Duiven

Bijgewerkt op: 24 juli 2024

In dit document wordt beschreven welke maatregelen agrariërs kunnen nemen om gewasschade door houtduiven, holenduiven, verwilderde duiven en Turkse tortels te voorkomen of te beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig vanaf november 2024

1. Inleiding

De houtduif is de meest voorkomende duivensoort in Nederland. Het grootste deel van de populatie verblijft meestal het hele jaar in Nederland. Een klein deel trekt in de winter weg richting het zuidwesten. Andere houtduiven komen juist vanuit het noorden naar Nederland om te overwinteren. Houtduiven foerageren voornamelijk op akkerlanden. Holenduiven komen ook veelvuldig voor in Nederland. De Turkse tortel komt in Nederland vrij algemeen voor, met name in stedelijke gebieden en bij voederkuilen op veebedrijven. Verwilderde duiven komen in heel Nederland voor.

In de Omgevingswet is vastgelegd dat iedereen zorg draagt voor levende dieren en planten en hun directe omgeving. Dit noemen we de zorgplicht voor natuur. De Beschermde Soorten Indicator (BeSi) helpt om aan deze zorgplicht te voldoen.

2. Gewasschade verspreid over het jaar

Akkerbouw Soort schade Soort duif Seizoen
Graan Vraatschade Houtduif, holenduif, verwilderde duif en Turkse tortel Lente t/m herfst
Peulvruchten Vraatschade en bevuilingsschade Houtduif, holenduif, verwilderde duif en Turkse tortel Lente t/m herfst
Grasland Soort schade Soort duif Seizoen
Graszaad, graszoden en ingezaaid grasland Vraatschade Houtduif, holenduif, verwilderde duif en Turkse tortel Lente, zomer
Vollegrondsgroenten Soort schade Soort duif Seizoen
Algemene vollegrondsgroenten Vraatschade en bevuiling Houtduif, holenduif, verwilderde duif Lente t/m herfst
Spinazie/sla/andijvie Vraatschade en bevuiling Houtduif, holenduif Lente t/m herfst
Koolsoorten Vraatschade en bevuiling Houtduif, holenduif Jaarrond
Cichorei/witlof Vraatschade Houtduif, holenduif Lente
Fruit Soort schade Soort Duif Seizoen
Aardbeien Vraatschade Houtduif Lente, zomer
Kersen/morellen Vraatschade Houtduif Lente, zomer
Bessen Vraatschade en vernieling Houtduif Lente, zomer
Druiven Vraatschade en vernieling Houtduif Lente, zomer

Tabel 1 t/m 4: Gewasschade verspreid over het jaar.

3. Preventieve maatregelen

De maatregelen ter voorkoming van gewasschade zijn verdeeld over vier categorieën: visuele maatregelen, akoestische maatregelen, afschermingsmaatregelen en beheermaatregelen. Per maatregel wordt de ecologische effectiviteit, de praktische inzetbaarheid en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Het referentiejaar voor alle genoemde prijzen is 2024.

De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en ervaringen van agrariërs uit de praktijk. Vaak zal het nemen van een enkele maatregel schade niet kunnen voorkomen. Het wordt aanbevolen om een combinatie van maatregelen te nemen, maar ook dat biedt geen volledige garantie om schade te voorkomen.

In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores (laag, gemiddeld en hoog) geven aan hoe deze maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.

MAATREGELEN ECOLOGISCHE EFFECTIVITEIT TIJDSINSPANNING AGRARIËR KOSTEN AGRARIËR
Visueel
Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen Gemiddeld Laag Gemiddeld
Reflecterende flitsende objecten Laag Laag Gemiddeld
Akoestisch
Knalapparaat Hoog Hoog Gemiddeld
Vogelafweerpistool Hoog Hoog Laag
Afscherming
Afdeknetten Hoog Hoog Hoog
Vliesdoek Laag Gemiddeld Hoog
Aantrekken natuurlijke vijanden
Zitpalen roofvogels Laag Gemiddeld Gemiddeld
Beheer
Ondersteunend afschot Hoog Laag Laag

Tabel 5: Overzicht preventieve maatregelen voor duiven.

3.1 Visuele maatregelen

De visuele maatregelen behalen hun effect door op zichtbare wijze schadeveroorzakende dieren te weren of verjagen. In deze paragraaf zullen de effectief beoordeelde visuele maatregelen worden toegelicht.

3.1.1 Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen (zoals de Scary Man) verjagen duiven door middel van geluid en visuele prikkels.
Tabel 6: Score voor vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 6: Score voor vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 1: Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen tegen duiven

Figuur 1: Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen tegen duiven

Ecologische effectiviteit

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen zijn ontworpen om vogels af te schrikken door onverwachte bewegingen en geluiden te produceren en hebben een directe effectiviteit. De vogelverschrikkers zijn het effectiefst wanneer die uit zoveel mogelijk onvoorspelbare elementen bestaan, zoals abrupte geluiden of periodiek volledig opblazen, zoals bij de Scary Man. Aangezien veel soorten vogels snel gewend raken aan verstoring in de omgeving (er ontstaat een verminderd schrikeffect als de verstoringsbron geen invloed heeft op de overleving van het individu), is het van belang dat deze onverwachte gebeurtenissen meermaals (binnen een uur) plaatsvinden. Daarbij dient de vogelverschrikker minimaal om de vijf dagen te worden verplaatst, zodat de ‘angst voor het nieuwe’ blijft bestaan. Onder deze voorwaarden varieert de duur van het verjagingseffect bij duiven van enkele dagen tot weken, en is daarom ecologisch effectief te noemen. De effectiviteit van dergelijke vogelverschrikkers is met name onderzocht voor duiven in open gebieden, zoals akkers en weilanden.

