Zo houden we de PAS in de gaten
Serie: Monitoring PAS en natuurherstel
Monitoren betekent: de vinger aan de pols houden. Om resultaten aan te tonen en zo nodig bij te sturen. Binnen het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is daar een stevig plan voor opgezet.
De PAS gaat over balans. Enerzijds werkt het programma aan een sterkere natuur door maatregelen te nemen die de neerslag van stikstof verminderen en de natuurkwaliteit verhogen. Anderzijds ontstaat daardoor ruimte voor economische ontwikkelingen. Hoe de economische activiteiten zich ontwikkelen kun je onder andere volgen via de meldingen en vergunningen die worden toegekend. Maar hoe weet je of de natuur ook sterker wordt? “Dit is het eerste jaar van de PAS en daardoor zijn nog niet alle effecten al meetbaar”, zegt Gwenn van der Schee, procesmanager PAS-monitoring, “er worden weliswaar maatregelen genomen, maar de natuur heeft nu eenmaal minimaal een paar jaar nodig om zich ook te herstellen. Wel kunnen we aangeven wat er dit jaar is gedaan om ervoor te zorgen dat de natuur sterker wordt.”
Harde cijfers
Die laatste vraag is van cruciaal belang voor het succes van de PAS. Want in het programma is bepaald dat als de natuur niet behouden blijft, er ook geen ruimte is voor economische ontwikkelingen. Er kunnen dan geen vergunningen meer worden verleend. De juristen die zich bezighouden met de vergunningverlening onder de PAS zitten dan ook te springen om cijfers die aangeven dat de PAS-herstelmaatregelen tot resultaat hebben geleid. Want hiermee kan worden aangetoond dat er met recht vergunningen worden verleend. Monitoring maakt het bovendien mogelijk om tijdig bij te sturen als dat nodig is.
Monitoring in de gaten houden
Hoe de PAS gemonitord wordt, is vastgelegd in het Monitoringsplan PAS. Daarin is vastgelegd hoe de uitvoering van het programma en de effecten daarvan gemonitord worden. Het PAS-bureau organiseert dit in nauwe samenwerking met het Rijk de provincies en het RIVM. Zij zorgen voor het verzamelen van de natuurgegevens. Het RIVM zorgt voor de cijfers over stikstof. Het PAS-bureau stelt op basis daarvan de monitoringsrapportages samen. Van der Schee houdt in de gaten of alle benodigde cijfers boven tafel komen. “Er is al veel informatie die we voor de monitoring van de PAS kunnen gebruiken. Denk aan de gegevens die in de Natura 2000-gebieden verzameld worden. Ik kijk wat we nog aan extra informatie nodig hebben die specifiek voor de PAS van belang is.”
PAS monitoringsplan
Meten of de natuur sterker wordt, wordt volgens het monitoringsplan PAS vanuit verschillende invalshoeken onderzocht. Belangrijkste doelen zijn: zicht te krijgen op de ontwikkeling van de stikstofdepositie, het behoud van natuurkwaliteit, de beschikbare ontwikkelingsruimte voor economische ontwikkelingen, de voortgang van de maatregelen en het functioneren van het programma. Deze informatie is straks terug te vinden in een jaarlijks overzicht per Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige natuur en in landelijke rapportages stikstof en natuur.
Verzamelen van informatie
Om na te gaan hoe het natuurherstel zich ontwikkelt, is een indeling gemaakt van de informatie die daarvoor verzameld moet worden. Allereerst zijn er gegevens nodig over de ontwikkeling van de stikstofgevoelige natuur in de Natura 2000-gebieden. Daarnaast is de focus gericht op de herstelmaatregelen. Wat is de voortgang? Komt het beoogde herstelproces op gang? Omdat cijfers veel zeggen maar niet alles, worden er ook jaarlijkse veldbezoeken aan de gebieden met stikstofgevoelige natuur georganiseerd.
Evaluatie
De monitoring van de PAS vindt elk jaar plaats. Alle verzamelde gegevens worden bij elkaar gebracht in rapportages die in het najaar verschijnen. Na drie jaar is er een tussentijdse evaluatie en na zes jaar een eindevaluatie.
Leren
Inmiddels zijn de provincies samen met de natuurbeheerders druk bezig met het uitvoeren van de herstelmaatregelen. Op sommige plekken is al goed zichtbaar wat dit betekent. Zo zijn er velden afgeplagd en is het waterpeil verhoogd om gebieden natter te maken. Naar verwachting keren de stikstofgevoelige planten hierdoor terug, maar er is nog wel even geduld voor nodig om dat ook te kunnen zien. Van der Schee: “Zoals gezegd is dit het eerste PAS-jaar. Op alle fronten leren we van wat er nu gebeurt. Daarom houden we de vinger goed aan de pols. Daarmee kunnen we de PAS en de monitoring steeds meer verbeteren.”
Lees ook in deze serie:
Zo houden we de PAS in de gaten, interview met Gwenn van der Schee, procesmanager PAS Monitoring
Op weg naar doorontwikkeling Monitor als tool voor gebiedsrapportages, nieuwsbericht website AERIUS
Unieke aanpak van monitoring, interview met Nina Smits, herstelecoloog Alterrra en Peter van der Molen, adviseur Natuurmonitoring BIJ12
Gaat de kwaliteit van de natuur al vooruit?, interview met Marcelle Lock, adviseur Natuurmonitoring BIJ12
Provincie en natuurbeheerder met de PAS op stap, interview met Mira Heesakkers, beleidsmedewerker provincie Noord-Holland
Het PAS-gebied ingaan is leuk en leerzaam, interview met Jaap Graveland, Rijkswaterstaat
Van wit naar grijs duin, interview met Mariëlle de Rooij, beleidsmedewerker provincie Zuid-Holland