Project ANLb 2.0-Water zorgt voor eerste stap in samenwerking waterbeheer
‘Niet de middelen, maar het verbeteren van de waterkwaliteit als doel centraal stellen’
Een betere chemische en ecologische waterkwaliteit rondom landbouwgronden. Ook dat is onderdeel van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). De inzet van ANLb-waterbeheersubsidies – voor het halen van die doelen – bleef echter achter op de planning. Om hier versnelling in aan te brengen, startten provincies het project ANLb 2.0-Water.
Volgens projectleider Wouter Rozendaal ligt de oplossing voor beter waterbeheer voor de hand: een integrale gebiedsgerichte aanpak waarbij het ANLb samen met andere waterinstrumenten zoals investeringen en kennisoverdracht wordt ingezet. De bestaande uitvoeringsstructuren en financieringsinstrumenten maken dit volgens hem echter nog niet altijd mogelijk.
Meer dan beheer faunasoorten
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) bestaat sinds 2016. Het is een van de maatregelen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3), een Europees subsidieprogramma voor het ontwikkelen, verduurzamen en innoveren van het Nederlandse platteland. Via het ANLb verstrekken provincies subsidie aan collectieven van agrariërs om leefgebieden voor beschermde akker- en weidevogels en andere diersoorten op het boerenland te creëren en in stand te houden. Ruim 8.000 boeren – verenigd in 40 agrarische collectieven – werken binnen het ANLb samen. Het ANLb gaat echter verder dan beheer gericht op kwetsbare faunasoorten. Ook de zorg voor een betere waterkwaliteit rondom landbouwgronden valt hieronder. Maar juist dit onderdeel blijft achter op de planning. Voor provincies reden om in maart 2017 het project ANLb 2.0-Water te starten en zo te achterhalen wat hiervoor de oorzaak is en hoe dit kan worden opgelost. Het project werd afgelopen zomer afgerond, maar er is nog steeds werk aan de winkel.
Twee hoofdoorzaken
Volgens Wouter Rozendaal waren er twee hoofdoorzaken voor het achterblijven van het ANLb-Water: ‘De eerste reden is simpel: het ontbrak de betrokkenen aan kennis over het instrument ANLb-Water: wat houdt het precies in, welke maatregelen kun je nemen, waarom is het effectief? Hier hebben we hard aan gewerkt door bestaande kennis goed in kaart te brengen, gevraagd en ongevraagd advies te geven, informatiemateriaal te ontwikkelen en informatiebijeenkomsten te organiseren.’ De tweede reden voor het achterblijven van de waterdoelen, lag echter een stuk ingewikkelder. Rozendaal: ‘Die had vooral te maken met de mate van samenwerking tussen mensen van verschillende organisaties en programma’s en tussen verschillende subsidiesporen. Aan verbetering van de waterkwaliteit wordt aan de ene kant gewerkt door agrarische collectieven die vooral werken met ANLb-water. Aan de andere kant hebben de waterschappen in 2013 samen met Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) opgezet. Vreemd genoeg wordt er nog maar weinig samen opgetrokken. Een gemiste kans, want beide benaderingen richten zich op hetzelfde watersysteem, staan voor dezelfde opgaven en hebben grotendeels met dezelfde boeren te maken.’
Verschillen
‘Het probleem zit er vooral in dat beide benaderingen een eigen uitvoerings- en financieringsstructuur hebben’, aldus Wouter Rozendaal. ‘De uitvoeringsstructuur van het DAW loopt via het DAW-supportteam met regiocoördinatoren die samen met de landbouwsector projecten initiëren en voorbereiden. Het ANLb loopt via de provincies en collectieven. Het DAW richt zich in de uitvoering tot nu toe vooral op (niet-)productieve investeringen, kennisdeling en bedrijfsmanagementmaatregelen. De subsidie binnen het ANLb richt zich vooral op het compenseren van verlies aan inkomsten als gevolg van het natuurbeheer. Kortom: Het DAW richt zich op investeringen voorafgaand aan het beheer en kennis, ANLb gaat over het beheer.’
Krachten bundelen
Om de krachten toch te bundelen, heeft het project ANLb 2.0-Water de samenwerking gezocht met het DAW-team. Rozendaal: ‘Het had tijd nodig om elkaar te vinden. We zijn nu zover dat het DAW-team de agrarische collectieven – met hun netwerk van gebiedscoördinatoren richting agrariërs – en de koppeling van investeringen en kennis met beheer via ANLb-Water meer wil gaan benutten. Ook is gezamenlijk de wens uitgesproken om meer integraal gebiedsgericht te gaan werken. Daar hoort ook een gebiedsgerichte financiering zonder schotten bij. Deze moet gericht zijn op het bereiken van resultaten en niet op het verantwoorden van maatregelen. Op dit moment moeten voor de verschillende onderdelen: investeringen, kennis en beheer verschillende subsidieaanvragen worden ingediend. Dat zorgt voor te weinig integraliteit en flexibiliteit in de uitvoering. Het zou beter zijn als je de water- en natuurdoelen als gezamenlijk vertrekpunt neemt. Wat wil je samen bereiken en wat is daarvoor nodig? Hierbij hou je ook meer rekening met het feit dat je niet alles volledig in de hand hebt. En dat je afhankelijk bent van externe factoren tijdens de uitvoering. Hoe dit er exact uit moet zien, is een puzzel waarover we ons de komende jaren als provincies, waterschappen en rijksoverheid samen moeten buigen’, aldus Rozendaal.
Meer flexibiliteit
Volgens Rozendaal moet ook de nationale invulling van het plattelandsbeleid binnen het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020 flexibeler worden. ‘Ik bedoel hiermee dat je de keuze voor de maatregelen die je neemt, kunt uitstellen tot het moment dat deze echt genomen moeten worden. En ook dat je ze kunt afstemmen op de specifieke situatie. Hierdoor hebben de maatregelen die je neemt meer impact. Het huidige ANLb heeft dit al in zich, andere onderdelen van het plattelandsbeleid zouden hiervan kunnen leren. Met meer flexibiliteit neemt ook het draagvlak bij boeren toe, omdat meer maatwerk mogelijk is. Het zou goed zijn als deze werkwijze geïmplementeerd wordt in het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Gelukkig zijn de berichten uit Brussel hierover hoopvol.’