Voor grondgebonden teelt kan de vogelverschrikker op grondniveau worden geplaatst. De geschatte dekking van deze maatregel is 1 tot 4 hectare. Het is belangrijk dat de grondgebruiker zich bewust is van mogelijk negatieve effecten van het gebruik van dit middel op andere aanwezige diersoorten. Zo zou de inzet van een vogelverschrikker met akoestische en bewegende delen in het voorjaar weidevogels of doortrekkende steltlopers (o.a. kievit, wulp, goudplevier) kunnen verstoren, maar dit is nog onvoldoende onderzocht. Tegelijkertijd kan het ook een wenselijk bijkomend effect opleveren als andere overlastgevende dieren (o.a. ganzen, kleine zangvogels, koeten, kraaiachtigen, eenden, meeuwen) wel verjaagd worden. Het is mogelijk om deze maatregel te combineren met andere verjagingsmaatregelen, zoals het aantrekken/inzetten van roofvogels en lasers.

Praktische inzetbaarheid

Vogelverschrikkers met akoestische en bewegende delen worden elektrisch bediend en opgeblazen in minder dan 30 seconden. Gebruikers kunnen bij de modernere versies van de Scary Man intervallen en aanvangs- en eindtijden zelf instellen.

De Scary Man produceert een luid geluid en beschikt over verlichting. Beide kunnen onafhankelijk van elkaar aan- of uitgeschakeld worden. De Scary Man werkt op een accu van 12 volt. Als dat niet wenselijk is kan een 220V/12V-adapter worden gebruikt. Deze maatregel is toepasbaar op alle vormen van landgebruik. Indien de vogelverschrikker niet zichtbaar of hoorbaar is voor de ganzen (bijvoorbeeld door maïsteelt) is de maatregel minder goed toepasbaar.

Het apparaat is gemakkelijk te installeren en dit duurt ongeveer 10 tot 30 minuten. De verdere tijdsinspanning is afhankelijk van de gewenste frequentie van verplaatsing en afstelling. De aanschafkosten voor dit type vogelverschrikker kunnen uiteenlopen van €500 tot €700. De body is afzonderlijk aan te schaffen voor €75 tot €100. Er dient wel een accu van 12 volt te worden aangeschaft om de Scary Man te laten werken. Daarvoor liggen de kosten tussen de €100 en €250. De accu van de Scary Man kan ook worden geladen door middel van een zonnepaneel. De kosten hiervan zijn ongeveer €140. In plaats van een accu kan ook een adapter (220V/12V) worden gebruikt. Deze kost ongeveer €200.

Een Scary Man heeft een levensduur van 10 tot 15 jaar. Mogelijk is de body eerder aan vervanging toe. De onderhoudskosten zijn laag. Indien er een klein gat in de body ontstaat, kan dit met gewone tape worden verholpen.

De Scary Man kan ongewenste effecten hebben op mensen (in de vorm van overlast) als het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied staat. Houd er bij het gebruik van een knalapparaat rekening mee dat dit schrikreacties en klachten kan veroorzaken van mensen uit de nabije omgeving. De Scary Man is het gehele jaar inzetbaar en is gemakkelijk in gebruik. Het instellen van de juiste waarden (tijden, geluid, licht) kan complex zijn indien de gebruiker daar nog geen ervaring mee heeft.

Wet- en regelgeving

Er zullen voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen die afhankelijk zijn van de aard van de visuele maatregelen. Bij plaatsing in bermen zal bovendien toestemming van de wegbeheerder vereist zijn. De toepassing van visuele verjagingsmiddelen valt over het algemeen onder agrarisch gebruik en is daarom toegestaan.

3.1.1 Reflecterende, flitsende objecten

Objecten die daglicht of uv-licht reflecteren en zo dieren kunnen afschrikken.

Tabel 7: Score voor reflecterende, flitsende objecten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 7: Score voor reflecterende, flitsende objecten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 2: Reflecterende en flitsende objecten tegen duiven

Figuur 2: Reflecterende en flitsende objecten tegen duiven

Ecologische effectiviteit

Reflecterende, flitsende maatregelen (zoals FireFly-bakenkaarten of flitsmolens) schrikken vogels visueel af door het genereren van onvoorspelbare flitsen of reflecties, onder andere in het voor vogels zichtbare uv-spectrum. Er zijn geen wetenschappelijke bronnen bekend die de werking van deze maatregelen hebben onderzocht op duiven. Wel is er beperkt onderzoek uitgevoerd naar het verjagingseffect op kleine zangvogels, daaruit bleek deze methode gedurende enkele dagen tot weken effectief. Er kan worden verondersteld dat deze werking ook van toepassing is op duiven. Gewenning is een factor bij stationaire reflectoren of flitsen, maar doordat de kaarten meebewegen met de wind, is het risico op gewenning naar verwachting kleiner.

De FireFly-kaarten moeten boven de (fruit)bomen worden geplaatst, met een onderlinge afstand van 10 tot 15 meter. De kaarten moeten direct zonlicht kunnen opvangen en vrij kunnen roteren. Onderzoek wijst uit dat het plaatsen van de kaarten direct in de windsingel leidt tot de meest effectieve schadevermindering.

