Wolven

Bijgewerkt op: 27 november 2025

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor wolven laat zien met welke preventieve maatregelen u het risico op schade aan vee kan verkleinen. Bijvoorbeeld met aanbevolen stroomrasters.

1. Inleiding

Sinds 2019 hebben wolven zich weer gevestigd in Nederland. Wolven hebben een beschermde status en komen voornamelijk voor in bosrijke gebieden. Wolven hebben vaste leefgebieden in de provincies DrentheDeze link opent in een nieuw tabblad, FryslânDeze link opent in een nieuw tabblad, GelderlandDeze link opent in een nieuw tabblad en UtrechtDeze link opent in een nieuw tabblad. Maar ook in FlevolandDeze link opent in een nieuw tabblad, GroningenDeze link opent in een nieuw tabblad, LimburgDeze link opent in een nieuw tabblad, Noord-BrabantDeze link opent in een nieuw tabblad, OverijsselDeze link opent in een nieuw tabblad en ZeelandDeze link opent in een nieuw tabblad worden wolven regelmatig gezien. Zwervende wolven die op zoek zijn naar een eigen leefgebied kunnen in een groot deel van Nederland voorkomen. Bekijk de verspreidingskaart voor meer informatie.

2. Faunaschade

Wolven zijn roofdieren en eten vlees en aas. Met name grotere, wilde hoefdieren waarbij ree het belangrijkste aandeel van het dieet vormt. Daarnaast worden zwijnen, edelherten en damherten gegeten, maar ook kleine dieren zoals muizen, ratten en bevers.

Hoefdieren, waaronder landbouwhuisdieren, passen dus goed in het dieet van wolven. Schapen, geiten, pony’s, paarden en rundvee lopen het grootste risico op predatie, genoemd op volgorde van het meest naar het minst risicogevoelig.

Wolven kunnen op verschillende manieren schade toebrengen aan landbouwhuisdieren. In de eerste plaats door het doden of verwonden van landbouwhuisdieren. Daarnaast bestaat het risico dat moederdieren door stress hun jongen verwerpen (miskraam), dat landbouwhuisdieren in paniek uitbreken of elkaar dooddrukken of verwonden. Schade kan worden beperkt door het nemen van preventieve maatregelen. Toepassen van deze maatregelen brengt materiaalkosten en extra werk met zich mee.

3. Overzicht preventieve maatregelen

De maatregelen om faunaschade te voorkomen zijn ingedeeld in vier categorieën:

  1. Rasters met stroom
  2. Ophokken van vee in nachthok/kraal
  3. Kuddebewakingshonden
  4. Fladderlinten
  5. Maatregelen voor runderen en paarden

Per maatregel wordt de effectiviteit van het weren van een wolf, de praktische inzetbaarheid, het effect op overige dieren, de relatieve kosten en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Bij de maatregelen voor runderen en paarden wordt alleen een beknopte uitleg gegeven.

  • De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en praktijkervaring van dierhouders.

In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores geven aan hoe de maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.

Tabel 1: Overzicht preventieve maatregelen voor wolven
Maatregelen Effectiviteit Tijdsinspanning Kosten
Rasters
Vast gaasraster met stroomdraden Hoog Gemiddeld Hoog
Vast gaasraster met stroomdraden en ingegraven of omgevouwen gaas Hoog Gemiddeld Hoog
Vast raster van stroomdraden Hoog Gemiddeld Hoog
Verplaatsbaar raster met stroomdraden Hoog Gemiddeld Hoog
Verplaatsbaar net met stroom (flexinet) Hoog Gemiddeld Hoog
Nachtelijk ophokken of kralen Hoog Hoog Gemiddeld
Kuddebewakingshonden Hoog Hoog Gemiddeld
Fladderlinten Laag Laag Laag
Aanvullende maatregelen voor runderen en paarden Hoog Gemiddeld Hoog

3.1 Rasters

Rasters kunnen wolven weren en daarmee schade aan landbouwhuisdieren voorkomen of beperken. In deze paragraaf worden de verschillende rasters toegelicht.

Algemeen gedrag van wolven

Om de rasters op de juiste manier te ontwerpen, te plaatsen en te onderhouden is het belangrijk om eerst inzicht te hebben in de manier waarop een wolf een raster kan binnendringen. Wolven gaan op zoek gaan naar zwakke plekken van rasters. Het zijn intelligente, snel lerende dieren die kunnen zwemmen, kruipen, graven, klimmen en (leren) springen. Houd daarom rekening met onderstaande punten:

  • Angst voor stroom

Een raster met stroom is effectief omdat wolven gevoelig zijn voor elektriciteit. Wolven die een stroomschok hebben ervaren, benaderen minder snel opnieuw een raster met stroom. Wolven zijn vooral in de nacht actief. Omdat landbouwhuisdieren op dat moment vaak (onbewaakt) in het veld staan, moet de stroom dag en nacht op de draden of rasters staan.

  • Onderdoor kruipen of graven

Een wolf heeft een sterke neiging om ergens onderdoor te kruipen. Als dat niet direct lukt kan hij ook gaan graven.

  • Doorheen gaan

Een opening van 20 centimeter, bijvoorbeeld tussen twee palen of draden, kan voor een wolf groot genoeg zijn om doorheen te gaan.

  • Overheen klimmen

Een wolf is goed in staat om over een hoog hekwerk of object (zonder stroom) te klimmen.

  • Overheen springen

Een wolf is fysiek in staat om over een obstakel (bijvoorbeeld hekwerk) te springen. Een wolf krijgt geen stroom als deze alleen het hek/draad raakt tijdens de sprong.

Algemene eisen rasters

Hieronder beschrijven we vier typen rasters volgens adviesnorm:

  1. Vast gaasraster met stroomdraden (met of zonder ingegraven of teruggevouwen gaas)
  2. Vast raster van stroomdraden
  3. Verplaatsbaar raster met stroomdraden
  4. Een verplaatsbaar net met stroom (flexinet)

De volgende eisen worden aan alle soorten rasters gesteld:

  • De elektrische spanning op de stroomdraden bedraagt minimaal 4,5 kV. Bij rasters van grotere percelen horen krachtige schrikdraadapparaten.
  • Een goede aarding van een raster is belangrijk voor de werking. Een goed geaard elektrisch afrastering zorgt ervoor dat elektrische stroom veilig wordt geleid naar de grond, wat de efficiëntie van het hekwerk bevordert. Slechte aarding zorgt namelijk voor weinig stroom op de afrastering waardoor de afrastering minder goed bescherming kan bieden. Een goed aardingsysteem met een aardpen, aardklem en een grondkabel is een voorwaarde voor een goed werkend raster.
  • De afstand van de onderste stroomdraad tot de grond is maximaal 20 centimeter.
  • De bovenste stroomdraad is vanaf de grond minimaal 120 centimeter hoog.
  • Voor toegangspoorten gelden dezelfde eisen als voor het raster zelf.
  • Het raster moet bij voorkeur minimaal 50 centimeter van de insteek van een sloot of greppel staan.
  • Er is geen opstapmogelijkheid hoger dan 30 centimeter binnen 2 meter van het raster.
  • Houd schrikdraden zoveel mogelijk vrij van begroeiing om spanningsverlies te vermijden. Controleer dit regelmatig.
  • Rasters waarin tijdelijk geen dieren staan, dienen bij voorkeur wel onder stroom gehouden te worden. Zo kan voorkomen worden dat wolven leren deze barrière zonder stroom te nemen. Ook is het duidelijk voor de andere wilde dieren; er staat altijd stroom op het raster.

Subsidies en advies van een wolvenconsulent

Zeven provincies geven financiële steun voor een stroomraster om de kans op schade door wolven te verkleinen. Het gaat om de provincies DrentheDeze link opent in een nieuw tabblad, FryslânDeze link opent in een nieuw tabblad, GelderlandDeze link opent in een nieuw tabblad, LimburgDeze link opent in een nieuw tabblad, Noord-BrabantDeze link opent in een nieuw tabblad, OverijsselDeze link opent in een nieuw tabblad en UtrechtDeze link opent in een nieuw tabblad. De provincies bepalen zelf de hoogte van het subsidiebedrag en de regels die horen bij de subsidie.

