N04.03 Brak water
Algemene beschrijving
Brak water komt voor in het kustgebied en de laagveengebieden die ooit onder invloed van de zee gestaan hebben. Het gaat vaak om ondiepe en kleine watertjes; kolkgaten, poelen en dobben van kwelders of inlagen en kwelsloten achter de dijk, maar ook om oude (geïsoleerd liggende) kreken. De bodem kan zowel zandig, venig als kleiig zijn. Het water kan brak zijn door zout spatwater van de zee, door incidentele overstromingen of door zout water dat onder de dijk door stroomt en in lage binnendijks gelegen gebieden opwelt. In de laagveengebieden gaat het vaak om fossiel grondwater of om zeewater dat bij sluizen toch weet binnen te dringen en zich vervolgens via sloten en kanalen kan verspreiden.
Het zoutgehalte van Brak water kan heel erg wisselen, in de zomer kan het water door verdamping zeer zout zijn en in de winter vrijwel zoet door het vele regenwater. Deze grote wisselingen worden alleen door een aantal gespecialiseerde planten en dieren verdragen. Brak water is vaak helder ondanks het van nature hoge fosfaatgehalte. Vermoedelijk is stikstof een beperkende factor. De bodem kan zwart, zuurstofloos zijn en daardoor sulfiden bevatten die stinken als rotte eieren.
Brak water is van belang voor enkele waterplanten en voor biezen; ruppiasoorten, groot nimfkruid, zilte waterranonkel, brede zannichellia, zeegras, ruwe bies en heen. Ook algen zijn van belang: verschillende soorten darmwier, zeesla, roodwieren, groene draadalgen en kiezelwieren.
Brak water kan ondiep zijn, warmt dan snel op en is daarom een goede paaiplaats voor brakwatergrondel, driedoornige stekelbaars, grote koornaarvis, zwarte grondel, dikkopje en andere vissen. Een verbinding met de zee is voor vissen van groot belang. In brak water leven vele kleine organismen als mosdiertjes, brakwaterpoliep, roeipootkreeftjes, brakwatervlokreeften, muggenlarven, zeeduizendpoot, kokerjuffers, aasgarnaal, brakwatergarnaal, vorksprietgarnaal, oprolpissebed, brakwaterpissebed, bootsmannetjes, waterkevers, schelpen en vele slakjes. Het rijke onderwaterleven is voedsel voor o.a. lepelaar, tureluur, kluut, en trekvogels. Noordse woelmuis komt vaak voor in de oeverzone en in de begeleidende ruigten.
Verzoeting en vermesting zijn de grootste bedreiging. Het afsluiten van de estuaria Zuiderzee, Haringvliet, Hollands diep, Krammer en Volkerak heeft geleid tot een enorme afname van het areaal. Veel van de verbindingen van oude kreken met de zee zijn verdwenen door dijkverbeteringen en het doorspoelen van waterlopen met zoet water. Ook rond het Waddengebied is veel areaal Brakwater verdwenen door dijkverzwaringen, het verminderen van het aantal spuipunten en het doorspoelen met zoet water.
Brak water is internationaal van bijzonder waarde door de macrofauna, de paaimogelijkheden voor grote koornaarvis, als doorgang voor trekvissen (paling, elft, fint) en als foerageergebied voor bijvoorbeeld lepelaar en kluut.
Voorbeeldgebieden
Inlagen rond de Ooster- en Westerschelde, Dijkwater, Prunjepolder, Den Inkel, Roggesloot, De Bol en Kimswerd, Westzaan, Oostzaan en Ilperveld.
Afbakening
- Het beheertype brak water omvat waterlichamen breder dan 4 m. en dieper dan 20 cm., met zwakstromend of stilstaand brakwater (met een hoge saliniteit: Chloride > 300 mg Cl/l.) en organismen die typerend zijn voor brak water.
- Brak water waarin kranswieren dominant voorkomen worden tot het beheertype Kranswierwater gerekend.
- Kreken onder invloed van met getijdenwerking worden tot Schor of kwelder of tot Grootschalig zout getijdenwater gerekend.
Standaardkostprijs
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De onderdelen subsidie, subsidieverplichtingen en subsidietarief, toeslagen voor natuurbeheer, beheeradvies en monitoring maken geen onderdeel uit van de Index.
Subsidie
Subsidieverplichtingen
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Subsidietarief
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N04.03 Brak water.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Monitoring en natuurkwaliteit
Over de aquatische typen is overleg gaande met de waterbeheerders. De uiteindelijke maatlat zal meer gestoeld zijn op de Kaderrichtlijn Water. Het onderstaande concept is niet bedoeld voor de huidige monitoring.
Structuur
Het beheertype brak water omvat allerlei kleine en grotere wateren die binnendijks liggen maar door salt-spray, kwelwater of incidentele overstroming onder invloed staan van zout water. De structuurelementen in deze wateren zijn vergelijkbaar met die van zoete plas. Het gaat vooral om een gevarieerde inrichting van de oeverzone. Daarnaast bepaalt de vegetatie voor een groot deel de onderwaterstructuur.