Reflecterende, flitsende maatregelen kunnen ook een verjagend effecten hebben op andere overlastgevende dieren, zoals kleine zangvogels. Ongewenste effecten van reflecterende, flitsende maatregelen op andere diersoorten zijn laag.

De maatregel dient gecombineerd te worden met andere, niet-visuele verjagingsmaatregelen om tot succesvolle schadepreventie te komen (bijvoorbeeld akoestische methoden als een vogelafweerpistool).

Praktische inzetbaarheid

Reflecterende, flitsende maatregelen zoals FireFly-bakenbaarten reflecteren daglicht en uv-licht. De FireFly-bakenkaart is aan de bovenzijde voorzien van twee retroreflecterende stickers die het licht reflecteren en verspreiden. Hierdoor ontstaat een sprankelend effect dat tot op 250 meter afstand zichtbaar is. De vogels worden door de reflectie en de beweging alert gemaakt op een object en kiezen tijdig een andere richting. De FireFly-bakenkaart werkt ook onder bewolkte en mistige omstandigheden omdat ook uv-licht wordt gereflecteerd.

De kaarten of molens moeten boven de vegetatie uitkomen (bijvoorbeeld bij de akkerbouw boven de gewassen; in de fruitteelt boven de (fruit)bomen), zodat de reflectoren op de molens direct zonlicht op kunnen opvangen en vrij kunnen roteren. De onderlinge afstand tussen de molens dient tussen de 10 tot 15 meter te zijn. De reflecterende flitsen moeten vanaf elke positie op het perceel zichtbaar zijn. Onderzoek wijst uit dat het plaatsen van de molens direct in de windsingel leidt tot de meest effectieve schadevermindering.

De maatregelen zijn op alle landgebruiksvormen mogelijk. Het is wel belangrijk dat de FireFly-bakenkaarten zo worden vastgemaakt dat die vrij kunnen roteren. Daarnaast moet de kaart overdag in het directe zonlicht worden gehangen om in de nacht het maximale effect te hebben. Het bereik zal in de fruitteelt worden beperkt door de beslotenheid van een boomgaard.

De bakenkaart is eenvoudig te bevestigen met een klem aan bijvoorbeeld kabels en andere draden, waaronder binddraad. Het is aanbevolen om 45 bakenkaarten per hectare te bevestigen. De bakenkaarten moeten ongeveer 10 tot 15 meter uit elkaar worden geplaatst. Ervan uitgaande dat er enkele minuten nodig zijn per kaart, zal de tijdsinspanning tussen de twee en drie uur per hectare bedragen.

Flitsmolens zijn eenvoudig in de grond te plaatsen. Afhankelijk van de leverancier zullen de molens nog in elkaar moeten worden gezet. Er dienen minstens vier flitsmolens per hectare te worden geplaatst. Verdeel deze over het perceel zodat de flitsen vanaf elke positie op het perceel zichtbaar zijn. Ervan uitgaande dat er per molen 15 minuten nodig zal zijn, bedraagt de totale tijdsinspanning ongeveer een uur per hectare.

De kosten voor een FireFly-bakenkaart (online te vinden via de term “FireFly MET Bird Diverters”) bedragen €25 tot €30 en gaat ongeveer 10 jaar mee. De flitsmolens zijn rond de €4 tot €60 per hectare als er vier molens per hectare worden geplaatst (dus €1 tot €15 euro per stuk). Deze zijn in verschillende maten en kwaliteit beschikbaar. De levensduur is afhankelijk van de kwaliteit en de omstandigheden. Harde wind kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat de flitsmolens kapotgaan.

Er zijn geen ongewenste effecten op mensen en de bakenkaarten zijn het gehele jaar inzetbaar.

Wet- en regelgeving

Er zullen voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen bij plaatsing en gebruik van visuele maatregelen. Bij plaatsing in bermen zal toestemming van de wegbeheerder vereist zijn. Visuele middelen kunnen bovendien nadelig zijn voor het landschap of de beleving van het landelijk gebied vanwege de lichthinder. De toepassing van visuele verjagingsmiddelen valt over het algemeen onder agrarisch gebruik en is daarom meestal toegestaan.

3. 2 Akoestische maatregelen

Een knalapparaat is een gaskanon dat luide explosies of knallen voortbrengt.

Tabel 8: Score voor knalapparaat op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 8: Score voor knalapparaat op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 3: Knalapparaat tegen duiven

Figuur 3: Knalapparaat tegen duiven

Ecologische effectiviteit

Een knalapparaat heeft een hoge, directe effectiviteit, mits onvoorspelbaar en onregelmatig gebruikt, en kan ganzen voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen indien het apparaat dagelijks wordt gebruikt. Na deze periode bestaat de kans dat de dieren opnieuw op het perceel zullen neerstrijken. Er treedt een lage mate van gewenning op, mits het knalapparaat willekeurig wordt gebruikt. Als een knalapparaat voorspelbaar en regelmatig wordt gebruikt, treedt snel gewenning op.

De grondgebruiker moet bij het gebruik van een knalapparaat rekening houden met andere dieren in het gebied. Het knalapparaat kan hier namelijk ongewenste effecten (geluidsoverlast) op hebben. Het knalapparaat kan ook wenselijke neveneffecten hebben op andere overlastgevende dieren op het land, zoals ganzen, koeten, kraaiachtigen, eenden en meeuwen.

