Kleine zangvogels

De ‘Faunaschade PreventieKit’ voor zangvogels laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door spreeuwen, lijsterachtigen, mussen en mezen kunt voorkomen of beperken. Kraaiachtigen, ook zangvogels, worden in de ‘Faunaschade Preventie Kit Kraaiachtigen’ behandeld.

1. Algemeen

Kraaiachtigen, ook zangvogels, worden in de ‘Faunaschade Preventie Kit Kraaiachtigen’ behandeld.

Fruit, en dan met name afrijpend fruit, is interessant voor verschillende kleinere zangvogels. Dit betreft met name de volgende soorten:

  • spreeuwen;
  • lijsterachtigen (zoals merel, zanglijster, grote lijster en eventueel kramsvogel);
  • mussen (huismus en eventueel ringmus);
  • mezen (koolmees en pimpelmees).

Vraatschade door zangvogels kan optreden aan appels, peren, kersen, morellen, pruimen, kwetsen, bessen, bramen, frambozen, aardbeien en druiven. Zangvogels veroorzaken al lange tijd schade aan fruit in Nederland. Vroeger ging het vooral om schade aan bessen en kersen. Tegenwoordig veroorzaken vooral mezen steeds meer schade aan afrijpende peren. Dat komt omdat steeds meer Conference-peren worden geteeld. Deze zoetere soort is, net als de Triomphe de Vienne, heel aantrekkelijk voor de vogels, vooral voor mezen.

2. Preventieve maatregelen

Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en bovendien te combineren met afschot met het geweer, indien toegestaan, verhoogt u de effectiviteit.

2.1 Visuele middelen

Visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar dan ook vervangen.


Vlaggen en linten

Vlaggen en linten

Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de wind zoveel mogelijk vat heeft op de vlaggen en deze vrij kunnen wapperen. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.

Richtlijn BIJ12

  • Hang vier stuks op per hectare, regelmatig verspreid over het perceel daar waar schade te verwachten valt:afmetingen rechthoekige vlaggen: minimaal 60 x 90 cm;
  • afmetingen linten: minimaal 7 x 150 cm;
  • lengte paal: minimaal 1,5 meter;
  • Percelen groter dan 5 ha: minimaal één vlag/lint per 100 meter.

Nabootsing roofvogel

Nabootsing roofvogel

Deze methode is gepatenteerd en bestaat uit een vlieger in de vormen en kleuren van een zeearend of slechtvalk. De vlieger is bevestigd aan een lange mast. De vliegers vliegen zelfstandig en natuurgetrouw op de wind. Volgens de leverancier treedt er nauwelijks gewenning op door het grillige vliegpatroon. De vliegers werken niet bij windstilte en kunnen niet worden toegepast bij harde wind. Het aantal vliegers dat nodig is, is afhankelijk van het gewas en de te verjagen soorten, de hoogte waarop de vlieger in de lucht hangt en het type vlieger.

Richtlijn BIJ12

  • gebruik de vlieger conform de gebruiksaanwijzing van de fabrikant/leverancier.

Flitslampen en flitsmolens

Flitsmolens

Flitsmolens bestaan uit drie vanen (zes vlakken), afwisselend zwart en fel gekleurd of voorzien van een reflectiefolie. De molentjes staan op een poot van circa 1,50 meter en draaien op de wind. De afwisseling in kleurvlakken veroorzaakt bij het draaien een soort flitsen. Er zijn ook molens die voorzien zijn van een roofvogelsilhouet.

Richtlijn BIJ12

  • de flitsen moeten vanaf elke positie op het perceel zichtbaar zijn;
  • gebruik tenminste vier flitsmolens per hectare, regelmatig verspreid over het perceel.