Waar kan ik advies krijgen?

In een aantal provincies kunnen dierhouders gratis advies krijgen over stroomrasters door wolvenconsulenten. Je kunt in contact komen met deze adviseurs via telefoon of e-mail, maar je kunt ze ook spreken op locatie. Daarnaast kunnen consulenten helpen bij het aanvragen van subsidie. Ze geven antwoorden op vragen als: Aan welke eisen moet afrastering voldoen? Welke materialen kan je gebruiken? Wat doe je met sloten, greppels en hellingen? Welk onderhoud is nodig? Wat zijn de subsidiemogelijkheden? Hoe werkt het online aanvragen? Bekijk op de site van jouw provincie hoe je contact opneemt met een wolvenconsulent.

Wet- en regelgeving

Een vast (gaas)raster wordt in de omgevingswet gezien als een bouwwerk. Het kan zijn dat er voor het plaatsten van dit raster een omgevingsvergunning nodig is. Hiervoor is het gemeentelijk omgevingsplan leidend. Bij twijfel is het verstandig om uw gemeente om een oordeel te vragen.

3.1.1 Vast gaasraster met stroomdraden

Tabel 2: Score voor een vast gaasraster met stroomdraden op belangrijke indicatoren, in vergelijking met andere preventieve maatregelen.
Vast gaasraster met stroomdraden Score
Effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning Gemiddeld
Kosten Hoog
Schematische tekening van een vast gaasraster met stroomdraden voor een afrastering. Het toont houten hoek- en eindpalen cm en tussenpalen met een maximale afstand van 6 meter. Bovenaan zit een schriklint op 120 cm hoogte, met gaas dat tot 120 cm boven het maaiveld reikt. Onder het maaiveld buigt het gaas 90 graden richting wildzijde of steekt het minimaal 100 cm boven de grond aan die kant uit. Twee stroomdraden lopen op 20 cm en 40–60 cm hoogte. Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony, een rund en een schaap zichtbaar om te illustreren welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 1: Vast gaasraster met stroomdraden

Effectiviteit

Een vast gaasraster met stroomdraden is bewezen zeer effectief om wolven van een perceel te weren. Omdat wolven eventuele zwakke plekken snel vinden, is het belangrijk dat het raster goed en volledig volgens adviesnorm is geplaatst en de stroom dag en nacht op orde is. Wanneer een wolf bij elke poging stroom voelt, is kans op gewenning laag.

Dit raster kan op grote schaal worden toegepast, zolang het hele gebied wordt omgeven door het raster en een wolf vrij kan verplaatsen rondom het afgerasterde perceel.

Het raster onderscheidt zich doordat het niet mogelijk is om tussen de draden door te springen. Bij een gaasraster met ingegraven of omgevouwen gaas kan een wolf ook niet onder het raster door graven.

Praktische inzetbaarheid

Een gaasraster zonder stroom biedt weinig bescherming voor vee omdat wolven er onderdoor kunnen kruipen of overheen kunnen klimmen. Plaats daarom bij dit raster stroomdraden aan de buitenzijde van het gaas. Dit raster kan geplaatst worden met of zonder ingegraven of op de grond gevouwen gaas.

Gebruik eventueel een schriklint op 120 centimeter hoogte om springpogingen te ontmoedigen. Wolven schrikken niet af door de kleur rood. Gebruik een andere kleur, bijvoorbeeld blauw omdat deze kleur het best zichtbaar is voor hondachtigen.

Gebruik voor het plaatsen van gaas de onderstaande constructies:

  • Verzinkt gaas met mazen niet groter dan 300 vierkante centimeter (komt overeen met gaas van 17,5 x 17,5 centimeter). Vlechtwerk van minstens 160 centimeter hoog.
  • Tussen de rasterpalen maximaal 6 meter afstand.
  • Hoek en schoorpalen

Ingegraven en/of op de grond gevouwen gaas om onderdoor graven te voorkomen

Plaats bij ingegraven gaas het gaas +- 40 centimeter in de grond. Plaats bij op de grond gevouwen gaas het gaas 100 centimeter plat naar buiten. Zorg ervoor dat dat het raster minimaal 120 centimeter hoog wordt en gebruik gaas waar een wolf niet door heen kan. Hoe kleiner de mazen hoe beter. De mazen mogen maximaal 300 vierkante centimeter zijn. Houdt bij losse stroomdraden de aanbevolen hoogtes aan zoals omschreven is bij ‘samenvatting eisen gaasraster met ingegraven gaas’.

Schematische tekening van een vast gaasraster met stroomdraden voor een afrastering. Het toont houten hoek- en eindpalen en tussenpalen met een maximale afstand van 6 meter. Bovenaan zit een schriklint op 120 cm hoogte, met gaas dat tot 120 cm boven het maaiveld reikt. Onder het maaiveld buigt het gaas 90 graden richting wildzijde of steekt het minimaal 100 cm boven de grond aan die kant uit. Twee stroomdraden lopen op 20 cm en 40–60 cm hoogte. Dit gaasraster is voorzien van ingegraven (+- 40 centimeter in de grond) en/of terug gevouwen gaas (100 centimeter plat naar buiten richting de wildzijde). Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony, een rund en een schaap zichtbaar om te illustreren welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 2: Vast gaasraster met stroomdraden en ingegraven of terug gevouwen gaas

Arbeid

Het plaatsen van een gaasraster met stroomdraden is arbeidsintensief en is van de aanbevolen rasters het moeilijkst om te onderhouden. Het eventueel ingegraven of op de grond gevouwen gaas vraagt de grootste inspanning bij aanleg maar de minste inspanning bij onderhoud.

Begroeiing in het gaas kan lastig te verwijderen zijn. Het verwijderen is belangrijk om het weglekken van stroom te voorkomen. Een oplossing is het gaas niet op de grond aan te laten sluiten. Zorg dan wel voor een stroomdraad op maximaal 20 centimeter boven de grond Om de werking te garanderen is een wekelijkse controle nodig.

De benodigde tijd voor onderhoud is afhankelijk van de omvang en eventuele schade aan het raster. Soms is een controleronde voldoende, maar als het gaas moet worden hersteld kan dit meer tijd kosten. Bestrijdt roest en verwijder vuil, bladeren en begroeiing om het raster zo goed mogelijk te laten werken.

De installatie van het gaasraster en bijhorende stroomdraden vergt veel kennis en zal in veel gevallen door een extern bedrijf moeten worden geïnstalleerd. De schrikdraadapparaten en accu’s zijn bovendien diefstalgevoelig wanneer deze onbeheerd op het land staan. Het is daarom aan te raden om een tracking device aan het apparaat te bevestigen zodat het bij diefstal kan worden opgespoord. Een andere maatregel tegen diefstal is om een stroomdraad rond het apparaat te plaatsen in een kast die alleen met een sleutel kan worden verwijderd.

Materiaalkosten

De materiaalkosten van gaas (dat niet is ingegraven) met stroomdraden zijn over het algemeen laag. Maar de totale kosten worden relatief hoog bij de aanleg van ingegraven of teruggevouwen gaas relatief hoog. Daarom past deze maatregel het beste op kleinere en vaste percelen.

Samenvatting eisen gaasraster met ingegraven en/of omgevouwen gaas

  • Stroomdraden aan de buitenkant van het raster
  • Palen maximaal 6 meter uit elkaar.
  • Het gaas moet stevig en strakgespannen zijn.
  • Bij gaas van 120 centimeter of hoger.
    • Eerste stroomdraad op 50 centimeter.
    • Tweede stroomdraad op 80 centimeter.
    • De stroomdraad aan de bovenkant van het gaas moet op minimaal 120 centimeter van de grond en op maximaal 15 centimeter afstand tot het gaas.
  • Is het gaas lager dan 120 centimeter, dan moet vanaf de bovenkant van het gaas tot 120 centimeter stroomdraden geplaatst worden. De eerste stroomdraad boven het gaas op maximaal 15 centimeter. Als het raster nu nog geen 60 centimeter hoog is, moet de tweede stroomdraad 20 centimeter boven de eerste. De draden boven de 60 centimeter mogen 30 centimeter uit elkaar, tot een hoogte van minimaal 120 centimeter bereikt is.
  • De mazen van het gaas mogen niet groter zijn dan 300 vierkante centimeter.
  • De afstanden van de stroomdraden mogen maximaal 5 centimeter speling hebben.