Uit onderzoek blijkt dat het knalapparaat potentie heeft om in combinatie met andere, visuele maatregelen te worden gebruikt. Dit zal het succes van verjaging vergroten en de kans op gewenning verkleinen.

Praktische inzetbaarheid

Door de inzet van een knalapparaat worden de dieren weggejaagd maar niet verwond. Om gewenning te voorkomen wordt het aangeraden om het apparaat elke twee tot drie dagen te verplaatsen.

Het knalapparaat is goed toepasbaar in de akkerbouw en fruitteelt. In de veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.

Het installeren van een knalapparaat kost gemiddeld 30 tot 60 minuten. Frequente (liefst dagelijkse) verplaatsing is vereist om gewenning bij ganzen te voorkomen.

De aanschafkosten van het apparaat variëren van €300 tot €800, afhankelijk van de opties die het knalapparaat heeft, willekeurige intervallen tussen de knallen en automatische programma’s via apps. De levensduur van het knalapparaat is 10 tot 15 jaar. De gasfles moet (afhankelijk van het model) na 15.000 tot 17.000 knallen worden vervangen. Dit kost ongeveer €50. Als het toestel schoon wordt gehouden is verder geen onderhoud noodzakelijk. Als de hoogspanningsgenerator defect gaat, kost vervanging €75 tot €100.

Het knalapparaat heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied staat. Houd er bij het gebruik van het apparaat rekening mee dat knallen schrikreacties en klachten kunnen geven van mensen uit de omgeving. Het knalapparaat is niet het gehele jaar inzetbaar. Dit is afhankelijk van wanneer de gewassen op het veld staan en de regels van de gemeente.

Een simpele variant van het knalapparaat is gemakkelijk te gebruiken. Een geavanceerder model biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld intervallen en tijdsloten in te stellen. Indien de gebruiker geen ervaring heeft met het afstellen van een knalapparaat kan dat mogelijk enige complexiteit geven. Sommige knalapparaten maken ook gebruik van een app.

De richtlijnen voor het gebruik van het knalapparaat zijn:

  • tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen
  • < 5 hectare – 1 knalapparaat;
  • > 5 hectare – minimaal 1 knalapparaat per 5 hectare;
  • verplaats de apparaten iedere twee tot drie dagen.

Wet- en regelgeving

Afhankelijk van de aard van de te treffen akoestische maatregel is het aannemelijk dat regelgeving uit het omgevingsplan of plaatselijke verordening mede bepalend is voor het kunnen gebruik maken van, bijvoorbeeld, knalapparaten. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen aan het gebruik van knalapparatuur worden gesteld ten aanzien van de locatie, periode en gebruik van de apparatuur. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.

Ook kunnen rond natuurgebieden (Natura2000) beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van akoestische maatregelen en zijn binnen provincies stiltegebieden aangewezen waarbinnen ook beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden, om de stilte binnen deze gebieden te bewaren.

3.2.2 Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis.

Tabel 9: Score voor vogelafweerpistool op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 9: Score voor vogelafweerpistool op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Een vogelafweerpistool heeft een hoge, directe effectiviteit (schrikreactie en opvliegen) en kan ganzen voor enkele uren tot dagen verjagen van een perceel. Het geluid van een geweerschot zouden ganzen kunnen associëren met ernstige dreiging (dodelijke afloop na (ondersteunend) afschot), maar uit onderzoek blijkt dat ganzen door deze methode geen langere afstanden vliegen of de terugkeerkans verkleinen in vergelijking met verjaging door fysieke aanwezigheid van de mens. Na deze verjaagtijd bestaat de kans dat de ganzen opnieuw zullen neerstrijken op het perceel, waarbij herhaaldelijk verjagen het verjaagsucces en de terugkeertijd naar het perceel vergroot. Er treedt een lage mate van gewenning op, mits het vogelafweerpistool op onvoorspelbare wijze wordt gebruikt. De maatregel werkt op perceelsniveau.

De gebruiker van het vogelafweerpistool moet rekening houden met andere dieren die in het gebied zitten wanneer het vogelafweerpistool wordt gebruikt. Het vogelafweerpistool kan hier namelijk ongewenste effecten (geluidsoverlast) op hebben.

Het vogelafweerpistool kan ook wenselijke neveneffecten hebben op andere overlastgevende dieren op het land, zoals ganzen, koeten, kraaiachtigen, eenden en meeuwen.

Uit onderzoek blijkt dat het vogelafweerpistool potentie heeft om in combinatie met visuele maatregelen te worden gebruikt, zoals een inzet van (getrainde) honden en/of een laser. Dit zal het succes van verjaging vergroten en de kans op gewenning verkleinen.

Praktische inzetbaarheid

De schutter schiet twee tot drie vogelafweerpatronen per perceel per keer met het pistool. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is goed toepasbaar op alle landgebruiksvormen. In de veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.

Het gebruik van een vogelafweerpistool is arbeidsintensief, omdat percelen minimaal tweemaal per dag moeten worden gecontroleerd en eventuele aanwezige vogels moeten worden verjaagd. Het gebruik van een vogelafweerpistool neemt slechts enkele minuten in beslag op het perceel, maar afhankelijk van de afstand tot het perceel kan de tijdsinspanning toenemen.