FireFly bakenkaarten

FireFly bakenkaarten

De bakenkaart is aan de bovenzijde voorzien van twee retroreflecterende stickers. Dit materiaal reflecteert daglicht en uv-licht. Vogels kunnen beide soorten licht waarnemen. De speciale stickers reflecteren niet alleen het licht maar verspreiden het ook. Hierdoor ontstaat een sprankelend effect dat tot op 250 meter afstand zichtbaar is. De vogels worden door de reflectie en de beweging alert gemaakt op een object en kiezen tijdig een andere richting. Doordat ook uv-licht wordt gereflecteerd, werkt de FireFly bakenkaart ook onder bewolkte en mistige omstandigheden.

Richtlijn BIJ12

Het bereik van een FireFly zal in de fruitteelt kleiner zijn door de beslotenheid van een boomgaard.

  • de leverancier beveelt 45 FireFly bakenkaarten per hectare aan; dit betekent dat u de bakenkaarten op zo’n 15 meter uit elkaar moet plaatsen.

2.2 Akoestische middelen

Knalapparaat

Knalapparaat

Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Er zijn ook modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.

Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.

Richtlijn BIJ12

  • het tijdsinterval tussen de knallen mag maximaal 30 minuten bedragen;
  • verder geldt:
    • < 5 ha 1 knalapparaat;
    • > 5 ha minimaal 1 knalapparaat per 5 ha;
    • overig: verplaats de apparaten iedere 2 tot 3 dagen.

Vogelafweerpistool

Vogelafweerpistool

Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).

Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is ook een ontheffing verplicht.

Richtlijn BIJ12

Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.

  • u moet de percelen minimaal tweemaal per dag controleren en eventuele aanwezige vogels verjagen;
  • u moet er als grondgebruiker voor zorgen dat het gebruik van dit middel controleerbaar is; een ondertekende verklaring van de eigenaar van het vogelafweerpistool dat hij het middel bij u heeft ingezet, volstaat (eventueel moet u ook lege patronen of nota’s bewaren).

Kleppermolentjes – rammelblikjes

Kleppermolentjes/rammelblikjes

Zowel kleppermolentjes als rammelblikjes worden gebruikt om vogels uit boomgaarden en kleinfruitpercelen te verjagen. Kleppermolentjes worden door de wind aangedreven. U moet de molentjes op een paal monteren waarbij ze boven het gewas uitsteken. Nadeel van deze methode is een snelle gewenning. Bovendien werken ze niet als het windstil is.

Bij de zogenaamde rammelblikjes wordt een groot aantal rammelblikjes (bijvoorbeeld metalen blikjes met knikkers) opgehangen tussen de fruitbomen of –struiken. De blikjes worden vanuit een centrale uitkijkpost bediend door aan touwen te trekken. Het systeem dient overdag continu bemand te worden en is zeer arbeidsintensief. De methode is wel effectief omdat de verstoring alleen in de directe omgeving van de aanwezige vogels plaatsvindt. Hierdoor treedt nauwelijks gewenning op.


Ratels/krekels

Ratels/krekels

Ook handmatig aangedreven ratels en kleppers worden gebruikt om vogels uit boomgaarden en percelen met kleinfruit te verjagen. Omdat in de methode zowel een persoon nadert als lawaai wordt gebruikt, treedt minder snel gewenning op. Het is wel essentieel dat u de eerste vogels direct verjaagt, omdat ze anders andere vogels aantrekken (en grote groepen vogels zijn moeilijker te verjagen dan kleine groepjes). Daarna moet u de methode meerdere keren per dag herhalen. De methode is dus erg arbeidsintensief.

Het krekelsysteem bestaat uit een aandrijfkast met vier krekels (metalen buizen met schuin afgezaagde uiteinden en een as). De aandrijfkasten drijven de krekels met behulp van touwen en katrollen aan. Zware schakels aan de as slaan tegen de binnenkant van de metalen buis. Daardoor ontstaat een scherp ratelend geluid van 95-100 decibel. Met de tijdschakelaar kunt u de duur en de frequentie instellen.

