De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor kraaiachtigen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door kraaien, roeken en kauwen, evenals eksters en gaaien, kunt voorkomen of beperken. Tot de Nederlandse kraaiachtigen behoren zwarte kraai, roek, kauw, ekster, gaai en raaf. Met name zwarte kraai, roek en kauw veroorzaken schade in de landbouw.
Deze Faunaschade PreventieKit is geldig vanaf november 2024
Tot de Nederlandse kraaiachtigen behoren de zwarte kraai, roek, kauw, ekster, gaai en raaf. Met name de zwarte kraai, roek en kauw veroorzaken schade in de landbouw. Zwarte kraaien behoren tot de meest verspreide broedvogels en zijn zowel in open landbouwgebieden als bossen en steden aanwezig. Roeken broeden vooral in Gelderland, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant, Zuid-Limburg en Friesland. Kauwen komen in heel Nederland voor, vooral in stedelijk gebied en kleinschalig agrarisch gebied.
In de Omgevingswet is vastgelegd dat iedereen zorg draagt voor levende dieren en planten en hun directe omgeving. Dit noemen we de zorgplicht voor natuur. De Beschermde Soorten Indicator (BeSi) helpt om aan deze zorgplicht te voldoen.
2. Gewasschade
Tabel 1: Gewasschade aan akkerbouw verspreid over het jaar
Akkerbouw
Soort schade
Soort kraai
Seizoen
Graan
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente, zomer
Aardappelen
Vraat- en krabschade
Roek
Lente, zomer
Mais
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente, herfst
Krabschade
Zwarte kraai, kauw
Lente
Peulvruchten
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente, zomer
Suikerbieten/
voederbieten
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente
Tabel 2: Gewasschade aan vollegrondsgroenten verspreid over het jaar
Vollegrondsgroenten
Soort schade
Soort kraai
Seizoen
Algemene vollegrondsgroenten
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente t/m herfst
Bloemkool/broccoli/
romanesco
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente
Groeten-spruitkool
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente
Overige koolsoorten
Overige koolsoorten
Zwarte kraai, kauw, roek
Lente
Tabel 3: Gewasschade aan fruit verspreid over het jaar
Fruit
Soort schade
Soort kraai
Seizoen
Aardbeien
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster, gaai
Lente, zomer
Appels/peren
Vraat- en krabschade
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster, gaai
Zomer, herfst
Kersen/morellen
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster, gaai
Zomer
Pruimen
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster, gaai
Zomer, herfst
Bessen
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster, gaai
Lente, zomer
Tabel 4: Schade aan overige gewassen verspreid over het jaar
Overige gewassen
Soort schade
Soort kraai
Seizoen
Bloemen/bloemzaden/bloembollen
Vraatschade
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster
Lente
Bosbouw/boomteelt
Vraatschade en vernieling
Zwarte kraai, kauw, ekster
Jaarrond
Landbouwhuisdieren
Vraatschade en predatie
Zwarte kraai, kauw, ekster
Jaarrond
Opgeslagen ruwvoer
Vraatschade en vernieling
Zwarte kraai, kauw, roek, ekster
Jaarrond
Opstallen erven
Bevuiling, vernieling en geluidsoverlast
Kauw, roek
Jaarrond
3. Preventieve maatregelen
De maatregelen ter voorkoming van gewasschade zijn ingedeeld in vijf categorieën: akoestische maatregelen, afschermingsmaatregelen, teelttechnische maatregelen, visuele maatregelen en beheermaatregelen. Per maatregel wordt de ecologische effectiviteit, de praktische inzetbaarheid en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Het referentiejaar voor alle genoemde prijzen is 2024.
De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en ervaringen van agrariërs uit de praktijk. Vaak zal het nemen van een enkele maatregel schade niet kunnen voorkomen. Het wordt aanbevolen om een combinatie van maatregelen te nemen, maar ook dat biedt geen volledige garantie om schade te voorkomen.
In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores (laag, gemiddeld en hoog) geven aan hoe deze maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.
Tabel 5: Overzicht preventieve maatregelen voor kraaiachtigen
MAATREGELEN
ECOLOGISCHE EFFECTIVITEIT
TIJDSINSPANNING AGRARIËR
KOSTEN AGRARIËR
Akoestisch
Knalapparaat
Hoog
Gemiddeld
Gemiddeld
Vogelafweerpistool
Hoog
Hoog
Laag
Bird Alert
Hoog
Laag
Gemiddeld
Afscherming
Afdeknetten
Hoog
Hoog
Hoog
Vliesdoek
Laag
Gemiddeld
Hoog
Teelttechnisch
Poot- en zaaidiepte
Gemiddeld
Laag
Laag
Visueel
Getrainde honden
Gemiddeld
Laag
Hoog
Beheer
Ondersteunend afschot
Hoog
Laag
Laag
Hoog
Gemiddeld
Laag
3.1 Akoestische maatregelen
Akoestische maatregelen behalen hun effect door middel van geluiden. Schadeveroorzakende dieren worden hierdoor afgeschrikt. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
3.1.1 Knalapparaat
Een knalapparaat is een gaskanon dat luide explosies of knallen geeft.
Tabel 6: Score voor knalapparaat op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Knalapparaat
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Gemiddeld
Kosten agrariër
Gemiddeld
Figuur 1: Knalapparaat tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Het knalapparaat heeft een hoge directe effectiviteit, mits onvoorspelbaar en onregelmatig gebruikt, en kan de kraaiachtigen voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen. Na deze tijd is er kans dat ze opnieuw neer zullen strijken op het perceel. Er treedt een lage mate van gewenning op, mits het knalapparaat willekeurig wordt gebruikt. Indien een knalapparaat voorspelbaar en regelmatig wordt gebruikt, treedt snel gewenning op. Het knalapparaat werkt op perceelsniveau.
De grondgebruiker moet bij het gebruik van een knalapparaat rekening houden met andere dieren in het gebied. Het knalapparaat kan hier namelijk ongewenste effecten (geluidsoverlast) op hebben. Het knalapparaat kan ook wenselijke neveneffecten hebben op andere overlastgevende dieren op het land, zoals duiven, koeten, ganzen, eenden en meeuwen.
Het knalapparaat heeft de potentie tot combinatie met andere maatregelen zoals een Scary Man (visueel middel). Dit zal het succes van verjaging vergroten en de kans op gewenning verkleinen.
Praktische inzetbaarheid
Door de inzet van een knalapparaat worden de dieren weggejaagd maar niet verwond. Om gewenning te voorkomen wordt het aangeraden om het apparaat elke twee tot drie dagen te verplaatsen.
Het knalapparaat is goed toepasbaar in de akkerbouw en fruitteelt. Bij veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.
Het installeren van een knalapparaat kost gemiddeld 30 tot 60 minuten. Frequente (liefst dagelijkse) verplaatsing is vereist om gewenning bij ganzen te voorkomen.
De aanschafkosten van het apparaat variëren van €300 tot €800, afhankelijk van de opties die het knalapparaat heeft, willekeurige intervallen tussen de knallen en automatische programma’s via apps. De levensduur van het knalapparaat is 10 tot 15 jaar. De gasfles moet (afhankelijk van het model) na 15.000 tot 17.000 knallen worden vervangen. Dit kost ongeveer €50. Als het toestel schoon wordt gehouden is verder geen onderhoud noodzakelijk. Als de hoogspanningsgenerator defect gaat, kost vervanging €75 tot €100.
Het knalapparaat heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied staat. Houd er bij het gebruik van het apparaat rekening mee dat knallen schrikreacties en klachten kunnen geven van mensen uit de omgeving. Het knalapparaat is niet het gehele jaar inzetbaar. Dit is afhankelijk van wanneer de gewassen op het veld staan en de regels van de gemeente.
Een simpele variant van het knalapparaat is gemakkelijk te gebruiken. Een geavanceerder model biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld intervallen en tijdsloten in te stellen. Indien de gebruiker geen ervaring heeft met het afstellen van een knalapparaat kan dat mogelijk enige complexiteit geven. Sommige knalapparaten maken ook gebruik van een app.
De richtlijnen voor het gebruik van het knalapparaat zijn:
tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen
< 5 hectare – 1 knalapparaat;
> 5 hectare – minimaal 1 knalapparaat per 5 hectare;
verplaats de apparaten iedere twee tot drie dagen.
Wet- en regelgeving
Het is aannemelijk dat het omgevingsplan of een plaatselijke verordening voorschrijft welke akoestische maatregelen toegestaan zijn in een bepaald gebied. Er kunnen dus beperkingen gelden voor het gebruik van knalapparatuur ten aanzien van de locatie en periode. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.
Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000). Binnen provincies zijn bovendien stiltegebieden aangewezen waarbinnen ook beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden.
3.1.2 Vogelafweerpistool
Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis.
Tabel 7: Score voor vogelafweerpistool op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Vogelafweerpistool
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Hoog
Kosten agrariër
Laag
Ecologische effectiviteit
Het vogelafweerpistool heeft een hoge directe effectiviteit (schrikreactie en opvliegen) en kan kraaiachtigen voor enkele uren tot dagen verjagen van een perceel. Het geluid van een geweerschot zouden kraaiachtigen kunnen associëren met ernstige dreiging (dodelijke afloop na (ondersteunend) afschot – zie ook beheer), maar uit onderzoek blijkt dat kraaiachtigen geen langere afstanden vliegen of de terugkeerkans verkleinen in vergelijking met verjaging door fysieke aanwezigheid van de mens. Na deze verjaagtijd is er kans dat de kraaiachtigen opnieuw neer zullen strijken op het perceel, waarbij herhaaldelijk verjagen het verjaagsucces en de terugkeertijd naar het perceel vergroot. Er treedt een lage mate van gewenning op, mits het vogelafweerpistool op onvoorspelbare wijze wordt gebruikt. De maatregel werkt op perceelsniveau.
De grondgebruiker moet rekening houden met andere dieren die in het gebied zitten als het vogelafweerpistool wordt gebruikt. Het vogelafweerpistool kan hier namelijk ongewenste effecten (geluidsoverlast) op hebben.
Het vogelafweerpistool kan ook wenselijke neveneffecten hebben op andere overlastgevende dieren op het land, zoals duiven, koeten, kleine zangvogels, eenden en meeuwen.
Uit onderzoek blijkt dat het vogelafweerpistool potentie heeft tot combinatie met visuele maatregelen zoals een inzet van (getrainde) honden en/of een laser. Dit zal het succes van verjaging vergroten en de kans op gewenning verkleinen.
Praktische inzetbaarheid
De schutter schiet twee tot drie vogelafweerpatronen per perceel per keer met het pistool. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).
Het vogelafweerpistool is goed toepasbaar op alle landgebruiksvormen. In de veehouderij is deze maatregel niet toepasbaar in geval van weidegang van het vee, omdat de knallen schrikreacties kunnen veroorzaken.
Het gebruik van een vogelafweerpistool is arbeidsintensief, omdat percelen minimaal tweemaal per dag moeten worden gecontroleerd en eventuele aanwezige vogels moeten worden verjaagd. Het gebruik van een vogelafweerpistool neemt slechts enkele minuten in beslag op het perceel, maar afhankelijk van de afstand tot het perceel kan de tijdsinspanning toenemen.
De aanschafkosten bedragen ongeveer €135 tot €150. Daarnaast moet de verjager jaarlijks ongeveer €65 betalen voor de verlenging van zijn wapenvergunning. Het pistool schiet met losse flodders, waarvoor de kosten variëren van €1 tot €2 per patroon. De levensduur is afhankelijk van de frequentie van het gebruik. De verwachting is dat het pistool bij intensief gebruik minimaal 5 jaar mee kan gaan en bij beperkt gebruik tot wel 20 jaar. Als het pistool regelmatig wordt schoongemaakt hoeft verder geen onderhoud plaats te vinden.
Het vogelafweerpistool heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Houd er bij het gebruik van een vogelafweerpistool rekening mee dat het geluid schrikreacties en klachten kan geven door mensen uit de omgeving. Een vogelafweerpistool mag in de basis het gehele jaar worden gebruikt.
De richtlijnen voor het gebruik van het vogelafweerpistool zijn:
percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u lege patronen of nota’s bewaren).
Wet- en regelgeving
Het is aannemelijk dat de regelgeving uit het omgevingsplan of plaatselijke verordening medebepalend is voor welke akoestische maatregelen kunnen worden toegepast. Er kunnen bijvoorbeeld beperkingen gelden voor het gebruik van bepaalde apparatuur ten aanzien van de locatie, periode en het soort apparatuur. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.
Het vogelafweerpistool kent nadere regelgeving voor rechtmatig gebruik. Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en te gebruiken. In sommige gemeenten kunnen aanvullende eisen gelden ten aanzien van het gebruik op specifieke locaties.
Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000) en binnen stiltegebieden die door provincies zijn aangewezen (waar eveneens beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden om de stilte binnen deze gebieden te bewaren).
3.1.3 Bird Alert
De Bird Alert is een systeem voor akoestische wering waarbij de aanwezigheid van vogels eerst via een microfoon wordt gedetecteerd en vervolgens soortspecifieke schrikgeluiden middels luidsprekers in het veld afspeelt. Het doel hiervan is om de aanwezige vogels op te schrikken en te verjagen.
Tabel 8: Score voor Bird Alert op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Bird Alert
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Laag
Kosten agrariër
Gemiddeld
Figuur 2: Bird Alert tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Uit onderzoek blijkt dat de Bird Alert kraaiachtigen voor een aantal dagen tot weken van het perceel kan verjagen, met daarbij een hoge mate van directe effectiviteit. Na die periode is er opnieuw kans dat de dieren zullen neerstrijken op het perceel, maar de kans op gewenning is laag. De Bird Alert heeft dus een hoge mate van ecologische effectiviteit. De effectiviteit kan worden verhoogd door de Bird Alert te gebruiken in combinatie met een knalapparaat en Scary Man.
De Bird Alert werkt op perceelsniveau met een bereik van ongeveer 20 hectare. Binnen een straal van 250 meter kan het systeem ook ganzen, meeuwen en spreeuwen verjagen (omdat het systeem deze soorten kan herkennen aan hun soortspecifieke geluid).
Deze maatregel kan het best worden ingezet in de periode dat (ingezaaide) gewassen het meest kwetsbaar zijn. Om de kans op gewenning te verkleinen, wordt het aanbevolen om de Bird Alert gedurende korte periodes met een hoge intensiteit te gebruiken. Er moet bij het gebruik rekening worden gehouden met andere vogelsoorten, omdat het nog onduidelijk is of deze maatregel ongewenste effecten heeft op broedende (weide)vogels.
Praktische inzetbaarheid
De Bird Alert is een apparaat dat vogels weert op basis van bio-akoestische geluiden. Geluidssensoren stellen de aanwezigheid van vogels (in de lucht) vast en de Bird Alert produceert vervolgens biologisch relevante geluiden, zoals het geluid van predatoren of angstkreten. Hiermee wordt voorkomen dat de dieren op het perceel landen en schade kunnen veroorzaken. Het is bovendien mogelijk om andere preventieve maatregelen (zoals het knalapparaat en een elektrische vogelverschrikker) aan te sluiten zodat de verjaagmethoden worden gecombineerd. Het apparaat kan op alle landgebruiksvormen worden ingezet.
De tijdsinspanning voor de Bird Alert is laag. Voor het plaatsen van de Bird Alert en het installeren van de app zal ongeveer een uur nodig zijn. Verder is er geen arbeid nodig voor het onderhoud. De aanschafkosten variëren van €2.700 tot €3.500. Bij de Bird Alert hoort een licentie waarmee de gebruiker toegang krijgt tot de webapplicatie met diverse mogelijkheden. Bij de meeste aanbieders is de licentie het eerste jaar gratis en wordt er daarna jaarlijks €80 in rekening gebracht. De Bird Alert heeft een bereik van ongeveer 20 hectare. De aanschafkosten zijn dus ongeveer €225 tot €300 per hectare en de onderhoudskosten ongeveer €7 per hectare. De levensduur bedraagt ongeveer 10 tot 15 jaar. Het onderhoud kan door de gebruiker zelf worden gedaan. Dit betreft het schoonhouden van contacten van stekkers met behulp van contactspray.
De bijkomende kosten voor een accu van 12 volt variëren tussen de €100 en €250. Daarnaast zijn er apparaten beschikbaar die werken op zonnepanelen, zodat de Bird Alert ook kan worden gebruikt op afgelegen percelen zonder toegang tot het stroomnet. De zonnepanelen zijn in verschillende maten verkrijgbaar, de benodigde afmeting hangt sterk af van de omtrek van het perceel. De kosten voor de meest gangbare apparaten liggen tussen €500 tot €700, maar er zijn ook duurdere varianten beschikbaar.
De Bird Alert kan overlast veroorzaken voor omwonenden indien het apparaat te dicht bij de bebouwde kom of recreatiegebied staat. Houd hier rekening mee. Het is aanbevolen om voornamelijk schade door kraaiachtigen te verminderen in winter en voorjaar. Specifiek wordt de toepassing van de Bird Alert aanbevolen van september tot en met april, de ideale periode loopt van januari tot en met maart.
De Bird Alert is in te stellen via een app. Dit kan complex zijn wanneer de gebruiker hier nog geen ervaring mee heeft. Daarnaast is het apparaat diefstalgevoelig wanneer deze onbeheerd in het land staan. Er dient een veilige opslaglocatie te zijn voor momenten waarop de laser niet in gebruik is en het is aan te raden om een tracking device aan het apparaat te bevestigen zodat het kan worden opgespoord bij diefstal. Een andere maatregel tegen diefstal is om een stroomdraad om het apparaat te plaatsen dat alleen met een sleutel kan worden verwijderd.