De aanschafkosten bedragen ongeveer €135 tot €150. Daarnaast moet de verjager jaarlijks ongeveer €65 betalen voor de verlenging van zijn wapenvergunning. Het pistool schiet met losse flodders, waarvoor de kosten variëren van €1 tot €2 per patroon. De levensduur is afhankelijk van de frequentie van het gebruik. De verwachting is dat het pistool bij intensief gebruik minimaal 5 jaar mee kan gaan en bij beperkt gebruik tot wel 20 jaar. Als het pistool regelmatig wordt schoongemaakt hoeft verder geen onderhoud plaats te vinden.

Het vogelafweerpistool heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Houd er bij het gebruik van een vogelafweerpistool rekening mee dat het geluid schrikreacties en klachten kan geven door mensen uit de omgeving. Een vogelafweerpistool mag in de basis het gehele jaar worden gebruikt.

De richtlijnen voor het gebruik van het vogelafweerpistool zijn:

  • percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).

Wet- en regelgeving

Het is aannemelijk dat de regelgeving uit het omgevingsplan of plaatselijke verordening medebepalend is voor welke akoestische maatregelen kunnen worden toegepast. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen gelden voor het gebruik van bepaalde apparatuur ten aanzien van de locatie, periode en het soort apparatuur. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.

Het vogelafweerpistool kent nadere regelgeving voor rechtmatig gebruik. Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en te gebruiken. In sommige gemeenten kunnen aanvullende eisen gelden ten aanzien van het gebruik op specifieke locaties.

Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000) en binnen stiltegebieden die door provincies zijn aangewezen (waar eveneens beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden om de stilte binnen deze gebieden te bewaren).

3.3 Afschermingsmaatregelen

Afschermingsmaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te weerhouden van het betreden van een perceel. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.3.1 Afdeknetten

Afdeknetten worden in de fruitteelt gebruikt om vogels te weren. De netten moeten strak worden gespannen op een frame van palen en touwen. Afdeknetten worden ook gebruikt ter bescherming van opgeslagen ruwvoer.

Tabel 10: Score voor afdeknetten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 10: Score voor afdeknetten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 4: Afdeknetten tegen duiven

Figuur 4: Afdeknetten tegen duiven

Ecologische effectiviteit

Het gebruik van afdeknetten is een ecologisch effectieve maatregel met een langdurig positief effect. Een afdeknet is het effectiefst als een perceel volledig wordt omheind (bovenkant en zijkanten). Zolang de netten volgens de richtlijnen worden geplaatst is de kans op gewenning erg laag en biedt het net bescherming voor onbepaalde tijd.  Het is van belang om de netten goed te plaatsen, zodat er geen zwakke plekken zijn waardoor roofvogels alsnog kunnen binnendringen.

Afdeknetten kunnen op percelen van verschillende groottes worden gebruikt. Het gebruik van afdeknetten heeft een beperkt effect op andere diersoorten buiten het perceel, tenzij de netten niet strak genoeg gespannen zijn waardoor ongewenste verstrikking optreden. De inzet van afdeknetten stelt de gebruiker in staat om ook andere (ongewenste) vogelsoorten van het perceel af te houden.

Ongewenste effecten op dieren kunnen optreden in de vorm van verstrikking, wat mogelijk is als de netten niet strak genoeg worden gespannen. Daarnaast kunnen de netten een deel van het daglicht wegnemen, wat invloed kan hebben op de vruchtzetting, de groei en het suikergehalte van het fruit.

Praktijkervaring heeft uitgewezen dat vogels in sommige gevallen een afgedekt perceel toch binnen weten te dringen. In dit geval wordt aangeraden om deze maatregel te combineren met andere methoden, zoals akoestische maatregelen.

Praktische inzetbaarheid

Afdeknetten worden gebruikt om verschillende vogelsoorten te weren. De netten kunnen los over het gewas worden gelegd of worden opgehangen aan een frame van palen en touwen. Gebruik stevige, fijnmazige netten. Netten werken op perceelsniveau, de enige beperking is de hoeveelheid net die mogelijkerwijs kan worden gespannen.

De netten kunnen worden toegepast op alle landgebruiksvormen, maar is voornamelijk geschikt voor de fruitteelt en kleinere gewassen. Daarentegen is het gebruik van netten minder geschikt voor de akkerbouw en graslandpercelen, omdat die voor de uitvoering van landbouwwerkzaamheden soms verwijderd zullen moeten worden. De maatregel is daarom het best toepasbaar bij permanente of meerjarige teelt, zodat het afdeknet zelden verwijderd hoeft te worden.

De afdeknetten worden opgehangen aan een frame van palen en touwen en strak gespannen. Er zal per hectare moeten worden gerekend op ongeveer 80 uur voor het opzetten. Het verwijderen van de netten zal enkele tot tientallen uren per hectare in beslag nemen, afhankelijk van hoe de netten bevestigd zijn. Houd er rekening mee dat het net kan beschadigen als het moet worden verplaatst.

De kosten voor 100 vierkante meter afdeknet variëren van €40 tot €150. Dit betekent dat een hectare afdeknet ongeveer €4.000 tot €15.000 zal kosten. Houten palen kosten tussen de €10 en €20 per stuk. Het verschil in kwaliteit van de netten en palen draagt bij aan de grote prijsrange. Door de hoge kosten is deze methode alleen rendabel bij navenant hoge schade. De kosten kunnen echter wel worden afgeschreven over vele jaren. Deze maatregel kan wel een forse reductie van de schade opleveren.

Afdeknetten hebben een lange levensduur, mits die goed worden gebruikt en opgeslagen. De netten zullen gemiddeld 10 tot 15 jaar meegaan. Een klein gat kunt u zelf bij elkaar knopen met een touw. Mocht er grote schade ontstaan, dan zal soms het gehele net moeten worden vervangen.