Richtlijn BIJ12

  • een krekelsysteem met vier krekels heeft een effectief bereik van circa 2 ha, mogelijk meer;
  • het krekelsysteem is nog in ontwikkeling en nog niet regulier verkrijgbaar.

Angstkreten

Angstkreten

Vogels kunnen gewend raken aan onnatuurlijke, harde geluiden (knalapparaat) wanneer deze geen reële bedreiging vormen. Daarnaast kunt u een knalapparaat niet overal inzetten in verband met geluidsoverlast voor de omgeving.

Voor het gebruik van geluidsbanden geldt dat vogels gealarmeerd kunnen worden door de natuurlijke angstkreten van vogels of de geluiden van roofvogels. Omdat iedere vogel voornamelijk reageert op de angstkreten van de ‘in nood verkerende soortgenoot’, is het zinvol als u juist de angstkreten afspeelt van de vogelsoort die de schade veroorzaakt of de kreten van zijn natuurlijke predator. Er zijn inmiddels complete systemen op de markt. Deze systemen zijn waterdicht, beschikken over meerdere luidsprekers en zijn programmeerbaar voor vogelsoort, het interval en de periode van de dag dat de angstkreten worden afgespeeld.

Ook bij het gebruik van geluidsbanden geldt dat gewenning op kan treden wanneer het middel te lang en niet onregelmatig ingezet wordt. Afwisseling en combinatie met andere preventieve middelen is natuurlijk ook hier zinvol.

Richtlijn BIJ12

  • het hangt van de sterkte af hoeveel luidsprekers u nodig hebt; volgt u de voorschriften van de fabrikant/leverancier.

Schriklint/-koord

Schriklint/-koord en ritselfolie

Schriklint (ook wel bromlint of zoemlint genoemd) bestaat uit een speciaal lint dat langs perceelsranden of tussen gewasrijen wordt gespannen. Het gaat door de wind trillen en brommen. Schriklint wordt toegepast om vogelschade in kleinschalig teelten (kleinfruitpercelen, bloemen- en bloemzaadteelt) te voorkomen.

In plaats van schriklint kunt u strakgespannen nylonkoord (2 mm dik) gebruiken, op circa 80 cm hoogte. Ook dit maakt een zingend geluid in de wind. Deze koorden geven bij aanraking door vogels een extra schrikreactie (zie ook ‘spandraden’ onder 2.3 Afscherming).

Ritselfolie bestaat uit een zeer lichte metaalfolie. U kunt stroken van deze folie met een soepel draadje ophangen aan spandraden, de afrastering of paaltjes. De folie beweegt op de wind en maakt hierbij een ritselend geluid. Ook de weerkaatsing van het zonlicht op de folie werkt afschrikwekkend.

Richtlijn BIJ12

Schriklint:

  • breng de linten over de gehele lengte of breedte van het perceel aan;
  • zorg ervoor dat de onderlinge afstand tussen de linten maximaal 15 meter bedraagt.

Ritselfolie:

  • hang de stroken folie op maximaal 10 meter uit elkaar.

2.3. Afscherming

Afdeknetten

Afdeknetten worden vooral in de fruitteelt gebruikt om vogels te weren. U kunt de netten los over het gewas leggen of ophangen aan een frame van palen en touwen. Afdeknetten worden ook gebruikt ter bescherming van opgeslagen ruwvoer.

Richtlijn BIJ12

  • gebruik stevige, fijnmazige netten en span ze strak zodat vogels niet verstrikt raken.

Afdeknetten

2.4. Aantrekken natuurlijke vijanden

Zitpalen roofvogels

Zitpalen roofvogels

Roofvogels vangen niet alleen muizen maar verjagen ook aanwezige vogels. U kunt roofvogels aantrekken door uitkijkposten te plaatsen. Een uitkijkpost bestaat uit een paal van 4 tot 5 meter hoog met aan de bovenzijde een horizontale, ronde zitstok (diameter 3 tot 5 cm).

