A12.02 Open akkerland voor overwinterende akkervogels

Kenmerkende soorten voor dit beheertype zijn soorten die tijdens de winter afhankelijk zijn van niet geoogste granen en onkruidzaden (zoals veldleeuweriken, gorzen, mussen en vinkachtigen). Tevens gaat het om muizen etende roofvogels (zoals velduil en ruigpootbuizerd).

Algemene beschrijving

Een voldoende beschikbaarheid van foerageerhabitat zoals wintervoedselveldjes en (graan)stoppels levert een positieve bijdrage leveren aan de winteroverleving en dus de populatieaantallen van deze akkervogels. Voor zaadeters als gorzen, mussen en vinkachtigen (kneu) is het belangrijk dat voldoende geschikt foerageerhabitat wordt gecreëerd (wintervoedselveldjes) zodat de hoeveelheid voedsel toereikend is tot en met het vroege voorjaar (maart). Wintervoedselveldjes moeten dan ook tot en met maart blijven liggen. Het is essentieel dat wintervoedselveldjes gelegen zijn naast opgaande vegetatie als struweel, heg, houtwal, bosje (droge dooradering), omdat gorzen, mussen en vinken daar dekking voor predatoren vinden.

Afbakening

  • In het begrensde gebied komen één of meerdere doelsoorten voor.
  • Het gebied kent voldoende openheid, omvang en connectiviteit.
  • Het akkerbeheer is gericht op het creëren van voedselaanbod tijdens de winterperiode (stoppelvelden, open en diverse gewassen, geen/beperkte onkruidbestrijding, late oogstdata, en late grondbewerking).
  • Het beheertype grenst aan opgaande elementen, welke voldoende schuilgelegenheid bieden.

Doelsoorten

  • Blauwe kiekendief
  • Ruigpootbuizerd
  • Velduil
  • Veldleeuwerik
  • Graspieper
  • Geelgors
  • Ringmus
  • Kneu
  • Grauwe gors
  • Patrijs