Samenvatting eisen gaasraster zonder ingegraven gaas:

  • Stroomdraden aan de buitenkant van het raster.
  • Palen mogen maximaal 6 meter uit elkaar staan.
  • Het raster is minimaal 120 centimeter hoog.
  • De bovenste stroomdraad op minimaal 120 centimeter.
  • Stroomdraad op 20 centimeter, op 60 tot 70 centimeter en 120 centimeter.
  • Bij gaas lager dan 60 centimeter op elke 20 centimeter (maximaal) een stroomdraad.
  • Bij gaas boven de 60 centimeter op elke 30 centimeter een stroomdraad.
  • Bij gaas hoger dan 90 centimeter op elke 30 centimeter (maximaal) een stroomdraad.

Is het gaas lager dan 120 centimeter, dan moet er aan de bovenkant van het gaas een stroomdraad, en vervolgens elke 20 centimeter een stroomdraad tot dat het raster een hoogte heeft van 120 centimeter, vanaf een hoogte van 60 centimeter mag de draad 30 centimeter uit elkaar.

Wordt het raster hoger dan 120 centimeter, dan mag de laatste stroomdraad op maximaal 120 centimeter zijn. Uiteraard mogen er meer stroomdraden boven de 120 centimeter geplaatst worden.

Effect op andere dieren

Een gaasraster met stroomdraden kan negatieve gevolgen hebben voor andere dieren zoals dassen, vossen en wilde zwijnen. Dat is onder andere afhankelijk van de hoogte van het gaasraster. Herten en reeën zijn bij 120 centimeter hoogte vaak in staat over een raster heen te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen deze dieren geen stroomtik. Voor egels, hazen, konijnen en marterachtigen kan dit raster een grotere belemmering zijn. Welke andere diersoorten er van het perceel worden geweerd, is afhankelijk van de maaswijdte van het gaas.

Dassentunnel bij gaasrasters

Om belemmeringen door het gaasraster voor dassen en andere kleine zoogdieren te beperken is het leggen van een buis in de dassenwissel een oplossing. Deze buis moet groot genoeg is voor dassen, egels, hazen, konijnen en marterachtigen maar te klein voor een wolf.

Aangeraden wordt een buis met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden. Deze buis is te klein voor een wolf en groot genoeg voor veel andere diersoorten. Door de bocht(en) heeft een wolf fysiek veel moeite om een dassentunnel te passeren. Samengevat:

  • 25 centimeter doorsnede – met minimaal 1 bocht van 45 graden; een tweede bocht is een goede en soms noodzakelijke aanvulling;
  • schuin afgesneden naar onderen toe om inregenen te voorkomen;
    enkele ruime gaten in de bodem om ingelopen water te laten wegsijpelen;
  • afgezet met betongaas om langsgraven te voorkomen;
  • op de bodem bedekt met een dun laagje zand of bladeren om doorkruisen aantrekkelijk te maken;
  • isolatie van de stroomdraad erboven met bijvoorbeeld een elektrabuisje bij gebruik van beton of staal. Bij een pvc-buis is dit niet nodig omdat het geen stroom geleidt.

3.1.2 Vast raster van stroomdraden

Tabel 3: Score voor een vast raster van stroomdraden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Vast raster van stroomdraden Score
Effectiviteit Hoog, maar lager dan een gaasraster
Tijdsinspanning Gemiddeld
Kosten Hoog, maar lager dan een gaasraster
Schematische tekening van een vast raster met stroomdraden voor een afrastering. Twee houten palen staan maximaal tien meter uit elkaar met vijf horizontale stroomdraden op hoogtes van 20, 40, 60, 90 en 120 centimeter boven het maaiveld. Aan de rechterzijde is een elektrisch apparaat getekend, aangeduid als accu- of lichtnetapparaat met minimaal 4,5 kilovolt, dat via een kabel verbonden is met een aardpen. Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony, een rund en een schaap zichtbaar om te illustreren welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 3: Vast raster van stroomdraden.

Effectiviteit

Een vast raster van stroomdraden op verschillende hoogtes is zeer effectief om wolven van een perceel te weren. Hier is veel bewijs voor omdat dit type raster in heel Europa wordt gebruikt. Omdat wolven eventuele zwakke plekken van het raster snel vinden, is het belangrijk dat het raster goed is geplaatst en aan de adviesnorm voldoet. Wanneer een wolf bij elke poging stroom voelt, is kans op gewenning laag.

Rasters van stroomdraden kunnen op zeer grote percelen worden toegepast, zolang het gehele gebied wordt omgeven door het raster en er doorgangen rondom het perceel zijn gecreëerd waardoor een wolf vrij kan verplaatsen.

Praktische inzetbaarheid

Een vaste raster van stroomdraden is eenvoudiger te plaatsen ten opzichte van een gaasraster met stroomdraden. Dit raster bestaat uit een constructie van:

  • Tenminste vijf stroomdraden geplaatst aan de buitenzijde van de palen. De onderste draad moet op maximaal 20 centimeter boven de grond worden geplaatst. De eerste, tweede en derde draad moeten een onderlinge afstand van 20 centimeter hebben. De derde, vierde en vijfde draad een onderlinge afstand van 30 centimeter. De marges tussen de stroomdraden mag maximaal 5 centimeter naar boven of beneden afwijken.
  • Gebruik eventueel een schriklint op 120 centimeter hoogte om springpogingen te ontmoedigen. Wolven schrikken niet af door de kleur rood. Gebruik een andere kleur, bijvoorbeeld blauw omdat deze kleur het best zichtbaar is voor hondachtigen.
  • Rasterpalen mogen maximaal 10 meter uit elkaar staan. De draden moeten strak en stevig op de palen vastgemaakt te zijn.
  • Stevige hoek- en schoorpalen.

Gebruik bij bochten en hoeken steunpalen om de stroomdraden strak te houden. Bij grotere percelen is een krachtiger schrikdraadapparaat nodig, zodat op alle draden 4,5Kv staat.

Arbeid

Het plaatsen van dit raster is arbeidsintensief. Er is een wekelijkse controle nodig om de effectieve werking van de stroomdraden te garanderen. Er is regelmatig onderhoud zoals maaien en snoeien nodig om stroomdraden vrij van begroeiing te houden.

Materiaalkosten

De kosten voor dit type raster zijn wat lager dan bij de combinatie van ingegraven/omgevouwen gaas met stroomdraden.

De kosten voor de materialen van dit raster zijn ongeveer €6 per meter en dus ongeveer €2.400 per hectare. De kosten voor de installatie zijn ongeveer €5 per meter en ongeveer €2.000 per hectare. Het raster kan tenminste tien jaar blijven staan. De jaarlijkse kosten komen daardoor neer op €440 per hectare. De bijkomende kosten voor een schrikdraadapparaat zijn afhankelijk van de omtrek van het af te rasteren perceel. De kosten liggen gemiddeld tussen de €100 en €500. De kosten voor een accu liggen tussen de €80 en €250. Voor afgelegen percelen zonder toegang tot het stroomnet zijn er schrikdraadapparaten beschikbaar die werken op zonnepanelen. De zonnepanelen zijn in verschillende maten verkrijgbaar. De zonnepanelen zijn in verschillende maten verkrijgbaar. De benodigde afmeting hangt sterk af van de omtrek van het perceel. De kosten voor de meest gangbare apparaten liggen tussen de €500 tot €700, maar er zijn ook duurdere varianten beschikbaar. Let op: dit zijn de kosten van 2024. 

De installatie van het draadraster is complex en zal in sommige gevallen mogelijk door een extern bedrijf moeten worden uitgevoerd. De schrikdraadapparaten en accu’s zijn bovendien diefstalgevoelig wanneer ze onbeheerd in het land staan. Het is daarom aan te raden om een tracking device aan het apparaat te bevestigen zodat het bij diefstal kan worden opgespoord. Een andere maatregel tegen diefstal is om een stroomdraad om het apparaat te plaatsen in een afsluitbare kast die alleen met een sleutel kan worden verwijderd.

Samenvatting eisen stroomdraden vast:

  • Het raster is minimaal 120 centimeter hoog met minimaal 5 stroomdraden.
  • Een goede aarding is belangrijk voor een efficiënt raster. Wanneer het goed geaard is en de stroom veilig naar de grond wordt geleid. Slechte aarding zorgt namelijk voor weinig stroom op de afrastering. Een goed aardingsysteem met een aardpen, aardklem en een grondkabel is een voorwaarde voor een goed werkend raster.
  • De draden moeten strak staan.
  • Palen mogen maximaal 10 meter uit elkaar staan.
  • De onderste draad mag maximaal 20 centimeter boven de grond zijn. De draden daarboven mogen maximaal 20 centimeter tussenruimte hebben. De draden boven de 60 centimeter mogen maximaal 30 centimeter tussenruimte hebben.
  • De afstanden tussen de draden mogen daarbij maximaal 5 centimeter afwijken.

Effect op andere dieren

Dit type raster heeft minder ongewenste effecten op andere diersoorten dan een gaasraster met stroomdraden of een net. Met dit raster kunnen andere diersoorten zoals dassen, egels, hazen, konijnen en marterachtigen vaak nog steeds het perceel in. Afhankelijk van de hoogte van het raster geldt dit ook voor herten en reeën; zij zijn vaak in staat over een raster heen te springen. Reeën zijn ook in staat tussen de stroomdraden door te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen deze dieren geen stroomtik. Wilde zwijnen worden door dit raster wél van het perceel geweerd.

Het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad onderzocht in Nedersaksen de aanwezigheid van wilde dieren binnen weilanden met een vast raster van stroomdraden. Hieruit blijkt onder meer dat kleine zoogdieren, edelherten en reeën bijna net zo vaak worden waargenomen in weilanden met een raster als in weilanden zonder raster. In dit overzicht: ‘Wolf-deterrent fences: wildlife permeability’Deze link opent in een nieuw tabblad (.pdf) staan de belangrijkste bevindingen die met  verschillende video’sDeze link opent in een nieuw tabblad  zijn onderbouwd.

3.1.3 Verplaatsbaar (flexibel) raster met stroom

Tabel 4: Score voor een verplaatsbaar raster met stroomdraden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Verplaatsbaar raster met stroom Score
Effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning Gemiddeld
Kosten Hoog
Schematische tekening van een flexibel raster met stroomdraden voor een afrastering. Twee blauwe palen staan maximaal tien meter uit elkaar met vijf horizontale stroomdraden op hoogtes van 20, 40, 60, 90 en 120 centimeter boven het maaiveld. Naast de palen staat een symbool dat aangeeft dat de spanning minimaal 4,5 kilovolt moet zijn. Het maaiveld is aangeduid met een rode lijn en een groene ondergrond. Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony, een rund en een schaap zichtbaar om te laten zien welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 4: Verplaatsbaar raster met stroomdraden.

Effectiviteit

Een verplaatsbaar raster met stroomdraden is zeer effectief om wolven van een perceel te weren. Hier is veel bewijs voor omdat dit type rasters in heel Europa worden gebruikt. Omdat wolven eventuele zwakke plekken van het raster snel vinden, is het belangrijk dat het raster goed is geplaatst en aan de adviesnorm voldoet. Wanneer een wolf bij elke poging stroom voelt, is kans op gewenning laag.
Verplaatsbare rasters kunnen op zeer grote percelen worden toegepast, zolang het gehele gebied wordt omgeven door het raster en er doorgangen rondom het perceel zijn gecreëerd waardoor een wolf vrij kan verplaatsen. Dit raster kan in principe worden gebruikt voor de bescherming van zowel grote als kleine percelen.

Praktische inzetbaarheid

Een verplaatsbaar raster met stroomdraden is nuttig voor dieren die op verschillende locaties grazen. Het raster kan relatief makkelijk worden opgezet en worden afgebroken. Er bestaan twee soorten rasters: verplaatsbaar raster met stroomdraden en een flexibel net (flexinet).

 Samenvatting eisen verplaatsbaar raster met stroomdraden:

  • Het raster is minimaal 120 centimeter hoog en heeft minimaal 5 stroomdraden. De bovenkant van het raster bestaat uit een stroomdraad.
  • Tenminste vijf stroomdraden die op een hoogte van 20, 40, 60, 90 en 120 centimeter boven de grond worden geplaatst. De onderste draad moet maximaal op 20 centimeter boven de grond worden geplaatst. De afstanden tussen de draden mogen maximaal 5 centimeter afwijken.
  • Gebruik eventueel een schriklint op 120 centimeter hoogte om springpogingen te ontmoedigen. Wolven schrikken niet af door de kleur rood. Gebruik een andere kleur, bijvoorbeeld blauw omdat deze kleur het best zichtbaar is voor hondachtigen.
  • De draden boven de 60 centimeter mogen maximaal 30 centimeter tussenruimte hebben.
  • De draden moeten strakgespannen zijn.
    Een hoekpaal waaraan de haspels zitten. De stroomdraden worden vervolgens stevig en strak aan de palen bevestigd.
  • Palen mogen maximaal 10 meter uit elkaar staan.
  • Een schrikdraadapparaat (met minimaal 4,5Kv levering) dat werkt op een accu of op zonnepanelen.

Aardedraad

Als de grond droog is, is het mogelijk dat de stroom slecht contact maakt. Je kunt ervoor kiezen om een draad als ‘aardedraad’ te gebruiken. Mocht een wolf door het raster met een aardedraad gaan, is de kans heel groot dat een wolf beide draden raakt en daardoor stroom krijgt. Een goede aardpen werkt ook.

Mocht ervan voor een +/- systeem gaan dan zijn 5 draden te weinig, omdat er dan maar over 4 ‘+’ draden beschikt. Het is dan beter over te gaan naar een 6 draden systeem. Dan moet de derde of vierde draad de aardedraad worden. En alle draden dan maximaal 20 centimeter uit elkaar, waarbij de onderste draad maximaal 20 centimeter van de grond is.

Een andere optie om de aardedraad op de grond onder het raster te leggen. Als een wolf graaft, of onder de draad van 20 centimeter heen wil, raakt een wolf de draad én de stroomdraad en krijgt het dier stroom. Het gebruik van aardpennen en een dergelijke aardedraad gaat goed samen.

Draden

De draden moeten strakgespannen staan, ook nadat het raster is verplaatst. Bij hoger gras kan het helpen om vooraf de strook, waarop het raster komt te staan, te maaien. Of trek een spoor met de auto, trekker of quad zodat het raster gespannen kan worden op het platgereden of gemaaide gras. Er is dan voldoende ruimte om het raster te plaatsen en te voorkomen dat de draden contact maken met begroeiing.

Effect op andere dieren

Dit type raster heeft minder ongewenste effecten op andere diersoorten dan een gaasraster of een net. Bij een verplaatsbaar raster met stroomdraden kunnen andere diersoorten zoals dassen, egels, hazen, konijnen en marterachtigen vaak nog steeds het perceel in. Afhankelijk van de hoogte van het raster geldt dit ook voor herten en reeën; zij zijn vaak in staat over een raster heen te springen. Reeën zijn ook in staat tussen de stroomdraden door te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen deze dieren geen stroomtik. Wilde zwijnen worden door dit raster wél van het perceel geweerd.

Het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad onderzocht in Nedersaksen de aanwezigheid van wilde dieren binnen weilanden met een vast raster van stroomdraden. Hieruit blijkt onder meer dat kleine zoogdieren, edelherten en reeën bijna net zo vaak worden waargenomen in weilanden met een raster als in weilanden zonder raster. In dit overzicht: ‘Wolf-deterrent fences: wildlife permeability’Deze link opent in een nieuw tabblad (.pdf) staan de belangrijkste bevindingen die met  verschillende video’sDeze link opent in een nieuw tabblad  zijn onderbouwd.

3.1.4 Flexinet/wolvennet

Tabel 5. Score voor een flexinet/ wolvennet op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.
Verplaatsbaar raster met stroom Score
Effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning Gemiddeld
Kosten Hoog

Het andere type verplaatsbaar raster met stroom is een wolvennet, soms ook wel flexibel net of flexinet genoemd. Omdat een flexinet opgerold kan worden en ingebouwde palen heeft met een pen is dit raster relatief makkelijk te plaatsen. Het net heeft draden op verschillende hoogtes en vormt daarmee een gevlochten structuur.