2.5. Beheer

Nota bene: Lijsterachtigen, mezen en mussen worden niet geschoten of gevangen, voor spreeuwen kunt u een ontheffing aanvragen.

Ondersteunend afschot

Ondersteunend afschot en populatiebeheer

Het geweer kunt u inzetten voor afschot. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen: (1) afschot om verjaging te ondersteunen en (2) populatiebeheer. In het eerste geval schiet u individuele dieren ter verjaging en gaat het om directe schadebestrijding. Dit gebeurt op het perceel. In het tweede geval (populatiebeheer) voorkomt u schade door de aantallen te reguleren. Populatiebeheer heeft als doel om de populatieomvang binnen een bepaald gebied op een niveau te brengen dat aansluit bij de maatschappelijke doelen.

Ook nu geldt dat u het geweer alleen zelf mag gebruiken als u jachtaktehouder bent. Bent u dat niet, dan kunt u een jager of een andere schadebestrijder vragen om dit middel toe te passen.

Daarnaast hebt u een ontheffing of machtiging nodig om daadwerkelijk afschot te mogen plegen. Omdat u een inspanningsverplichting heeft om schade te voorkomen en te beperken, dient u adequaat gebruik te maken van de verleende ontheffing of machtiging. Dat betekent het volgende:

  • u moet minimaal twee keer per week schade bestrijden door middel van afschot van de schadeveroorzakende diersoort in de periode dat er schade wordt veroorzaakt;
  • op grotere percelen, bij kwetsbare gewassen, of bij veel schadeveroorzakers moet u een grotere inspanning leveren (hogere frequentie); ook de inzet van meerdere schadebestrijders (meer geweren) ligt voor de hand.

Richtlijn BIJ12

Nota bene: de richtlijn is van toepassing op populatiebeheer en voor aan verjaging ondersteunend afschot.

Populatiebeheer heeft als doel om de populatieomvang binnen een bepaald gebied omlaag te brengen. Dit is in het faunabeheerplan en in de verleende ontheffing vastgesteld. Als u een verzoek doet voor een tegemoetkoming in de schade, wordt u er niet op afgerekend als u de doelstand niet gehaald hebt. Wel moet u aantonen dat u adequaat gebruik hebt gemaakt van de ontheffing. Daarvoor moet u een rapportage overleggen. Hierin staan concreet de schadebestrijdingsacties op het schadeperceel:

  • in het rapport moet de geleverde inspanning per dag worden vermeld; melden dat twee keer per week gebruik is gemaakt van de ontheffing in die periode dat er schade optreedt, is onvoldoende;
  • u moet per dag melden bij welke schadebestrijdingsacties wel en geen afschot is gepleegd;
  • als de schadebestrijder geen schadeveroorzakende dieren heeft aangetroffen, kan dit apart worden vermeld.

Vangkooi

Vangkooi

Er zijn zeer veel verschillende typen kastvallen en vangkooien. Een voor spreeuwen geschikte vangkooi bestaat uit een grote kooi van gaas, met aan de bovenzijde een soort ‘fuik’, waarbij de vogels (aangetrokken door voer en lokvogels) de kooi wel in kunnen maar deze niet meer kunnen verlaten. Voor het gebruik van kastvallen en vangkooien is voor de meeste diersoorten een ontheffing vereist.

Richtlijn BIJ12

Wilt u levende lokvogels gebruiken in combinatie met een kastval om spreeuwen te vangen, dan moet u rekening houden met de volgende eisen:

  • u hebt een provinciale ontheffing nodig om een vangkooi te mogen gebruiken;
  • als lokvogel mag u alleen gefokte exemplaren van de spreeuw gebruiken en de lokvogels moeten geringd zijn;
  • de kastval moet zodanig geconstrueerd zijn dat geen lichamelijk contact mogelijk is tussen de lokvogel en de te vangen vogel;
  • de lokvogels moeten zijn voorzien van voldoende voedsel en water.