Wet- en regelgeving
Het is aannemelijk dat het omgevingsplan of een plaatselijke verordening voorschrijft welke akoestische maatregelen toegestaan zijn in een bepaald gebied. Er kunnen dus beperkingen gelden voor het gebruik van de Bird Alert ten aanzien van de locatie en periode. Dit is met name relevant bij plaatsing in de buurt van (woon)bebouwing.
Er kunnen ook beperkingen gelden voor het gebruik van akoestische maatregelen rond natuurgebieden (Natura2000). Binnen provincies zijn bovendien stiltegebieden aangewezen waarbinnen ook beperkingen ten aanzien van het gebruik van verstorende geluidsbronnen gelden. Bij het gebruik van akoestische maatregelen dient nadrukkelijk rekening te worden gehouden met mogelijke schrikreacties van weidend vee.
3.2 Afschermingsmaatregelen
Afschermingsmaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te weerhouden van het betreden van een perceel. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
3.2.1 Afdeknetten
Afdeknetten worden in de fruitteelt gebruikt om vogels te weren. De netten moeten strak worden gespannen op een frame van palen en touwen. Afdeknetten worden ook gebruikt ter bescherming van opgeslagen ruwvoer.
Tabel 9: Score voor afdeknetten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Afdeknetten
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Hoog
Kosten agrariër
Hoog
Figuur 3: Afdeknetten tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Het gebruik van afdeknetten is een ecologisch effectieve maatregel met een langdurig positief effect. Een afdeknet is het effectiefst als een perceel volledig wordt omheind (bovenkant en zijkanten). Zolang de netten volgens de richtlijnen worden geplaatst is de kans op gewenning erg laag en biedt het net bescherming voor onbepaalde tijd. Het is van belang om de netten goed te plaatsen, zodat er geen zwakke plekken zijn waardoor roofvogels alsnog kunnen binnendringen.
Afdeknetten kunnen op percelen van verschillende groottes worden gebruikt. Het gebruik van afdeknetten heeft een beperkt effect op andere diersoorten buiten het perceel. De inzet van afdeknetten stelt de gebruiker in staat om ook andere (ongewenste) vogelsoorten van het perceel af te houden.
Ongewenste effecten op dieren kunnen optreden in de vorm van verstrikking, wat mogelijk is als de netten niet strak genoeg worden gespannen. Daarnaast kunnen de netten een deel van het daglicht wegnemen, wat invloed kan hebben op de vruchtzetting, de groei en het suikergehalte van het fruit.
Praktijkervaring heeft uitgewezen dat vogels in sommige gevallen een afgedekt perceel toch binnen weten te dringen. In dit geval wordt aangeraden om deze maatregel te combineren met andere methoden, zoals akoestische maatregelen.
Praktische inzetbaarheid
Afdeknetten worden gebruikt om verschillende vogelsoorten te weren. De netten kunnen los over het gewas worden gelegd of worden opgehangen aan een frame van palen en touwen. Gebruik stevige, fijnmazige netten. Netten werken op perceelsniveau, de enige beperking is de hoeveelheid net die mogelijkerwijs kan worden gespannen.
De netten kunnen worden toegepast op alle landgebruiksvormen, maar is voornamelijk geschikt voor de fruitteelt en kleinere gewassen. Daarentegen is het gebruik van netten minder geschikt voor de akkerbouw en graslandpercelen, omdat die voor de uitvoering van landbouwwerkzaamheden soms verwijderd zullen moeten worden. De maatregel is daarom het best toepasbaar bij permanente of meerjarige teelt, zodat het afdeknet zelden verwijderd hoeft te worden.
De afdeknetten worden opgehangen aan een frame van palen en touwen en strak gespannen. Er zal per hectare moeten worden gerekend op ongeveer 80 uur voor het opzetten. Het verwijderen van de netten zal enkele tot tientallen uren per hectare in beslag nemen, afhankelijk van hoe de netten bevestigd zijn. Houd er rekening mee dat het net kan beschadigen wanneer het moet worden verplaatst.
De kosten voor 100 vierkante meter afdeknet variëren van €40 tot €150. Dit betekent dat een hectare afdeknet ongeveer €4.000 tot €15.000 zal kosten. Houten palen kosten tussen de €10 en €20 per stuk. Het verschil in kwaliteit van de netten en palen draagt bij aan de grote prijsrange. Door de hoge kosten is deze methode alleen rendabel bij navenant hoge schade. De kosten kunnen echter wel worden afgeschreven over vele jaren. Deze maatregel kan wel een forse reductie van de schade opleveren.
Afdeknetten hebben een lange levensduur, mits die goed worden gebruikt en eventueel opgeslagen. De netten zullen gemiddeld 10 tot 15 jaar meegaan. Een klein gat kan zelf bij elkaar worden geknoopt met een touw. Mocht er grote schade ontstaan, dan zal soms het gehele net moeten worden vervangen.
Er zijn geen ongewenste effecten op mensen bij gebruik van afdeknetten. Enkel het aanzicht van de gewassen zal veranderen. De afdeknetten zijn op ieder moment van het jaar inzetbaar, tenzij er landbouwwerkzaamheden plaatsvinden.
Wet- en regelgeving
Bij afschermingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met ongewenste effecten, zoals het vangen van beschermde vogels in netten. In beginsel is het gebruik van netten daarom omgevingsvergunningplichtig. Netten zijn aangewezen in bijlage IV, onder a, bij die Vogelrichtlijn en daarom verboden om toe te passen zonder omgevingsvergunning als vangmiddel (art. 11.40 Bal). Het zich buiten een gebouw bevinden met een net, geschikt en bestemd voor het vangen van vogels is verboden (art.11.72 Bal). Bij het afschermen van gewassen is uiteraard niet het doel om vogels te vangen, maar onzorgvuldig gebruik als afschermmiddel kan wel worden geïnterpreteerd als aanmerkelijk risico op het vangen van vogels, waarmee in de zin van art. 11.37 van het Bal toch opzettelijk vogels worden gevangen (voorwaardelijke opzet). Stevige, fijnmazige netten moeten daarom strak worden gespannen en moeten op spanning blijven. Het moet te allen tijde worden voorkomen dat vogels onder de netten door kunnen komen en alsnog worden gevangen.