Er zijn geen ongewenste effecten op mensen bij gebruik van afdeknetten. Enkel het aanzicht van de gewassen zal veranderen. De afdeknetten zijn op ieder moment van het jaar inzetbaar, tenzij er landbouwwerkzaamheden plaatsvinden.

Wet- en regelgeving

Bij afschermingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met ongewenste effecten, zoals het vangen van beschermde vogels in netten. In beginsel is het gebruik van netten daarom omgevingsvergunningplichtig. Netten zijn aangewezen in bijlage IV, onder a, bij die Vogelrichtlijn en daarom verboden om toe te passen zonder omgevingsvergunning als vangmiddel (art. 11.40 Bal). Het zich buiten een gebouw bevinden met een net, geschikt en bestemd voor het vangen van vogels is verboden (art.11.72 Bal). Bij het afschermen van gewassen is uiteraard niet het doel om vogels te vangen, maar onzorgvuldig gebruik als afschermmiddel kan wel worden geïnterpreteerd als aanmerkelijk risico op het vangen van vogels, waarmee in de zin van art. 11.37 van het Bal toch opzettelijk vogels worden gevangen (voorwaardelijke opzet). Stevige, fijnmazige netten moeten daarom strak worden gespannen en moeten op spanning blijven. Het moet te allen tijde worden voorkomen dat vogels onder de netten door kunnen komen en alsnog worden gevangen.

3.3.2 Vliesdoek

Vliesdoeken worden ingezet om ingezaaide en opkomende gewassen te beschermen tegen nachtvorst, uitdroging en insecten. Vliesdoek is zeer licht. Het is lucht- en waterdoorlatend en uv-bestendig. Vliesdoek laat 90 procent van het licht door en beperkt het vochtverlies. In het voorjaar kan het aanbrengen van vliesdoek de teelt van verschillende groenten – waaronder wortelen, bieten, kolen, en planten in de sierteelt – met 1 tot 3 weken vervroegen. Deze doeken kunnen een fysieke barrière vormen voor vogels.

Tabel 11: Score voor vliesdoek op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 11: Score voor vliesdoek op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 5: Vliesdoek tegen duiven

Figuur 5: Vliesdoek tegen duiven

Ecologische effectiviteit

Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de effectiviteit van vliesdoeken tegen insectenschade bewijzen, zijn er geen wetenschappelijke onderzoeken naar de effectiviteit tegen vogels. Er zijn vanuit de praktijk echter goede ervaringen met het uitsluiten van vogels via vliesdoek. Er wordt aangenomen dat vliesdoeken voor het uitsluiten van duiven een matige ecologische effectiviteit hebben. Soms ontdekken intelligente duiven hoe ze de doeken kunnen verwijderen of kapotmaken. Vliesdoeken kunnen echter wel een tijdelijke bescherming vormen voor kwetsbare jonge gewassen. Er bestaat een matige kans op gewenning.

Vliesdoeken werken op perceelsniveau. Vliesdoeken kunnen wenselijke neveneffecten hebben op insecten en andere vogelsoorten die schade kunnen veroorzaken. Daarnaast beschermen de doeken jonge planten tegen nachtvorst, waardoor het groeiseizoen met enkele weken kan worden vervroegd. Aangezien vliesdoeken doorgaans van synthetisch materiaal worden gemaakt, kunnen ongewenste effecten optreden in de vorm van vervuiling.

Praktische inzetbaarheid

De vliesdoeken worden los over de gewassen gelegd en rondom ingegraven of bevestigd met netbeugels of stenen. Het vliesdoek kan in principe op alle landgebruiksvormen worden gebruikt, maar wordt voornamelijk toegepast op lage gewassen. Het kan eventueel een paar keer per jaar worden verwijderd.

De tijdsinspanning voor het plaatsen van de vliesdoeken varieert tussen de 10 en 20 uur per hectare. De kosten voor het vliesdoek komen uit op €0,25 tot €1 per vierkante meter vliesdoek. De kosten zijn dus afhankelijk van de hoeveelheid vierkante meter die moet worden bedekt. De kosten voor de bedekking van een hectare bedragen €2.500 tot €10.000. Netbeugels om het doek mee vast te zetten kosten rond de €0,30 per stuk. Het kan een voordeel zijn dat deze maatregel mogelijk leidt tot hogere opbrengsten door de vervroeging van de groei, vermindering van verliezen en lagere kosten voor gewasbeschermingsmiddelen.

Een vliesdoek gaat gemiddeld drie jaar mee. Houd er rekening mee dat het doek soms eerder vervangen moet worden door windschade. Daarnaast zijn er situaties voorgekomen waarbij wilde eenden en grauwe ganzen door het vliesdoek hebben gepikt.

In principe wordt een vliesdoek gebruikt als bescherming tegen de vorst en wordt het dus voornamelijk in de wintermaanden gebruikt. Voor de preventie van schade door duiven kan deze maatregel ook buiten de wintermaanden worden gebruikt. In de zomermaanden helpt een vliesdoek tegen oververhitting en zonnebrand, terwijl de gewassen wel voldoende licht krijgen. Het vliesdoek kan landwerkzaamheden hinderen en moet bij bewerking van het land mogelijk worden verwijderd.

Het gebruik van de vliesdoeken is niet complex, maar de doeken moeten wel met meerdere mensen worden geplaatst. Het bevestigen van vliesdoeken met netbeugels of stenen vergt enige vaardigheid.