2.6. Overige middelen

Drone

Nader te specificeren

Nader te specificeren middelen zijn alle, op de markt als veilig te gebruiken arbeidsmiddel toegelaten middelen, die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking in de praktijk tot nog toe niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventiekit (FPK) zijn opgenomen, maar waarvan de grondgebruiker wél een effectieve preventieve werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, lasers en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan op eigen initiatief of op voorstel van derden onderzoek naar de effectiviteit van het middel laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve wildwerende maatregelen. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.

Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u dat vooraf met een consulent van BIJ12 bespreken. Om aanspraak te behouden op een tegemoetkoming, heeft u voor de inzet van het betreffende middel de schriftelijke toestemming van BIJ12 nodig. Let op: dien het schriftelijk gemotiveerd verzoek tot toestemming ten minste een maand voor het gebruik in bij BIJ12 t.a.v. Faunazaken. De kleine lettertjes, artikel 4.4, zijn ook van toepassing op nader te specificeren middelen.

3. Soorten faunaschade

Bij verschillende gewassoorten kunnen er over het algemeen diverse soorten schade aangericht worden door kleine zangvogels: vraatschade, pikschade, bevuiling en vernieling.

Een aantal teelten en situaties is zo kwetsbaar voor faunaschade, dat van u volledige afscherming met bijvoorbeeld netten of raster wordt verwacht. Omdat bij adequate afscherming geen schade meer kan ontstaan, komen deze teelten niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking. Voorbeelden hiervan zijn: vogelschade in bessen- en kleinfruitteelt, in kersenteelt en in druiven/wijnbouw.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Extra informatie

Granen: vraatschade aan kiemend en afrijpend graan.

Maïs: schade door aanpikken van kolven in de zomer en de herfst, vaak in de buurt van verzamelplaatsen van spreeuwen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.2 Schade aan fruit

Extra informatie

Appels en peren: vraat- en pikschade aan knoppen en rijpend fruit, soms bevuiling.

Kersen en morellen: naast vraatschade ook bevuiling en vernieling in kersenboomgaarden. Vooral boomgaarden met grazend vee en pas gemaaide percelen trekken spreeuwen aan.

Bessen (rode – en witte aalbes, kruisbes, zwarte bes, blauwe bes): uitpikken van knoppen en vraatschade aan bessen. Schade ontstaat vooral in de nabijheid van bebouwing en in de buurt van bomen en struiken waarin vogels bij onraad kunnen vluchten.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.3 Schade aan overige gewassen

Extra informatie

Helm en griend/ riet en biezen: vernieling in de periode september – januari doordat grote zwermen spreeuwen riet breken en griend buigen als ze deze als rustplaats gebruiken. Preventieve maatregelen zijn vaak niet mogelijk omdat op voorhand niet voorspeld kan worden waar de vogels zullen invallen. Bij constatering kunnen de vogels verjaagd worden. U moet de situatie dan de volgende jaren in de gaten houden en eventueel opnieuw verjagen.

Landbouwhuisdieren: met name spreeuwen kunnen voor overlast zorgen aan (kuil)voerbulten. Door kuilvoerplaatsen schoon te houden en de kuilbult bijvoorbeeld met plastic af te dichten, voorkomt u dat de spreeuwen worden aangetrokken.

Opstallen en erven: geluidsoverlast en vernieling met name in de herfst. Vooral spreeuwen kunnen voor overlast zorgen in stallen. Dit is te voorkomen door gaas of netten over de luchtinlaat te plaatsen. Daarnaast kunt u de staldeuren afsluiten of voorzien van bijvoorbeeld plastic flappen. Ook kunt u in de stal een akoestisch systeem plaatsen dat angstkreten of roofvogelgeluiden voortbrengt.

Incidenteel komt vernieling van rieten daken voor.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Wat te doen bij schade

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schade percelen liggen.

Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nl.

Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4.2 Ontheffing

Voor het verjagen van een diersoort met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie Kits (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009) (bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Kleine zangvogels’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over team Faunazaken

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).