3.2.2 Vliesdoek
Vliesdoeken worden ingezet om ingezaaide en opkomende gewassen te beschermen tegen nachtvorst, uitdroging en insecten. Vliesdoek is zeer licht. Het is lucht- en waterdoorlatend en uv-bestendig. Vliesdoek laat 90 procent van het licht door en beperkt het vochtverlies. In het voorjaar kan het aanbrengen van vliesdoek de teelt van verschillende groenten – waaronder wortelen, bieten, kolen, en planten in de sierteelt – met 1 tot 3 weken vervroegen. Deze doeken kunnen een fysieke barrière vormen voor vogels.
Tabel 10: Score voor vliesdoek op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Vliesdoek
Score
Ecologische effectiviteit
Laag
Tijdsinspanning agrariër
Gemiddeld
Kosten agrariër
Hoog
Figuur 4: Vliesdoek tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Hoewel er voldoende onderzoeken zijn die de effectiviteit van vliesdoeken tegen insectenschade bewijzen, zijn er geen wetenschappelijke onderzoeken naar de effectiviteit tegen vogels. Er zijn vanuit de praktijk echter goede ervaringen met het uitsluiten van vogels via vliesdoek. Er wordt aangenomen dat vliesdoeken voor het uitsluiten van vogels een matige ecologische effectiviteit hebben. Soms ontdekken intelligente vogels hoe ze de doeken kunnen verwijderen of kapotmaken. Vliesdoeken kunnen een tijdelijke bescherming vormen voor kwetsbare jonge gewassen. Er bestaat een matige kans op gewenning.
Vliesdoeken werken op perceelsniveau. Vliesdoeken kunnen wenselijke neveneffecten hebben op insecten en andere vogelsoorten die schade kunnen veroorzaken. Daarnaast beschermen de doeken jonge planten tegen nachtvorst, waardoor het groeiseizoen met enkele weken kan worden vervroegd. Aangezien vliesdoeken doorgaans van synthetisch materiaal worden gemaakt, kunnen ongewenste effecten optreden in de vorm van vervuiling.
Praktische inzetbaarheid
De vliesdoeken worden los over de gewassen gelegd en rondom ingegraven of bevestigd met netbeugels of stenen. Het vliesdoek kan in principe op alle landgebruiksvormen worden gebruikt, maar wordt voornamelijk toegepast op lage gewassen. Het doek kan eventueel een paar keer per jaar worden verwijderd.
Het gebruik van de vliesdoeken is niet complex, maar de doeken moeten wel met meerdere mensen worden geplaatst. Het bevestigen van vliesdoeken met netbeugels of stenen vergt enige vaardigheid. De tijdsinspanning voor het plaatsen van de vliesdoeken varieert tussen de 10 en 20 uur per hectare. Indien het vliesdoek regelmatig moet worden verwijderd voor landbouwwerkzaamheden dient rekening te worden gehouden met een oplopende tijdsbesteding.
De kosten voor het vliesdoek komen uit op €0,25 tot €1 per vierkante meter vliesdoek. De kosten zijn dus afhankelijk van de hoeveelheid vierkante meter die moet worden bedekt. Voor een hectare komen de kosten neer op €2.500 tot €10.000. Netbeugels om het doek mee vast te zetten in de grond kosten rond de €0,30 per stuk.
Vliesdoeken zijn meerdere jaren bruikbaar, zolang die in het donker worden opgeslagen. Gemiddeld gaat een vliesdoek drie jaar mee. Houd er rekening mee dat het doek soms eerder moet worden vervangen vanwege schade door wind of vogels. Er is daarom regelmatige controle op nodig.
In principe wordt een vliesdoek gebruikt als bescherming tegen de vorst en wordt het dus voornamelijk in de wintermaanden gebruikt. Ter preventie van schade door kraaiachtigen kan het ook buiten de wintermaanden worden gebruikt. In de zomermaanden helpt een vliesdoek tegen oververhitting en zonnebrand, terwijl de gewassen wel voldoende licht krijgen. Het vliesdoek kan landwerkzaamheden hinderen en moet bij bewerking van het land mogelijk worden verwijderd.
Wet- en regelgeving
Bij afschermingsmaatregelen moet rekening worden gehouden met ongewenste effecten, zoals het vangen van beschermde vogels. Vliesdoeken moeten zodanig worden toegepast dat ze geen gevaar opleveren voor het onbedoeld vangen van vogels. Bij het afschermen van gewassen is uiteraard niet het doel om vogels te vangen, maar onzorgvuldig gebruik als afschermmiddel kan wel worden geïnterpreteerd als aanmerkelijk risico op het vangen van vogels, waarmee in de zin van art. 11.37 van het Bal toch opzettelijk vogels worden gevangen (voorwaardelijke opzet). Het moet te allen tijde worden voorkomen dat vogels onder de vliesdoeken kunnen komen en alsnog worden gevangen.
3.3 Teelttechnische maatregelen
Deze categorie betreft maatregelen ten aanzien van de teelt van gewassen die helpen om schade te verminderen. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
3.3.1 Poot- en zaaidiepte
Gewassen kunnen dieper in de grond worden gepoot of gezaaid om de kans op vraatschade door kraaiachtigen te verkleinen.