Schematische tekening van een flexinet, een flexibel net met stroomdraden voor afrastering. Twee blauwe palen staan maximaal vier meter uit elkaar, met een elektrisch net van 120 centimeter hoog. De horizontale draden staan maximaal 30 centimeter uit elkaar en zijn verbonden met verticale oranje draden die het net vormgeven. Naast het net staat een symbool dat aangeeft dat de spanning minimaal 4,5 kilovolt moet zijn. Het maaiveld is aangeduid met een rode lijn en een groene ondergrond. Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony, een rund en een schaap zichtbaar om te tonen welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 5: Verplaatsbaar raster met stroom (flexinet/wolvennet).

Samenvatting eisen flexinet/ wolvennet:

  • Het raster is minimaal 120 centimeter hoog. Dat betekent dat een net van 100 centimeter met een stroomdraad op 120 centimeter ook voldoet.
  • Het net moet tenminste vijf stroomdraden hebben. Het belangrijkste is dat de onderste draad niet hoger dan 20 centimeter boven de grond hangt. Tot 60 centimeter hoogte mag er maximaal 20 centimeter tussen de draden zijn. Boven de 60 centimeter mogen de draden maximaal 30 centimeter uit elkaar bevestigd zijn. Flexinetten bestaan vaak uit meer dan vijf stroomdraden waardoor doorkuipen van een wolf vrijwel onmogelijk wordt.
  • Flexinetten hebben soms stroomdraden die om en om aangesloten zijn op de plus- en minpool van het schrikdraadapparaat. Wanneer een wolf in contact komt met twee van deze draden, krijgt het dier een stroomschok.
  • De onderste draad moet de aardedraad zijn. Dit draad is vaak verstevigd om doorbijten te voorkomen.
  • Het is belangrijk dat het net stevig en strak gespannen wordt. Hoeken kunnen, wanneer nodig, geschoord (gestut) zijn.
  • De rasterpalen moeten maximaal 4 meter uit elkaar staan.

Effectiviteit

Een flexinet is vooral geschikt als nachtkraal om schaapskuddes te beschermen die op wisselende locaties grazen. Dit raster is minder geschikt voor gebruik op grote percelen.

Praktische inzetbaarheid

Het afzetten van een onregelmatig terrein met een flexinet kost veel tijd. Afhankelijk van fysieke gesteldheid en fitheid kan het plaatsen van acht flexinetten van 50 meter tussen de 3 tot 5 uur duren. Het op- en afbouwen van een verplaatsbaar raster is arbeidsintensiever vanwege de complexere installatie.

Schrikdraadapparaten en accu’s zijn diefstalgevoelig wanneer deze onbeheerd in het land staan. Het is daarom aan te raden om een tracking device aan het apparaat te bevestigen zodat het bij diefstal kan worden opgespoord. Een andere maatregel tegen diefstal is om een stroomdraad rondom het apparaat te plaatsen in een afsluitbare kast die alleen met een sleutel kan worden verwijderd.

Effect op andere wilde dieren

Een flexinet of wolvennet kan negatieve gevolgen hebben voor andere dieren zoals dassen, vossen en wilde zwijnen. Ook voor egels, hazen, konijnen en marterachtigen kan dit raster een belemmering zijn. Herten en reeën zijn vaak in staat over een raster heen te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen deze dieren geen stroomtik. Hoeveel andere diersoorten er van het perceel kunnen worden geweerd, is afhankelijk van de maaswijdte van het gaas.

3.1.5 ’s Nachts ophokken of het vee in een kraal plaatsen

‘s Nachts ophokken is alleen mogelijk als u een geschikte stal met voldoende ruimte voor de dieren heeft. De inzet van nachtkralen is ook alleen mogelijk bij de aanwezigheid van een (verplaatsbaar) raster met stroom of een flexinet.

Tabel 5: Score voor nachtelijk ophokken of kralen op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Nachtelijk ophokken of kralen Score
Effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning Hoog
Kosten Gemiddeld

Effectiviteit

Wolven zijn meestal ’s nachts actief. Door vee ’s nachts op te hokken, staan de dieren beschermd tegen aanvallen van wolven. Dit is een zeer efficiënte methode om schade van wolven te beperken. In een Sloveense studie is deze maatregel als de meest efficiënte methode bevonden. Het ’s nachts ophokken heeft geen ongewenste effecten op andere diersoorten. Tegelijkertijd kan het zeldzame aanvallen van een vos of goudjakhals kunnen voorkomen. Het is belangrijk dat er in de schuur of kraal voldoende ruimte is voor alle dieren.

Praktische inzetbaarheid

Het nachtelijk ophokken van vee is vooral geschikt voor zeer grote percelen die niet volledig af te rasteren zijn en/of voor kleinere schapenhouders en hobbyhouders met een klein aantal schapen of geiten dichtbij huis.
Het ophokken kan bijvoorbeeld in een zogenaamde schuilstal, soms ook wel een schaapskooi genoemd. Grote schaapskuddes verspreid over een groot perceel kunnen beter met behulp van nachtkralen of (mobiele) schaapskooien worden samengebracht. Deze kraal moet dan wel voorzien zijn van een raster met stroom (zie paragraaf 3.1.3).

Samenvatting eisen nachtelijk ophokken:

  • Ophokken in stallen waar wolven niet in kunnen komen.
  • Onderdoor graven moet onmogelijk zijn. Bijvoorbeeld door een vloer met gaas, beton of een ander ondoordringbaar materiaal. Het is ook mogelijk om buiten op 20 centimeter een stroomdraad te plaatsen of gaas dat minimaal 40 centimeter ingegraven of 100 centimeter op de grond uitgevouwen is en aansluit op de wanden aan de buitenkant.
  • De wanden moeten ondoordringbaar zijn.
  • Een open bovendeur is wenselijk voor de ventilatie. Betongaas kan een wolf buiten houden.
  • Tussen de muur en het dak mag een eventuele ruimte niet groter zijn dan 20 centimeter.
  • De nachtkraal moet voldoen aan de eisen voor een raster met stroom, zie paragraaf 3.1.3 en 3.1.4.

3.2 Kuddebewakingshonden

Getrainde en speciaal gefokte honden die wolven afschrikken worden ook wel kuddebewakingshonden genoemd. Kuddebewakingshonden is een veelgebruikte maatregel om vee te beschermen tegen grote roofdieren zoals wolven.

Tabel 6: Score voor kuddebewakingshonden op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep.
Kuddebewakingshonden Score
Effectiviteit Hoog
Tijdsinspanning Hoog
Kosten

Gemiddeld

De inzet van kuddebewakingshonden in combinatie met stroomrasters volgens adviesnorm biedt in principe de beste bescherming van vee.

Kuddebewakingshonden worden zowel in Europa als in Noord-Amerika ingezet tegen wolven. Voor een wolf is een schaap een relatief makkelijke prooi, met slechts een klein risico om gewond te raken tijdens de aanval. Die kans neemt echter behoorlijk toe wanneer de schapen worden bewaakt door kuddebeschermingshonden. Een wolf betreedt liever niet het territorium van een andere hondachtige omdat hij weet dat de kans dan groter wordt om gewond te raken. Omdat het risico voor een wolf meestal te groot is, laat het dier schapen vaker met rust. Het is belangrijk om minimaal twee honden te gebruiken. De mate van bescherming hangt af van hoe goed de honden zijn getraind en van welk ras de dieren zijn. Rassen die vaak gebruikt worden als kuddebewakingshonden zijn de Pyrenese Berghond, de Turkse Akbash en Hongaarse Kuvasz. Efficiënt werken is van groter belang dan het aantal.

Door gebruik te maken van deze honden is het vee gedurende aanwezigheid van de honden goed beschermd tegen wolvenaanvallen. Kuddebewakingshonden worden in veel landen ingezet vanwege het overweldigende bewijs dat deze maatregel effectief is tegen wolvenaanvallen.