De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden:
Structuurelement | Min. % | Max. % | Eenheid |
---|---|---|---|
Ondiepe delen (<1.5m) | 50 | % oppervlakte of % breedte dwarsprofiel | |
Natuurlijke oever 1 | 75 | % van de oeverlengte | |
Natuurlijke begroeiing tot 100 m vanaf insteek | 75 | % van de oeverlengte | |
Gemiddelde breedte rietkraag | Lijnvormig: 20 | 40 | % dwarsprofiel |
Plas/meer: 3 | M | ||
Kroos en vrij zwevende planten | 5 | % bedekking element of 100 m traject 2 | |
Emerse vegetatie | 5 | % bedekking ondiepe deel element of 100 m traject | |
Ondergedoken waterplanten en planten met drijfbladeren | 50 | 80 | % bedekking ondiepe deel element of 100 m traject |
¹ Een natuurlijke oever is gevarieerd, heeft geen oeverbeschoeiing en heeft zowel flauwe als steile delen en plas-dras zones
² Bij een lijnvormig water wordt een representatief traject van 100 meter gekozen voor de monitoring. Bij grote niet-lijnvormige wateren wordt eveneens een traject van 100 meter langs de oever gekozen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn
- “Midden”: indien minimaal 5 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn
- “Laag”: indien <5 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten | aarvederkruid, fijn hoornblad, gesteelde zannichellia, groot nimfkruid, groot zeegras, snavelruppia, spiraalruppia, weegbreefonteinkruid, zilte waterranonkel |
Vissen: | bot, botervis, brakwatergrondel, dikkopje, driedoornige stekelbaars, glasgrondel, grote koornaarvis, grote zeenaald, harnasman, houting, kleine zeenaald, paling, puitaal, slakdolf, spiering, zandspiering, zeedonderpad, zwarte grondel |
Tot de kwalificerende soorten kunnen van deze soortgroepen ook 2 extra soorten uit Bijlage 3 gerekend worden, indien deze voorkomen in het beheertype.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 5 kwalificerende soorten planten, 5 soorten vissen en 1 soort libel voorkomen
- “Midden”: indien minimaal 3 kwalificerende soorten planten en 3 soorten vissen voorkomen
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is
Milieu- en watercondities
Variabele | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
Kwel / wegzijging | Geen kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied | Matige kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied (bijv. polder) | Grote kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied (bijv. diepe polder of wegzijging naar nabij gelegen diep water) |
Aanvoer | Aanvoer wordt niet gereguleerd door stuwen, sluizen en/of gemalen, volgt natuurlijk te verwachtenvariatie | Beperkt gereguleerd maar volgt hoofdzakelijk een natuurlijk te verwachten variatie (neerslag pieken) | Volledig gereguleerd |
Afvoer | Afvoer wordt niet gereguleerd door stuwen, sluizen en/of gemalen, volgt natuurlijk te verwachten variatie | Beperkt gereguleerd maar volgt hoofdzakelijk een natuurlijk te verwachten variatie (neerslag pieken) | Volledig gereguleerd |
Waterstand | Waterstanden worden niet gereguleerd en volgen de natuurlijk te verwachten variatie | Waterstand wordt gereguleerd maar is onder invloed van piekafvoeren of lage waterstanden. Gereguleerde dynamiek, bijv. flexibel peilbeheer in poldersysteem | Waterstand is volledig gereguleerd, geautomatiseerde bemaling, gereguleerde inlaten, omgekeerd peilbeheer t.b.v. landbouw |
Variabele | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
pH | 6-9 | ≤6/9-9.5 | ≥9.5 |
Totaal P (mg P/l) | ≤0,11 | 0,11-0,22 | ≥0,22 |
Totaal N (mg N/l) | ≤1,8 | 1,8-2,9 | ≥2,9 |
Chloride (mg Cl/l) | ≤200/≥20000 | 200-300/10000-20000 | 300-10000 |
Doorzicht (m) | ≤0,6 | 0,6-0,9 | ≥0,9 |
Kwaliteitsbepaling
Hydrologie
- “Hoog”: indien minstens 3 variabelen als “Hoog” worden beoordeeld.
- “Midden”: indien niet wordt voldaan aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag”.
- “Laag”: indien minstens 3 variabelen als “Laag” worden beoordeeld.
Chemie en doorzicht
- “Hoog”: indien minstens 4 variabelen als “Hoog” worden beoordeeld.
- “Midden”: indien niet wordt voldaan aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag”.
- “Laag”: indien minstens 3 variabelen als “Laag” worden beoordeeld.
Totaal score deelaspecten hydrologie en chemie
- “Hoog”: indien beide deelaspecten als “Hoog” worden beoordeeld.
- “Midden”: alle overige opties.
- “Laag”: indien beide deelaspecten als “Laag” worden beoordeeld, of 1 als “Laag” en 1 als “Midden”.
Ruimtelijke condities
Kenmerk | Hoog | Midden | Laag |
---|---|---|---|
Aantal elementen binnen natuurgebied | Complex van wateren | Meer verspreid liggende wateren van het type aanwezig | <5 wateren van het type aanwezig |
Gemiddelde afstand tussen elementen binnen natuurgebied | <400m | 400-800m | >800m |
Isolatie | Zowel geïsoleerde als verbonden elementen aanwezig | Alleen geïoleerde of alleen verbonden elementen aanwezig | < 20% |
Afstand tot dichtstbijzijnde natuurgebied met dit beheertype | <20km | 20-50km | >50km |
Afstand tot zee | Invloed van salt spray en kwelwater | Invloed alleen via kwelwater | verzoeting |
Inrichting gebied tussen wateren | Natuur: Variatie van bos, struweel en grasland | Natuur: Alleen bos, struweel of grasland | Geen natuur grenzend aan de plas |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minstens 4 variabelen als “Hoog” worden beoordeeld.
- “Midden”: indien niet voldaan aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag”.
- “Laag”: indien minstens 3 variabelen als “Laag” worden beoordeeld.
Monitoring
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bepaling bedekking | 6 jaar |
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Vissen | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Hydrologie | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |
Chemie | Watermonster analyse | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |