L02.03 Historische tuin

Bijgewerkt op: 14 december 2023

Het beheertype Historische tuin beslaat oude tuinen of tuinonderdelen bij buitenplaatsen, landgoederen kastelen of kloosters die onderhouden moeten worden volgens een bepaald historisch ontwerp. Hierbij horen o.a. gazons, (rozen)perken, fonteinen, sier- en fruitbomen, paden, heggen, bij het ontwerp horende vijvers/waterpartijen etc.

Algemene beschrijving

Buitenplaatsen ontstonden in de Nederlanden eind 16e eeuw. Sommige buitenplaatsen ontwikkelden zich uit de bestaande kastelen en kloosters, andere werden nieuw gesticht, veelal door de nieuwe stedelijke elite die genoeg geld hadden verdiend om naar ‘buiten’ te trekken en op een landschappelijk aantrekkelijke plaats te gaan wonen. Buitenplaatsen nabij steden werden lang niet altijd permanent bewoond, vaak werd het huis in de stad aangehouden en woonde de eigenaar alleen in het zomerseizoen op de buitenplaats. Buitenplaatsen waren in Nederland populair vanaf de 17e eeuw. Er zijn diverse stijlvormen bekend:

  • Geometrische tuinstijl 17e/18e eeuw
  • Landschappelijke stijl eind 18e en 19e eeuw
  • Gemengde en neostijlen 20e eeuw.

In praktijk is op de meeste buitenplaatsen een mengvorm van deze tuinstijlen te vinden. De ontwikkeling van tuinstijlen begint in de zeventiende eeuw met de geometrische tuinen met veel symmetrie, water, lanen en zichtassen (denk aan Het Loo), naar de landschappelijke tuinen vanaf eind 18e eeuw naar allerlei meng- en neostijlen in de 20e eeuw.

Historische tuinen zijn te vinden op landgoederen en buitenplaatsen in heel Nederland. Er zijn enkele bekende zones met vele buitenplaatsen bij elkaar in Nederland te vinden zoals langs de Vecht of de ’s Gravelandse Buitenplaatsen. Tuinen in de geometrische tuinstijl zijn zeldzaam: Het Loo is een bekend voorbeeld. In de landschappelijke tuinstijl zijn vele parken bij landgoederen en buitenplaatsen aangelegd, maar lang niet altijd is daar een historische tuin in deze stijl bij te vinden. Veel historische tuinen komen toch uit de categorie gemengde en neostijlen vanaf begin 20e eeuw. Ook hierbij geldt, dat vele mengvormen voorkomen en vaak elementen uit vroegere stijlperiodes in de tuin werden opgenomen. Ook rondom kloosters kunnen historische tuinen te vinden zijn. De tuin werd vaak ingericht met een mengeling van recreatieve en nuttige functies, waarbij het representatieve aspect dominant was. De tuin was een onderdeel van een groter geheel waar ook lanen, singels, leibomen, solitaire bomen, begroeide slangenmuren, grachten, kanalen, een duiventil, follys en allerlei bijgebouwen bijhoren. Deze verschillende delen worden bijeengehouden doordat ze bij het ontwerp van één buitenplaats horen.

De tuinen hebben een relatie met het bijbehorende huis. Vaak waren de intensief onderhouden tuinen in de directe omgeving van het huis te vinden. In een enkel geval is het huis verdwenen maar de tuin nog aanwezig. Daarnaast hebben de tuinen een duidelijke relatie met andere onderdelen van het landgoed of de buitenplaats, zoals de lanen en parkbossen of landerijen. Soms hebben deze een sterke regionale inslag, vaak ook niet.

Afbakening

  • Het beheertype historische tuinen beslaat oude tuinen of tuinonderdelen bij buitenplaatsen, landgoederen, kastelen of kloosters die onderhouden moeten worden volgens een bepaald historisch ontwerp. Belangrijkste onderdelen zijn in dit type gazons, (rozen)perken en borders, (uitheemse) bomen en struiken, kleinschalig padenpatroon, fonteinen, sier- en fruitbomen, paden, heggen en bij het ontwerp horende vijvers/waterpartijen. Ook bijzondere tuinelementen als berceaus (loofgangen) of doolhoven vallen onder dit type. Deze onderdelen worden intensief onderhouden volgens een bepaald ontwerp.
  • Niet tot het beheertype behoren landschapselementen die horen bij Park- en stinzenbossen (beheertype N17.03) en lanen LN 1.7.
  • Gebouwde elementen van de tuin zoals tuinmuren en ijskelders vallen onder beheertype LN 2.2.
  • Een landgoed of buitenplaats bezit niet per definitie een historische tuin, zoals in dit beheertype bedoeld is. Ook kloosters kunnen een historische tuin kennen. Stadstuinen vallen buiten dit type.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per landschapselementtype.

Subsidie

Subsidietarief

Binnen natuurterreinen

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor de jaarvergoeding van Landschapselementtype L01.01.00 Poel en klein historisch water. De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Beheer

Er zijn drie beheeropties: Consolidatie door regulier beheer of restauratie of reconstructie.

De kern van het beheer is dat de tuin in de huidige toestand blijft. Bij het beheer is kennis van de oorspronkelijke vorm en betekenis van de verschillende groene elementen van belang. Het beheer is dus gericht op behoud van de oorspronkelijke structuren. Is de structuur van een tuin verloren gegaan door sterke verwaarlozing, dan zijn er vaak nog wel resten te vinden van de oude aanleg. In dat geval kan gekozen worden voor een restauratie of reconstructie. De eerste vraag die daarbij gesteld wordt is: kies je voor een specifiek tijdsbeeld (bijvoorbeeld begin 19e eeuw), of moet de nieuwe situatie een beeld geven van de ontwikkeling van de tuin door de jaren heen? Beide keuzen vereisen een grondige studie van historische bronnen, zoals oude kaarten, beschrijvingen en mogelijk zelfs ontwerptekeningen van de tuin. Op grond daarvan zal gekozen moeten worden voor een van de twee hierboven genoemde mogelijkheden. Consolidatie betekent het behouden van nog aanwezige tuinelementen in de huidige situatie.