Kuddebewakingshonden kunnen op vrij grote kuddes worden toegepast, zolang er voldoende honden aanwezig zijn om al het vee te beschermen. Groepen groter dan 250 schapen zijn moeilijk tot 1 kudde te houden waardoor kuddebewakingshonden vaak niet goed meer kunnen werken. Wanneer er te weinig honden worden gebruikt, kan een wolf de mogelijkheid zien om een schaap te isoleren van de kudde en te doden.

Pilots en evaluaties

Effect op andere dieren

Kuddebewakingshonden kunnen ongewenste effecten hebben op andere diersoorten in de omgeving. Honden kunnen vogels en andere zoogdieren verstoren, verjagen en soms ook verwonden. Het weren van vossen, zwijnen of andere honden kan soms ook een positief bijkomend effect zijn.

Potentiële risico’s voor mens en huisdier

Het gebruik van kuddebewakingshonden heeft ook potentiële risico’s voor de veiligheid van mens en huisdieren. Met name in drukbevolkte en drukbezochte gebieden kunnen de kuddebewakingshonden te nauw in contact komen met recreanten. De honden kunnen agressief reageren op mensen of huisdieren (voornamelijk honden) omdat zij worden gezien als bedreiging. Er is voorlichting aan recreanten en passanten nodig om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Wanneer voorbijgangers zich aan de regels uit de voorlichting houden, is er in principe geen risico. Kuddebeschermingshonden kunnen daarnaast geluidsoverlast veroorzaken door te blaffen (zowel overdag als ’s nachts).

Nederland is een intensief benut land. Op openbare terreinen is het belangrijk om recreanten en omwonenden voor te lichten over hoe zij moeten omgaan met kuddebeschermingshonden. Daarnaast hebben deze honden specifieke trainingen nodig waar professionele begeleiding wordt aanbevolen.

Praktische inzetbaarheid

Het houden van kuddebewakingshonden is zeer arbeidsintensief. Uit een pilot van BIJ12 blijkt dat de inzet van kuddebewakingshonden gemiddeld 5,4 uur per week kost. Sommige herders besteden daarom een deel uit aan derden. De werkzaamheden bestaan uit het voeren, verplaatsen van honden uit de kudde naar de aanhanger en vice versa (twee keer per dag), schoonmaken kennels, verzorging van de honden, uitlaten (twee keer per dag), trainen en aandacht geven.

De kosten voor de aanschaf van kuddebewakingshonden beginnen vanaf €500 voor een pup tot aan zo’n €4.000 voor een volwassen getrainde hond. De leeftijdsverwachting van veelvoorkomende rassen ligt tussen de 10 en 12 jaar oud.

Daarnaast komt er per hond jaarlijks €500 tot €750 aan additionele kosten (o.a. dierenarts, voeding) bij. In verband met inentingen zijn de kosten in het eerste jaar hoger dan de daaropvolgende jaren. Jaarlijks bezoek aan de dierenarts is in de meeste gevallen niet nodig, maar er moet wel rekening worden gehouden met reguliere vaccinatiekosten. Normaal gesproken worden er drie honden per kudde ingezet. Voor meer informatie over honden kan contact opgenomen worden met Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad.

Wet- en regelgeving

De inzet van kuddebewakingshonden in Nederland kan leiden tot conflicten met recreanten of passanten. De inzet van kuddewaakhonden kan daarom botsen met belangen als wonen, recreatie en toerisme. Voorlichting aan omwonenden, recreanten en passanten is van groot belang om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Ook voor de bezitters van kuddebewakingshonden geldt dat zij in principe aansprakelijk zijn voor door het dier ‘uit eigen energie’ toegebrachte schade aan (dieren van) derden (risicoaansprakelijkheid art. 6:179 BW).

3.3 Fladderlinten

Fladderlinten kunnen worden gebruikt om wolven tijdelijk te weren. Het lint is gemaakt van lange stroken textiel die aan een (stroom)draad hangen. Fladderlinten zijn goed in te zetten als er snel moet worden gereageerd op de aanwezigheid van een zwervende wolf.

Tabel 7: Score voor fladderlinten op belangrijke indicatoren, in vergelijking tot andere preventieve maatregelen binnen deze diergroep
Fladderlinten Score
Effectiviteit Laag
Tijdsinspanning Laag
Kosten Laag
Schematische tekening van fladderlinten die boven een raster worden geplaatst. Drie houten palen staan in een lijn, met een draad ertussen op een hoogte van 100 tot 120 centimeter boven het maaiveld. Aan de draad hangen verticale fladderlinten van 10 bij 50 centimeter, met maximaal 50 centimeter afstand tussen de linten. De afstand van de linten tot het raster is 90 tot 150 centimeter. Het maaiveld is weergegeven met een rode lijn en een groene ondergrond.

Figuur 6: Fladderlinten.

Effectiviteit

Het plaatsen van fladderlinten is een tijdelijke maatregel. Pas fladderlinten alleen toe in een overbruggingsperiode naar een efficiëntere maatregel, zoals één van de aanbevolen stroomrasters. Wolven schrikken niet af door de kleur rood. Gebruik een andere kleur, bijvoorbeeld blauw omdat deze kleur het best zichtbaar is voor hondachtigen. De maatregel zou een (zwervende) wolf voor enkele weken tot maximaal twee maanden van het perceel kunnen weren.

De effectiviteit van fladderlinten op het weren van wolven wordt hoog ingeschat, waardoor de kans op schade aan vee afneemt. Wolven zijn intelligent dus is de kans op gewenning groot. In een studie naar fladderlinten werd er geen vee gedood door wolven, terwijl dat na het verwijderen van de fladderlinten wel gebeurde. Het onderzoek werd uitgevoerd met aas op een ander perceel. Dit perceel werd gedurende zestig dagen niet door wolven bezocht nadat er fladderlinten waren geplaatst.

Fladderlinten kunnen op grote percelen worden gebruikt, zolang die op het hele perceel zichtbaar zijn en er ruimte is voor wolven om rondom het perceel te verplaatsen. In eerder onderzoek werden percelen van een grootte van 25 hectare gebruikt.

Praktische inzetbaarheid

Fladderlinten zijn eenvoudig te maken door (blauwe) lappen stof of canvas te bevestigen aan draad dat tussen palen is gespannen. De linten moeten maximaal 50 centimeter uit elkaar hangen en op een hoogte van 100 tot 120 centimeter van de grond. Daarnaast moeten de linten vrij van de grond hangen zodat die door de wind kunnen bewegen. De linten zijn ongeveer 10 centimeter breed en 50 centimeter lang. De linten kunnen het best 90 tot 150 centimeter buiten de hekken worden geplaatst.

Het installeren van fladderlinten kost tijd en energie. Denk aan het plaatsen van de blauwe linten aan het draad, het uitrijden van het draad en de plaatsing van de palen. De benodigde tijd voor het plaatsen van fladderlinten is sterk afhankelijk van de grootte van het perceel
Door de wind kunnen de linten opkrullen, waardoor er gaten kunnen ontstaan in de lintenrij. Een dagelijkse tot wekelijkse controle is nodig om fladderlinten zo effectief mogelijk te maken.

Buiten de visuele afwijking in het landschap, zijn er geen ongewenste effecten op de mens. Het installeren van fladderlinten zonder stroom is relatief gemakkelijk zelf uit te voeren. Bij het kiezen van fladderlinten met stroom is kennis over schrikdraden nodig.

Samenvatting eisen fladderlint:

  • Aan een horizontale draad hangende linten van minstens 30 centimeter die vrij kunnen wapperen. De hangende linten mogen maximaal 50 centimeter tussenafstand hebben. Ze mogen niet vastraken in raster.
  • Toepassen in combinatie met één van de aanbevolen stroomrasters. Niet langer dan ongeveer een maand om gewenning door wolven te voorkomen.
  • Door de wind kunnen de linten opkrullen, waardoor er gaten kunnen ontstaan in de lintenrij. Om een maximale effectiviteit te waarborgen zal het daarom nodig zijn om wekelijkse controles uit te voeren.

4. Bijzondere situaties

Er zijn omstandigheden waar een raster op de erfgrens niet mogelijk of niet effectief is. Hieronder een toelichting op de aandachtspunten voor een schutting, heg of slootkant.

