Weidevogelbeheer is vooral kansrijk in veenweidegebieden
Onderzoekers van Wageningen University & Research en het instituut voor vogelonderzoek Sovon concluderen dat er in het veenweidegebied relatief veel kansen zijn om de weidevogelstand te verbeteren. Beide organisaties hebben verschillende scenario’s ontwikkeld die inzichten geven in de instrumenten en financiële middelen die nodig zijn voor een plan van aanpak voor weidevogels waar staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken mee moet komen. De Tweede Kamer heeft hierom verzocht. In de scenario’s is bekeken welke factoren vooral van belang zijn en waar kansen en bedreigingen liggen.
Belangrijke factoren die succes of mislukking van weidevogelbeheer bepalen zijn volgens de onderzoekers: beschikbaarheid van voldoende voedsel, de invloed van schaalvergroting in de landbouw en intensivering, het landschap, predatie, klimaat en het beschikbare budget. Verbetering van de weidevogelstand kan volgens de onderzoekers vooral worden uitgevoerd in veenweidegebieden. Ontwatering in die gebieden leidt tot bodemdaling en extra CO2-uitstoot. Met een hoger waterpeil kunnen er optimale omstandigheden voor weidevogels worden gecreëerd. Gevolg is wel dat de landbouwproductie halveert. De inkomstenderving moet daar worden opgevangen door een vergoeding voor de gereduceerde CO2-uitstoot en een hogere prijs voor de geleverde producten.
Het voedsel van volwassen weidevogels bestaat voor ongeveer 20% uit larven en insecten en voor 80% uit regenwormen. Omdat regenwormen vochtige grond nodig hebben en bij droogte diep de grond in kruipen, is een hoog waterpeil belangrijk. Daarnaast moet de bodem veel organische stof bevatten, omdat wormen daarvan leven. In veel landbouwgebieden ligt dit gehalte veel lager dan voorheen. Kuikens moeten het hebben van insecten, torretjes en spinnen. Die leven in niet te dichte vegetaties en dus niet in een hoogproductieve grasmat. Om veilig te zijn voor predatoren moet het gras hoog zijn.
Het eerste proces dat het voor weidevogelbehoud lastig maakt is dat de belangen voor het behoud van weidevogels en het inkomen van de boer veelal tegengesteld zijn. Door de lage opbrengstprijzen hebben boeren weinig ruimte om natuur op hun bedrijf en boerenlandvogels in het bijzonder een kans te geven. Voor broedsucces is goed kuikenland cruciaal. Dan gaat het om laat gemaaid, vochtig en bloemrijk weiland.
Een tweede bedreiging is het geleidelijke verdwijnen van zeer open landschappen door verstedelijking, uitbreiding van infrastructuur en toename van bosjes en bomen. Onder andere door dit laatste is de predatie toegenomen. De populaties van diersoorten die eieren en kuikens van weidevogels eten nemen toe. Dan gaat het onder meer om vossen, roofvogels, grote meeuwen, kraaien, reigers, ooievaars, hermelijnen en marters. Of er minder bescherming van deze roofdieren moet komen of bestrijding, daarover laten de onderzoekers zich niet uit. Een andere belangrijke factor die meespeelt in succesvol weidevogelbeheer is het geld. In en buiten weidevogelreservaten ontvangen organisaties en boeren te weinig geld om voldoende beheermaatregelen te nemen, stellen de onderzoekers.
bron: Friesch Dagblad