Tabel 11: Score voor poot- en zaaidiepte op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Poot- en zaaidiepte
Score
Ecologische effectiviteit
Gemiddeld
Tijdsinspanning agrariër
Laag
Kosten agrariër
Laag
Figuur 5: Poot- en zaaidiepte tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Door gewassen dieper te poten of te zaaien blijft het voor kraaiachtigen mogelijk om het voedsel te bereiken. De ecologische effectiviteit is daarom matig. Uit onderzoek blijkt dat bij zowel bolgewassen als granen de kans op vraat kleiner is bij grotere diepte. Zo werd voor granen vastgesteld dat vraat door kraaien significant afnam bij een zaaidiepte groter dan 4,6 centimeter. Er bestaat een matige kans op gewenning; intelligente kraaiachtigen ontdekken soms hoe ze moeten omgaan met dieper geplant voedsel.
Het aanpassen van poot- en zaaidiepte werkt op perceelsniveau. Het dieper poten of zaaien kan wenselijke neveneffecten hebben op andere vogelsoorten die schade kunnen veroorzaken. Daarnaast heeft het een positief effect op bepaalde gewassen, zoals snijmaïs. Op andere gewassen kan planten op een diepte van groter dan 4,5 centimeter echter een negatief effect hebben, omdat die dan simpelweg niet kunnen groeien.
Praktische inzetbaarheid
Het wordt aangeraden om zo diep mogelijk te zaaien/poten, maar probeer niet te veel af te wijken van de optimale zaai-/pootdiepte van het betreffende gewas. Let op dat het gewas niet zo diep wordt geplant dat het niet meer uitkomt. Bij graan wordt er bijvoorbeeld aangeraden om een zaaidiepte van minstens 4,6 centimeter aan te houden. Voor maïs wordt minstens 7 tot 9 centimeter diepte aangeraden.
Voor kraaiachtigen is voornamelijk de kiemperiode van een plant geliefd. Om deze kwetsbare periode zo kort mogelijk te houden, kunt u ervoor kiezen om iets later te zaaien, als de bodem wat warmer is. Hierdoor zal de plant sneller groeien en beter bestand zijn tegen de impact van kraaiachtigen.
Deze maatregel is toepasbaar in de akkerbouw, bij vollegrondsgroenten en in de bloementeelt. Het aanpassen van de poot- en zaaidiepte kost agrariërs geen extra tijd of geld.
3.4 Visuele maatregelen
De visuele maatregelen behalen hun effect door op zichtbare wijze schadeveroorzakende dieren te weren of verjagen. In deze paragraaf zullen de effectief beoordeelde visuele maatregelen worden toegelicht.
3.4.1 Getrainde honden
Er wordt voor een bepaalde periode een deskundig hondenbegeleider ingehuurd met een groep honden. Het wordt aanbevolen om gebiedsgericht vogels te verjagen, eventueel op een schaal van meerdere bedrijven, met daarbij de fulltime inzet van de hondenbegeleider en zijn honden.
Tabel 12: Score voor getrainde honden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Getrainde honden
Score
Ecologische effectiviteit
Gemiddeld
Tijdsinspanning agrariër
Laag
Kosten agrariër
Laag
Ecologische effectiviteit
Uit onderzoek (met name naar ganzen) blijkt dat vogels zich goed laten verjagen door één of meerdere honden (zoals getrainde border collies), waarbij een grotere groep vogels vaak op meerdere delen van het perceel moet worden verjaagd. Er lijken wel verschillen te bestaan in de effectiviteit van het gebruik van honden tussen verschillende vogelsoorten (de ene soort vlucht sneller dan de andere). De directe effectiviteit is hoog, omdat vogels een hond als een duidelijk gevaar zien en ervoor opvliegen. Desalniettemin strijken de vogels meestal op een vrij korte afstand weer neer en keren de vogels vaak in de loop van de dag weer terug als de hond uit het gebied is verdwenen. De duur van het verjagingseffect is daarbij enkele uren tot een dag.
Uit bovenstaande kan worden opgemaakt dat deze maatregel een middelmatige ecologische effectiviteit heeft. Het is echter onduidelijk hoe groot de afname van de schade daadwerkelijk is. Het verjaaggebied dient zoveel mogelijk aaneengesloten en begrensd te zijn.
Deze maatregel kan worden ingezet op een gebied tot 2.000 hectare, waar een team verjaagacties kan uitvoeren op de schaal van meerdere bedrijven. Border collies kunnen daarbij sloten tot 4 meter breed overbruggen.
De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van (getrainde) honden indien er zich weidevogels in het gebied bevinden, omdat er mogelijk ongewenste effecten kunnen optreden.
De inzet van (getrainde) honden kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals ganzen, koeten, zwanen, eenden en meeuwen.
Bij grote oppervlakken heeft de inzet van (getrainde) honden nog meer potentie in combinatie met andere maatregelen zoals het vogelafweerpistool en ondersteunend afschot. Deze methoden vullen elkaar goed aan, bijvoorbeeld door de snelle inzet van een vogelafweerpistool in combinatie met de inzet van honden op percelen met vee of nabij de bebouwde omgeving. Een verjager met honden en een vogelafweerpistool kan bovendien een veel groter verjaaggebied beslaan.
Praktische inzetbaarheid
De hondenbegeleider rijdt rond in de omgeving en is beschikbaar wanneer er een melding wordt gemaakt van de aanwezigheid van vogels. Vervolgens wordt onder leiding van de hondenbegeleider een groep honden het perceel opgestuurd om de vogels te verjagen.
De methode is goed toepasbaar op agrarisch grasland. Op akkers met (kwetsbare) gewassen zou het een probleem kunnen vormen dat honden tijdens de verjaging gewassen kapot kunnen lopen. Voor de meeste gewassen zal het naar verwachting echter geen probleem zijn aangezien getrainde honden deze niet kapot lopen. Het wordt afgeraden om getrainde honden in te zetten als akkers nat en modderig zijn, omdat de honden dan makkelijker blessures kunnen oplopen.
De tijdsbesteding van de agrariër bij deze methode bedraagt 30 tot 60 minuten per week. Dit betreft de afstemming met het verjaagteam, het verlenen van toegang en een rondleiding over het terrein. De inzet van een hondenbegeleider en een groep getrainde honden is erg duur. De kosten voor een maand intensieve verjaging kunnen al gauw oplopen tot €35.000 tot €50.000.
Er worden geen ongewenste neveneffecten verwacht voor mensen bij de inzet van deze methode. Mensen kunnen angstig zijn voor honden of het geblaf als hinderlijk ervaren, maar dit effect zal zeer beperkt zijn aangezien de honden goed getraind zijn, strak worden begeleid door een deskundige trainer en zich bovendien alleen op landbouwpercelen begeven.
Het wordt aanbevolen om voornamelijk schade te verminderen in winter en voorjaar. Deze toepassing wordt specifiek aanbevolen van januari tot en met april. Het ideale moment van toepassing is februari. Deze methode is niet complex voor agrariërs aangezien een deskundig hondenbegeleider wordt ingehuurd voor de toepassing.
3.5 Beheermaatregelen
Beheermaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te doden. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
3.5.1 Ondersteunend afschot
Bij ondersteunend afschot worden individuele dieren ter verjaging geschoten en gaat het om directe schadebestrijding.
Tabel 13: Score voor ondersteunend afschot op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Ondersteunend afschot
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Laag
Kosten agrariër
Laag
Ecologische effectiviteit
Ondersteunend afschot kan vogels voor enkele dagen tot weken van het perceel verjagen. Na die periode bestaat de kans dat ze opnieuw zullen neerstrijken op het perceel. De directe effectiviteit van verjaging is zeer hoog, door een hoge schrikreactie (een soortgenoot wordt afgeschoten). De kans op gewenning is laag, met name als het afschot op willekeurige basis is (onvoorspelbaar). Als er op vaste momenten in de week ondersteunend afschot plaatsvindt, vindt er echter snel gewenning plaats; kraaiachtigen leren in dat geval wanneer er geen ondersteunend afschot aanwezig is. De maatregel heeft een hoge mate van ecologische effectiviteit. Ondersteunend afschot werkt op perceel niveau.
De grondgebruiker moet rekening houden met de inzet van ondersteunend afschot indien er zich weidevogels in het gebied bevinden. Ondersteunend afschot kan namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (geluidsoverlast en schrikreactie).
Het toepassen van ondersteunend afschot kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen die op het land aanwezig zijn, zoals duiven, koeten, zwanen, ganzen, eenden en meeuwen.
Verjaging met ondersteunend afschot blijkt effectiever dan verjaging zonder afschot vanwege de afschrikkende werking en de associatie die vogels daardoor leggen met niet-dodelijke verjaagmiddelen. Afschot kan dus goed gecombineerd worden met andere visuele en akoestische maatregelen.
Praktische inzetbaarheid
Bij ondersteunend afschot worden individuele dieren ter verjaging geschoten en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. Hierbij wordt minimaal twee keer per week schade bestreden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt.
Ondersteunend afschot kan worden toegepast op alle landgebruiksvormen, hoewel die methode afhankelijk van het seizoen enorm wordt bemoeilijkt vanwege dekking en belemmering van zicht (denk bijvoorbeeld aan de maïsteelt).
De tijdsinspanning van de agrariër bij ondersteunend afschot is beperkt tot het overleg met de jager. Er zijn voor agrariërs momenteel geen kosten verbonden aan de uitvoering van ondersteunend afschot door jagers. De (indirecte) kosten en tijdsbesteding voor de uitvoering van deze maatregel zijn hoog en komen ten laste van de jager.
Ondersteunend afschot heeft ongewenste effecten op mensen in de vorm van overlast indien er te dicht bij de bebouwde kom of een recreatiegebied wordt geschoten. Er dient rekening te worden gehouden met de veiligheid van mensen, maar ook met mogelijke schrikreacties en klachten. Dodelijk afschot sluit mogelijk minder goed aan bij de visie op natuur en dierenwelzijn van een aantal gebiedspartijen.
Wet- en regelgeving
Ondersteunend afschot is alleen mogelijk indien een specifieke toestemming op basis van de Omgevingswet is verkregen. Dit kan gaan om een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit voor het doden van een schadeveroorzakende soort of een aanwijzing als vergunningvrije activiteit voor bepaalde soorten in een omgevingsverordening. Ook aan het gebruik van een (jacht)geweer zijn voorwaarden verbonden, voortvloeiend uit de Wet Wapens en Munitie en de Omgevingswet.
De zwarte kraai en kauw zijn landelijk vrijgesteld. Voor de provincies met een goedgekeurd faunabeheerplan betekent dat dat kraaien en kauwen bij dreigende schade aan landbouwgewassen gedood mogen worden. Om de roek te mogen verjagen en bestrijden is een vergunning of provinciale vrijstelling nodig. Hetzelfde geldt voor de ekster en gaai.
Provincies kunnen voor sommige soorten een vrijstelling van de vergunningplicht geven voor het verjagen met ondersteunend afschot door dat aan te wijzen als vergunningvrije activiteit. Dit mag alleen onder de voorwaarde dat er een faunabeheerplan voor de betreffende soort door de betreffende provincie is goedgekeurd. In beginsel hoeft bij het plegen van afschot op basis van deze goedkeuring geen rekening te worden gehouden met het effect van afschot op andere soorten.
Let op: mogelijk wordt in de vereisten van de omgevingsvergunning aangegeven dat twee preventieve maatregelen dienen te worden genomen. In deze context kan ondersteunend afschot geen deel uitmaken van de twee preventieve maatregelen.
3.5.2 Vangkooi
Een vangkooi wordt gebruikt om kraaiachtigen te vangen.
Tabel 14: Score voor vangkooien op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Vangkooi
Score
Ecologische effectiviteit
Hoog
Tijdsinspanning agrariër
Gemiddeld
Kosten agrariër
Laag
Figuur 6: Vangkooien tegen kraaiachtigen
Ecologische effectiviteit
Vangkooien staan bekend als een effectieve methode voor het vangen van kraaiachtigen. Roeken bleken bij een proef in Hongarije met deze methode beter te vangen dan kraaien. Bij roeken werden individuen van alle leeftijdsgroepen gevangen, terwijl bijna alle gevangen kraaien nog jong waren. De onderzoekers denken dat dit verschijnsel te maken heeft met het sterkere groepsgedrag van roeken. Voor het vangen van roeken en jongere kraaien heeft deze methode naar inschatting een hoge effectiviteit, maar een lagere effectiviteit voor volwassen kraaien. De directe effectiviteit is hoog omdat er in korte tijd meerdere vogels kunnen worden gevangen. De kans op gewenning is hoog omdat niet-gevangen dieren kunnen leren van hun gevangen soortgenoten. Dieren die ontsnappen of worden vrijgelaten zullen ook zelden tot nooit opnieuw worden gevangen.
In hoeverre vangkooien leiden tot een afname van schade is onbekend. De schaal waarop deze methode werkt is ook onbekend. Hoewel kraaiachtigen zullen leren dat de vangkooi gevaarlijk is, blijft deze op dezelfde plek gepositioneerd, waardoor het onwaarschijnlijk is dat de vogels een heel perceel zullen mijden. Het effect van een vangkooi is dus slechts lokaal; door een vogel direct te ontsluiten van hun omgeving. Een vangkooi werkt voor een termijn van dagen tot weken, of totdat de andere vogels het gevaar kennen en weer nieuwe vogels zich aandienen.
De inzet van vangkooien kan ongewenste effecten hebben in de vorm van bijvangst van andere diersoorten. Bij het gebruik van lokvogels kan dit tot een minimum worden beperkt. Bij veldproeven werden ook andere vogels gevangen, zoals de buizerd, maar ook zoogdieren als katten en eekhoorns.
Praktische inzetbaarheid
Er zijn zeer veel verschillende typen vangkooien. Een bekend type is de val waarbij één of twee deuren dichtslaan of -vallen als het dier op een tredplaat stapt. Vangkooien voor eksters berusten op een dergelijk principe. De zogenaamde kraaienvangkooi bestaat uit een grote kooi van gaas met voer en lokvogels. Aan de bovenzijde zit een soort fuik, waardoor de vogels de kooi wel in kunnen maar deze niet meer kunnen verlaten.
De richtlijnen voor het gebruik van vangkooien zijn:
Een provinciale vergunning is nodig om een vangkooi te mogen gebruiken.
Als lokvogel mogen alleen gefokte exemplaren van de ekster, zwarte kraai en kauw worden gebruikt. Lokvogels moeten geringd zijn.
De kraaiachtigen en lokvogels moeten zijn voorzien van voldoende voedsel en water.
De vangkooi moet zodanig geconstrueerd zijn dat er geen lichamelijk contact mogelijk is tussen de lokvogel en de te vangen vogel.
De vangkooi moet elke dag worden gecheckt en geleegd.
Het kost vooral tijd om dagelijks de kooi te controleren. Daarnaast moet er voldoende eten en water aanwezig zijn, indien nodig moet dat dus worden aangevuld of ververst. De kooi moet dagelijks worden geleegd.
De vangkooien met een fuik kunnen zelf gemaakt worden van gaas en hout, waardoor de kosten laag kunnen zijn. De prijs van een vangkooi kan variëren van €100 tot €150.
Er zijn geen ongewenste effecten op mensen. Er kunnen wel omwonenden zijn die klachten hebben omdat ze het niet wenselijk vinden dat de kraaien worden gevangen.
Wet- en regelgeving
Vangkooien mogen in een omgevingsvergunning worden aangewezen als toegestane middelen voor het vangen van vogels (waaronder kraaiachtigen). Daarnaast kan vrijstelling van een vergunning worden bedongen in een provinciale omgevingsverordening of een ministeriële regeling (art. 8.74p Bkl).
Voor deze middelen geldt het strikte afwegingskader van artikel 8.74j van het Bkl en van artikel 11.44 van het Bal. Het verkrijgen van een omgevingsvergunning of het verkrijgen van een vrijstelling kan alleen plaatsvinden als er voor het gebruik van het middel geen andere bevredigende oplossing bestaat, als sprake is van één van de in dat artikellid genoemde belangen en als de instandhouding van de soort wordt gegarandeerd. In het besluit (vrijstelling of omgevingsvergunning) moet ook zijn bepaald op welke wijze de vogels moeten worden gedood. Vaak is hiervoor het geweer aangewezen (bijvoorbeeld een luchtdrukgeweer).
4. Algemene juridische opmerkingen
Enkele algemene juridische opmerkingen rond het toepassen van preventieve middelen ter voorkoming van faunaschade
Er geldt een eigen verantwoordelijkheid voor het voorkomen of beperken van faunaschade aan eigendommen, gewassen of vee. Om voor een tegemoetkoming in faunaschade in aanmerking te komen, is het nemen van niet-dodelijke preventieve maatregelen daarom in de meeste gevallen vereist. In de Faunaschade PreventieKit voor verschillende diersoorten leest u hier meer over. Soms valt onder deze preventieplicht ook het doden van dieren. Het vangen en doden van beschermde dieren is in veel gevallen omgevingsvergunningplichtig. Soms geldt voor een specifieke soort binnen de provincie een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de provinciale omgevingsverordening. Het is steeds van belang om te onderzoeken of een soort op grond van een dergelijke regel mag worden gevangen of gedood, of dat sprake is van een omgevingsvergunningsplicht.
Verjaging en verstoring nabij natuurgebieden
Op de Informatiekaart Natuur (IKN) op de website van BIJ12 is veel informatie te vinden over waar (beschermde natuurgebieden liggen en welke beperkingen daar gelden. Hier kun je bijvoorbeeld de ligging van ganzenrust- en foerageergebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) of Natura2000-gebieden aantreffen. Ook informatie over no-fly-zones voor drones is daar gepubliceerd. Actieve verstoring door verjaging met ondersteunend afschot, of gebruik van verstorende middelen kan omgevingsvergunningplichtig zijn in of nabij Natura 2000-gebieden. Hiernaar moet onderzoek worden gedaan door degene die de activiteit wil verrichten.