4.1 Schutting

Bij een schutting kan een wolf proberen te graven om aan de andere kant te komen. Een stroomdraad op 20 centimeter hoogte van de grond aan de buitenkant van de schutting kan dit voorkomen. Als stroomdraden aan de buitenkant niet mogelijk zijn, moet het raster aan de binnenkant worden geplaatst. Het raster moet op minimaal dezelfde afstand staan als de hoogte van de schutting – of net zover als de omheining hoog is. Dit is ook belangrijk als er sprake is van een lage schutting of gaasraster omdat de kans groter dat een wolf daar overheen springt of klimt.

4.2 Heg

Wolven zijn gewend om tussen struiken door te lopen. Een opening van 20 centimeter is voor een wolf al genoeg om doorheen te gaan. De kans is het grootst dat een wolf onder de heg door graaft. Stevige wortels bijt een wolf makkelijk door en is nauwelijks een belemmering. Bij voorkeur moet een stroomraster ook hier aan de buitenkant geplaatst worden. Als dit niet kan, moet het raster aan de binnenkant één meter van de heg staan of net zover als de heg hoog is.

4.3 Slootkant

Veel rasters worden op of erg dicht bij het talud van een watergang of greppel geplaatst. Wolven kunnen zwemmen, een watergang is dus niet wolfwerend. Slootkanten vormen voor een wolf een halve onderdoorgang. De helft van het gat is er al. Het advies is om een raster minimaal 50 centimeter van de slootkant af te zetten.

5. Maatregelen voor paarden en runderen

De bovengenoemde preventieve maatregelen zoals rasters, ’s nachts ophokken en kuddebeschermingshonden zijn ook efficiënt om paarden en runderen te beschermen. Aanvullend is ook de samenstelling van de kudde en het verwijderen van nageboorten belangrijk.

5.1 Samenstelling van de kudde

De samenstelling van een kudde paarden of runderen kan bescherming bieden. Het combineren van verschillende leeftijdsklassen, een gelijke geslachtsverhouding en het bij elkaar houden van zowel runderen als paarden kan de weerbaarheid van de kudde tegen wolven verhogen. Dit draagt bij aan de wolfwerendheid van de situatie.

5.2 Verwijderen van nageboorten

Verwijder nageboorten uit de wei zo snel mogelijk om te voorkomen dat wolven wennen aan het eten van runderen. Wolven die geleerd hebben dat kalveren een gemakkelijke prooi zijn kunnen opnieuw op zoek gaan. Dit kan beginnen met nageboortes die door wolven op het land gevonden en gegeten worden. Een volgende stap is veelal het doden van uit een omheining ontsnapte kalveren die niet meer bij hun moeder staan.

Runderen en paarden die ingezet worden voor natuurbegrazing eten in veel gevallen zelf de nageboorte op. Bij melkveebedrijven gebeurt dat minder en kan de nageboorte ook op de mesthoop belanden. Het advies is om melkvee tijdens de laatste fase van de dracht op stal te houden. Zo zijn ze beter in de gaten te houden en kunnen nageboortes niet of minder in het weiland terechtkomen.

De geadviseerde maatregelen zijn voor dierhouders soms lastig uit te voeren vanwege hoge kosten en arbeidsintensieve onderhoudswerkzaamheden.

5.3 Wolvenschade aan paarden en runderen

Van de bij BIJ12 bekende wolvenschade op vee in de periode 2015-2024 ging het in 4% om runderen en 2% om paarden en pony’s. Lees ook meer op de pagina faunaschadecijfers. In Duitsland en België zijn de verhoudingen vergelijkbaar.

Runderen in Drenthe

In Drenthe, waar vrijwel alleen reeën in het wild voorkomen, voeden wolven zich naast reeën (aangetoond in 63% van de uitwerpselen) ook met natuurrunderen (43%) die ingezet worden voor natuurbeheer. Dit laat een onderzoek van de Universiteit Leiden naar het voedingspatroon van wolven in NederlandDeze link opent in een nieuw tabblad zien.

Het onderzoek wijst erop dat veel van de gegeten runderen afkomstig zijn uit kuddes die worden ingezet voor natuurbeheer, zoals Galloway- en Sayaguesa-runderen, die vrij in natuurgebieden grazen. Deze dieren hebben lange tijd zonder wilde roofdieren geleefd. Hierdoor zijn de dieren, en vooral hun kalveren, kwetsbaar. Uit de wolvenontlasting is niet af te lezen of de wolven deze dieren zelf doden of zich voeden met karkassen van natuurlijk gestorven dieren.

Normaal gedrag maar toenemende zorg

Aanvallen op runderen en paarden is niet afwijkend wolvengedrag. Naar verwachting stijgt met de groei van de wolvenpopulatie in Nederland ook het aantal aanvallen op – vooral onbeschermde – runderen en paarden. De laatste jaren neemt het aantal gewonde en gedode paarden en runderen relatief sterker toe ten opzichte van schapen. Een wolf zal eerder een klein dier aanvallen om het risico op verwonding te verkleinen. Maar als een wolf eenmaal heeft geleerd dat een rund of paard een geschikte prooi is, kan hij deze dieren vaker aanvallen.

Risico’s en weerbaarheid

Jonge, zeer oude, zwakke, hoogdrachtige en solitair of in kleine groepen gehouden paarden of runderen lopen het meest risico. Bepaalde runderrassen die het meest op de oervorm lijken, zoals de Schotse Hooglander, Galloway en Limousin, kunnen zich beter weren tegen wolven. Pony’s lopen meer risico op een wolvenaanval dan paarden; hoe kleiner het paard, hoe groter het risico. Zo wordt een ras als Shetlander vaker slachtoffer. Daarnaast speelt ook de wilddichtheid een rol; hoe meer wilde hoefdieren er in een gebied beschikbaar zijn, hoe kleiner het risico dat wolven vee aanvallen.

Meer informatie

Bovenstaande informatie komt uit het onderzoek dat Van Bommel Faunawerk in opdracht van BIJ12 deed naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Zie voor meer informatie het rapport en de factsheet:

6. Effect van rasters op andere wilde dieren

Het effect van rasters op andere wilde dieren is per aanbevolen raster te lezen. Afhankelijk van het type raster een weide minder toegankelijk maken voor andere wilde dieren. Op voorhand vormen flexinetten een groter risico voor overige wilde dieren dan vast raster van stroomdraden omdat een dier in een net verstrikt kan raken.

Wanneer bij een raster (anders dan gaas en een flexinnet) met stroomdraden de onderste draad op 20 cm blijft, kunnen kleine wilde dieren zoals dassen, egels, hazen, konijnen en marterachtigen hier vaak onderdoor en nog steeds het perceel in. Maar bijvoorbeeld een wild zwijn of hond niet. Herten en reeën zijn in staat over een raster heen te springen. Reeën zijn ook in staat tussen de stroomdraden door te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen hertachtige(n) geen stroom.

Het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad Nedersaksen de aanwezigheid van wilde dieren binnen weilanden met een vaste afrastering met stroomdraden. Hieruit blijkt onder meer dat kleine zoogdieren, edelherten en reeën bijna net zo vaak worden waargenomen in weilanden met een raster als in weilanden zonder raster. In dit overzicht: ‘Wolf-deterrent fences: wildlife permeability’Deze link opent in een nieuw tabblad (.pdf)  staan de belangrijkste bevindingen die met  verschillende video’sDeze link opent in een nieuw tabblad  zijn onderbouwd.

6.1 Dassentunnel

Voor dassentunnels bij gaasrasters met stroomdraden op percelen met vee wordt nu een buis met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden aangeraden. Die is groot genoeg voor een das en andere kleine zoogdieren zoals egels, hazen, konijnen en marterachtigen, maar te klein voor een wolf. Door de bocht(en) heeft een wolf hier fysiek veel moeite mee.