Wet- en regelgeving

Bij afschermingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met ongewenste effecten, zoals het vangen van beschermde vogels. Vliesdoeken moeten zodanig worden toegepast dat ze geen gevaar opleveren voor het onbedoeld vangen van vogels. Bij het afschermen van gewassen is uiteraard niet het doel om vogels te vangen, maar onzorgvuldig gebruik als afschermmiddel kan wel worden geïnterpreteerd als aanmerkelijk risico op het vangen van vogels, waarmee in de zin van art. 11.37 van het Bal toch opzettelijk vogels worden gevangen (voorwaardelijke opzet). Het moet te allen tijde worden voorkomen dat vogels onder de vliesdoeken kunnen komen en alsnog worden gevangen.

3.4 Aantrekken van natuurlijke vijanden

Door het aantrekken van natuurlijke vijanden kan fauna worden geweerd of verjaagd. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.4.1 Zitpalen Roofvogels

Een zitpaal voor roofvogels kan geplaatst worden op het perceel om roofvogels aan te trekken.  Doordat het plaatsen van zitpalen geen garantie biedt tot het succesvol aantrekken van roofvogels, dient deze maatregel altijd gecombineerd te worden met andere verjaagmiddelen.

Tabel 12: Score voor zitpalen roofvogels op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 12: Score voor zitpalen roofvogels op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Figuur 6: Zitpalen tegen duiven

Figuur 6: Zitpalen tegen duiven

Ecologische effectiviteit

De aanwezigheid van roofvogels maakt een gebied minder aantrekkelijk voor andere vogels, waaronder duiven. Het plaatsen van zitpalen kan roofvogels aantrekken, maar dit biedt geen garanties. Daarnaast zijn roofvogels niet continu aanwezig, waardoor bij afwezigheid van roofvogels de duiven terug zullen komen. Het is daarom lastig te zeggen in hoeverre deze maatregel effectief is en voor hoelang. Bij succesvolle aantrekking wordt uitgegaan van een relatief hoge effectiviteit die uren-dagen per bezoek van een roofvogel zal werken. Duiven raken niet zozeer gewend aan de aanwezigheid van roofvogels, maar zullen wel snel in de gaten hebben wanneer er geen roofvogels in de buurt zijn en dan weer op het perceel neerstrijken.

De grondgebruiker moet rekening houden met het aantrekken van roofvogels wanneer er weidevogels in het gebied zitten. Roofvogels kunnen namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (predatie).

Het aantrekken van roofvogels kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals duiven, kleine zangvogels, koeten, eenden en kraaiachtigen. Doordat het plaatsen van zitpalen geen garantie biedt tot het succesvol aantrekken van roofvogels, dient deze maatregel gecombineerd te worden met akoestische of overige verjaagmiddelen.

Praktische inzetbaarheid

De aanwezigheid van een natuurlijke vijand kan voor veel dieren voldoende zijn om hun heil elders te gaan zoeken. Roofvogels kunnen worden aangetrokken met zitpalen. Dit is echter niet altijd wenselijk, bijvoorbeeld in verband met weidevogelpopulaties. Een zitpaal bestaat uit een paal van 4 tot 5 meter hoog met aan de bovenzijde een horizontale zitstok (diameter 3 tot 5 centimeter). Deze dient minimaal 80 centimeter in de grond te worden geplaatst zodat deze stabiel blijft staan.

Zitpalen voor roofvogels kunnen worden ingezet op alle landgebruiksvormen. Het is verstandig om eerst te kijken of het wenselijk is dat roofvogels worden aangetrokken met het oog op de landgebruiksvorm. Het installeren van een zitpaal kost maximaal een half uur tijd.

De kosten per zitpaal zijn ongeveer €150 tot €200 per stuk voor een acaciahouten zitpaal. Daarnaast kan ervoor worden gekozen om zelf een zitpaal te maken, waarbij de kosten voor materialen een stuk lager liggen. Acaciahouten zitpalen kunnen tientallen jaren meegaan en vergen geen onderhoud indien deze op de correcte manier worden geplaatst.

3.5 Beheermaatregelen

Beheermaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te doden. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.

3.5.1 Ondersteunend afschot

Tabel 13: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Tabel 13: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.

Ecologische effectiviteit

Ondersteunend afschot kan vogels voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen. Na die periode bestaat de kans dat de dieren opnieuw zullen neerstrijken op het perceel. De directe effectiviteit van verjaging is zeer hoog, door een hoge schrikreactie (een soortgenoot wordt afgeschoten). De kans op gewenning is laag, met name als het afschot op willekeurige basis is (onvoorspelbaar). Als er op vaste momenten in de week ondersteunend afschot plaatsvindt, vindt er echter snel gewenning plaats. Duiven leren in dat geval indien er geen ondersteunend afschot aanwezig is. De maatregel heeft een hoge mate van ecologische effectiviteit. Ondersteunend afschot werkt op perceelsniveau.

De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van ondersteunend afschot indien er zich weidevogels in het gebied bevinden. Ondersteunend afschot kan namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (geluidsoverlast en schrikreactie). Daarnaast is sprake van een ongewenst neveneffect indien dierenleed ontstaat door het afschot, ook wel ‘crippling’ genoemd.

Het toepassen van ondersteunend afschot kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals kraaiachtigen, koeten, zwanen, ganzen, eenden en meeuwen.

