PAS in uitvoering in Overijssel
Onder het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is de eerste Natuurbeschermingswetvergunning verleend. Hester Maij, gedeputeerde Landbouw en Natuur van Overijssel is daar trots op. “Bedrijven komen weer vooruit terwijl de natuur versterkt wordt. Ik vind dat winst.”
Rijk, provincies, natuurorganisaties en ondernemers werken in de Programmatische Aanpak Stikstof samen aan ruimte voor economische ontwikkelingen, sterkere natuur en minder stikstof.
Maij is voor de twaalf provincies portefeuillehouder voor de PAS. Zij is bovendien in de provincie Overijssel als gedeputeerde verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma. Ze ziet de opzet van de PAS als uniek: “Gekeken is hoe we in onderlinge samenwerking tussen overheden, landbouw, industrie, infrastructuur en natuur de stikstofproblematiek konden oplossen. Daarbij stond voorop dat het een aanpak moest zijn die draagvlak heeft bij alle partijen. Daar is de PAS goed in geslaagd. Minder stikstof, herstel van natuur en bedrijven krijgen de ruimte om te innoveren en te investeren. Een unieke aanpak binnen Europa.”
Eerste vergunning
In Overijssel varen de economische ontwikkelingen er wel bij volgens Maij. “Na de inwerkingtreding van de PAS zijn er al 350 aanvragen voor vergunningen binnengekomen en zijn er 175 meldingen gedaan. Dit was de stand eind oktober en de aantallen lopen nog steeds verder op. Je ziet dus dat er hier veel behoefte was aan ruimte voor economische ontwikkelingen. Toevallig is deze maand in Overijssel de allereerste Natuurbeschermingswetvergunning onder de PAS verleend die onherroepelijk is. Daar ben ik zeker trots op. Opvallend is dat er tot nu nauwelijks bezwaar is aangetekend. Ik zie vooral veel draagvlak om mij heen. Dat versterkt de gedachte dat we met de PAS een aanpak hebben met goede impulsen voor een gezonde economie en een veerkrachtige natuur.”
Proeftuin Natura 2000
Binnen de totaalaanpak van de PAS zijn de provincies verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregelen die nodig zijn om de neerslag van stikstof te verminderen. Het gaat hierbij om twee typen maatregelen: maatregelen aan de bron die stikstof veroorzaakt en maatregelen die de natuur herstellen. “Met de voormalige staatssecretaris Sharon Dijksma is landelijk afgesproken dat er strenge eisen gelden voor de uitstoot van stallen en het uitrijden van mest. Dat moet in 2030 leiden tot een vermindering van ammoniak van 10 kiloton. In sommige provincies zijn daarnaast eigen maatregelen genomen maar dat is in Overijssel op dit moment niet nodig. Wel stimuleren we een bedrijfsvoering met minder stikstofuitstoot in onze Proeftuin Natura 2000.”
Digitale gereedschapskist
In de proeftuin Natura 2000 wordt een digitale gereedschapskist aangeboden met allerlei maatregelen voor de bedrijfsvoering waarmee de uitstoot van stikstof verminderd kan worden. “Dit gebeurt op vrijwillige basis en het is zeker gewild want het levert naast minder stikstof ook andere voordelen voor de bedrijfsvoering op. LTO heeft bovendien een goede toekomstvisie neergelegd voor verduurzaming in Oost-Nederland. Daar sluiten wij op aan.”
Natura 2000-gebieden
Omdat er in Overijssel maar liefst 24 Natura 2000-gebieden zijn, heeft de provincie een flinke kluif aan de herstelmaatregelen die in deze gebieden op de agenda staan. De maatregelen zijn in Overijssel vooral gericht op vernatting en het verminderen van vermesting. Bij vernatting wordt het waterpeil verhoogd waardoor neerslag van stikstof minder invloed heeft op planten. Bovendien voorkomt dit verdroging waarbij toename van stikstof in de bodem optreedt. Bij vermesting is er sprake van een overmaat van stikstof en fosfaat in de bodem. Het verminderen daarvan gebeurt bijvoorbeeld door te plaggen. “Het platform ‘Samen werkt beter’ heeft gezamenlijk de maatregelen, de beoogde effecten en het draagvlak bekeken. In dit platform werken we samen met de waterschappen, terreinbeheerders, grondeigenaren, LTO en een andere organisaties aan het versterken van de economie en ecologie”.
Schop in de bodem
Het uitwerken van de maatregelen in het platform heeft geleid tot een verkenning voor elk gebied. De volgende stap is de uitvoering. “Het startsein is gegeven voor ongeveer 15 gebieden waar nu dus echt de schop de bodem ingaat. De partners hebben de verkenningen zelf gedaan en voeren ze ook deels zelf uit, waarbij wij zorgen voor de financiering. Zo is de gemeente Raalte de trekker van de uitvoering voor het Boetelerveld. De gemeente Dinkelland trekt zelfs drie gebieden, maar ook organisaties zoals de LTO, Staatsbosbeheer en Landschap Overijssel hebben het trekkerschap voor een aantal gebieden op zich genomen. Ten slotte nemen de waterschappen ook verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld het gebied langs de Vecht. Een logische keuze want de organisaties die in de gebieden zitten, hebben de meeste kennis hierover in huis.”
Succes van de PAS
Op de vraag wat het succes van de PAS bepaalt, antwoordt Maij stellig: “Samenwerking. Tussen de provincies onderling, want wat de ene provincie doet heeft ook effect buiten de provinciegrenzen. Maar ook met de ministeries, andere betrokken partijen en zoals ik zonet aangaf, met de partners in de gebieden. Belangrijk is ook om je te realiseren dat de PAS niet statisch is. De PAS staat niet stil. Het is een ingewikkeld proces en er kunnen zich gaandeweg ontwikkelingen voordoen waarbij het ministerie van Economische Zaken en wijzelf opnieuw antwoorden moeten vinden. Dat is helemaal niet erg, want het is een bewegend geheel. Maar voorlopig zie ik vele honderden bedrijven in Nederland weer vooruitkomen terwijl de natuur versterkt wordt. Ik vind dat winst.”