplichting luchtkwaliteit
Na 27 jaar als CCE het gidsland te zijn geweest, geeft Nederland volgend jaar het stokje over aan Duitsland. Hettelingh: “Het werk voor het LRTAP gaat dus door, waarbij de focus steeds meer uitgaat naar biodiversiteit en de functies van ecosystemen. Wat is de samenhang tussen luchtverontreiniging en klimaatverandering op de ecosysteemfuncties? Dat staat hoog op de agenda. Daarnaast proberen we er meer landen bij te betrekken. De 28 landen van de Europese Unie (EU) leveren vooral de data aan. Voor de landen die dat niet doen, is een database ontwikkeld waarmee we toch een Europese dekking van de risico’s van de effecten op ecosystemen kunnen geven. EU-partijen bij het VN-verdrag zijn bovendien betrokken bij de monitoringverplichting van ecosysteemeffecten van luchtkwaliteit die de EU vanaf 2019 voor de lidstaten heeft ingesteld. Hier komt de link met het PAS mogelijk ook weer om de hoek kijken omdat de Europese Commissie aanbeveelt om effecten op Natura 2000-gebieden te monitoren.”
Lees hier meer informatie over het Eindrapport CCE 2017.