Verjaging met ondersteunend afschot blijkt effectiever dan verjaging zonder afschot vanwege de afschrikkende werking en de associatie die vogels daardoor leggen met niet-dodelijke verjaagmiddelen. Afschot kan dus goed gecombineerd worden met andere visuele en akoestische maatregelen.

Praktische inzetbaarheid

Bij ondersteunend afschot worden individuele dieren ter verjaging geschoten en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. Hierbij wordt minimaal twee keer per week schade wordt bestreden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt.

Ondersteunend afschot kan worden toegepast op alle landgebruiksvormen, hoewel die methode afhankelijk van het seizoen enorm wordt bemoeilijkt vanwege dekking en belemmering van zicht (denk bijvoorbeeld aan de maïsteelt).

De tijdsinspanning van de agrariër bij ondersteunend afschot is beperkt tot het overleg met de jager. Er zijn voor agrariërs momenteel geen kosten verbonden aan de uitvoering van ondersteunend afschot door jagers. De (indirecte) kosten en tijdsbesteding voor de uitvoering van deze maatregel zijn hoog en komen ten laste van de jager.

Ondersteunend afschot is alleen mogelijk indien een specifieke toestemming op basis van de Omgevingswet is verkregen. Dit kan gaan om een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van een schadeveroorzakende soort of een aanwijzing als vergunningvrije activiteit voor bepaalde soorten in een omgevingsverordening. Ook aan het gebruik van een (jacht)geweer zijn voorwaarden verbonden, voortvloeiend uit de Wet Wapens en Munitie en de Omgevingswet.

Ondersteunend afschot heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Er dient rekening te worden gehouden met de veiligheid van mensen, maar ook met mogelijke schrikreacties en klachten. Dodelijk afschot sluit mogelijk minder goed aan bij de visie op natuur en dierenwelzijn van een aantal gebiedspartijen.

Wet- en regelgeving

Ondersteunend afschot is alleen mogelijk indien een specifieke toestemming op basis van de Omgevingswet is verkregen. Aan die toestemming(en) zijn voorschriften verbonden waaraan men moet voldoen. Dit kan gaan om een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van een schadeveroorzakende soort of een aanwijzing als vergunningvrije activiteit voor bepaalde soorten in een omgevingsverordening. Ook aan het gebruik van een (jacht)geweer zijn voorwaarden verbonden, voortvloeiend uit de Wet Wapens en Munitie en de Omgevingswet.

Provincies kunnen voor sommige soorten een vrijstelling van de vergunningplicht geven voor het verjagen met ondersteunend afschot door dat aan te wijzen als vergunningvrije activiteit. Dit mag alleen onder de voorwaarde dat er een faunabeheerplan voor de betreffende soort door de betreffende provincie is goedgekeurd. In beginsel hoeft bij het plegen van afschot op basis van deze goedkeuring geen rekening te worden gehouden met het effect van afschot op andere soorten.

Houtduiven zijn landelijk vrijgesteld. Dit betekent dat deze dieren bij dreigende schade het gehele jaar mogen worden gedood met een geweer, mits er een goedgekeurd faunabeheerplan voor landelijk vrijgestelde soorten is opgesteld vanuit de provincie. Niet alle provincies in Nederland beschikken over een goedgekeurd faunabeheerplan, dus het is raadzaam om dit te controleren voordat tot actie wordt overgegaan.

Op de houtduif mag worden gejaagd in het jachtseizoen (15 oktober tot 31 januari). Om holenduif, verwilderde duif en Turkse tortel te mogen verjagen en bestrijden, is een vergunning of provinciale vrijstelling nodig.

Let op: mogelijk wordt in de vereisten van de omgevingsvergunning aangegeven dat twee preventieve maatregelen dienen te worden genomen. In deze context kan ondersteunend afschot geen deel uitmaken van de twee preventieve maatregelen.

4. Algemene juridische opmerkingen

Enkele algemene juridische opmerkingen rond het toepassen van preventieve middelen ter voorkoming van faunaschade

Er geldt een eigen verantwoordelijkheid voor het voorkomen of beperken van faunaschade aan eigendommen, gewassen of vee. Om voor een tegemoetkoming in faunaschade in aanmerking te komen, is het nemen van niet-dodelijke preventieve maatregelen daarom in de meeste gevallen vereist. In de Faunaschade PreventieKit voor verschillende diersoorten leest u hier meer over. Soms valt onder deze preventieplicht ook het doden van dieren. Het vangen en doden van beschermde dieren is in veel gevallen omgevingsvergunningplichtig. Soms geldt voor een specifieke soort binnen de provincie een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de provinciale omgevingsverordening. Het is steeds van belang om te onderzoeken of een soort op grond van een dergelijke regel mag worden gevangen of gedood, of dat sprake is van een omgevingsvergunningsplicht.


Verjaging en verstoring nabij natuurgebieden

Op de Informatiekaart Natuur (IKN) op de website van BIJ12 is veel informatie te vinden over waar (beschermde natuurgebieden liggen en welke beperkingen daar gelden. Hier kun je bijvoorbeeld de ligging van ganzenrust- en foerageergebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) of Natura2000-gebieden aantreffen. Ook informatie over no-fly-zones voor drones is daar gepubliceerd. Actieve verstoring door verjaging met ondersteunend afschot, of gebruik van verstorende middelen kan omgevingsvergunningplichtig zijn in of nabij Natura2000-gebieden. Hiernaar moet onderzoek worden gedaan door degene die de activiteit wil verrichten.