  • 25 centimeter doorsnede – met minimaal 1 bocht van 45 graden; een tweede bocht is een goede en soms noodzakelijke aanvulling.
  • schuin afgesneden naar onderen toe om inregenen te voorkomen;
  • enkele ruime gaten om ingelopen water te laten wegsijpelen;
  • afgezet met betongaas om langsgraven te voorkomen;
  • op de bodem bedekt met een dun laagje zand of bladeren om doorkruisen aantrekkelijk te maken;
  • isolatie van de stroomdraad erboven met bijvoorbeeld een elektrabuisje bij gebruik van beton of staal. Bij een pvc-buis is dit niet nodig omdat het geen stroom geleidt.
Schematische tekening van een wolfwerende dassentunnel bij een gaasraster. Dit is een buis met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden met een maximale lengte van 40 centimeter aangeraden. Op de achtergrond zijn silhouetten van een paard/pony en een schaap zichtbaar om te illustreren welke landbouwdieren hiermee beschermd kunnen worden.

Figuur 7: Dassentunnel

Downloads

Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Laatst bijgewerkt op: 09-01-2025
Download bestand Flyer voor dierhouders na wolvenschade aan vee

Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Download bestand Kuddebewakingshonden Hondenrassenwijzer (Canine Efficiency)

Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Download bestand Pilot Kuddewaakhonden in de Nederlandse Schapenhouderij (2019)

Richtlijn taxatie wolvenschade

Laatst bijgewerkt op: 17-11-2025
Download bestand Richtlijn taxatie wolvenschade

Checklist vast gaasraster met ingegraven – omgevouwen gaas

Download bestand Checklist vast gaasraster met ingegraven – omgevouwen gaas

Checklist vast gaasraster zonder ingegraven – omgevouwen gaas

Download bestand Checklist vast gaasraster zonder ingegraven – omgevouwen gaas

Checklist vast raster met stroomdraden

Download bestand Checklist vast raster met stroomdraden

Checklist verplaatsbaar raster met stroomdraden

Download bestand Checklist verplaatsbaar raster met stroomdraden

Wolvenplan 2025

Laatst bijgewerkt op: 18-04-2025
Download bestand Wolvenplan 2025

Instructie DNA-afname door dierenartsen

Download bestand Instructie DNA-afname door dierenartsen

Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Download bestand Factfindingstudy / Feitenonderzoek – De wolf terug in Nederland

Veelgestelde vragen

Waarom doodt een wolf soms meer schapen dan hij eet?

Wolven doden soms meer landbouwhuisdieren dan ze opeten. Dit heet surplus-killing, of kippenrensyndroom. Het komt voor in situaties waarin landbouwhuisdieren hun natuurlijke vluchtgedrag niet (kunnen) vertonen. Roofdieren, zoals beren, kat- en hondachtigen, gebruiken zulke situaties om meerdere prooien te doden. Dat komt door hun jachtinstinct. In de natuur zou er goed van die prooien gegeten worden. Maar in een wei is dat moeilijker door omheiningen en verstoring door mensen.

In Nederland komt surplus-killing door wolven vooral voor bij schapen en geiten. Deze dieren staan vaak achter een afrastering en in relatief grote groepen op kleine percelen. Daardoor kunnen ze niet vluchten. Schapen zijn vaak gefokt om tammer te zijn. Dat heeft tot gevolg dat ze minder effectief reageren op roofdieren. Sommige dieren leven in een onnatuurlijk gebied, waardoor ze hun natuurlijke gedrag niet kunnen uitoefenen. Zo kunnen berggeiten, die normaal op een rotsklif wegrennen voor een roofdier, dit niet doen in het vlakke Nederland. Andere dieren kennen geen roofdieren in hun natuurlijke leefgebied. Het risico op surplus-killing hangt ook af van de groepssamenstelling, het gebied, tijdstip en seizoen.

Een uitgebreide toelichting staat in hoofdstuk 6.3 van de factfinding study over wolven uit 2021.

Kunnen ezels wolvenschade voorkomen of beperken?

Ezels kunnen andere landbouwhuisdieren beschermen tegen wolvenaanvallen. Ezels reageren agressief op gevaar en maken daarbij veel geluid. Dat kan wolven afschrikken. Maar de inzet van ezels tegen wolvenschade is niet bewezen effectief. Daarom wordt dit niet geadviseerd in de FaunaschadePreventiekit Wolven.

Zie voor meer informatie over de inzet van ezels als preventieve maatregel de literatuurstudie Wolvenpredatie op rund en paard (pagina 31-32). Dit onderzoek is in 2024 uitgevoerd door Van Bommel Faunawerk in opdracht van BIJ12.

Wat is een calamiteitenregeling?

In acute situaties kunnen provincies met onmiddellijke ingang een tijdelijke calamiteitenregeling of urgentieregeling in werking stellen. Veehouders kunnen dan direct gesubsidieerde wolfwerende maatregelen treffen, ook al is dit niet in een vastgesteld wolvenleefgebied. Dit zal vooral aan de orde zijn in gebieden waar een wolf doorheen trekt op zoek naar een nieuw territorium en schade aanricht.

De calamiteitenregeling treedt in werking wanneer binnen een week, in dezelfde of aangrenzende gemeenten, twee of meer aanvallen hebben plaatsgevonden. Veehouders binnen die gemeente(n) kunnen tijdelijk (2 tot 4 weken) voor een subsidie in aanmerking komen om preventieve maatregelen te treffen.

Het instellen van een calamiteitenregeling gebeurt door de provincie. Een calamiteitenregeling is bedoeld om dierhouders te ondersteunen bij aanvallen door wolven die niet of moeilijk te voorspellen zijn. De provincies hanteren binnen deze gebieden dezelfde technische normering en eenheidsprijzen.

Bevoegdheid provincie:
  • De keuze en de begrenzing van de gebieden te bepalen.
  • De omvang van het budget vast te stellen dat hiervoor beschikbaar wordt gesteld.
  • De duur en de termijnen waarbinnen subsidieregels gelden vast te stellen.
Hoe wordt een raster volgens adviesnorm getoetst?

De taxateur inventariseert aanwezige preventieve maatregelen waaronder een raster. Bij een raster volgens adviesnorm (Faunaschade Preventiekit) wordt gelet op de geadviseerde basisprincipes; bij dergelijke afrasteringen zijn gebreken (De meest gemaakte fouten bij rasters (provincie Gelderland)Deze link opent in een nieuw tabblad(bijgewerkt op 28-07-2025)) nog steeds mogelijk. In sommige provincies zoals Gelderland en Drenthe brengt ook een provinciaal toezichthouder het raster in kaart.

Zijn er subsidies voor rasters beschikbaar in de provincie?

Primair is de dierhouder zelf verantwoordelijk voor het voorkomen van wolvenaanvallen op zijn of haar dieren. In diverse provincies zijn commissies opgericht om met direct belanghebbenden te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn en hoe de provincie hierbij kan ondersteunen. Ook zijn verschillende provincies een subsidieregeling gestart voor de aanschaf van rasters volgens adviesnorm. Het is de bevoegdheid van de provincies om subsidie te verlenen, de hoogte van het subsidiebedrag vast te stellen en de voorwaarden die zijn verbonden aan de subsidie te bepalen. Hoe dit in de provincies is geregeld lees je op de pagina ‘beleid en organisatie‘.

Waarom hanteren provincies verschillend beleid voor subsidies van rasters?

Een aantal jaar geleden is het natuurbeleid waaronder het faunabeleid gedecentraliseerd, dus provincies zijn verantwoordelijk voor het faunabeleid. De 12 provincies – vertegenwoordigd in het Interprovinciaal Overleg (IPO) – hebben in 2019 samen het Wolvenplan 2025Deze link opent in een nieuw tabblad(bijgewerkt op 18-04-2025) vastgesteld. Daarnaast wordt er ook samengewerkt tussen provincies als een aangewezen wolvengebied grensoverschrijdend is. Lees ook:

Wat is het effect van rasters op andere wilde dieren?

Het effect van rasters op andere wilde dieren is per aanbevolen stroomraster te lezen in de Faunaschade Preventiekit. Het effect van rasters op andere wilde dieren is per aanbevolen raster te lezen. Afhankelijk van het type raster een weide minder toegankelijk maken voor andere wilde dieren. Op voorhand vormen flexinetten een groter risico voor overige wilde dieren dan vast raster van stroomdraden omdat een dier in een net verstrikt kan raken.

Wanneer bij een raster (anders dan gaas en een flexinnet) met stroomdraden de onderste draad op 20 cm blijft, kunnen kleine wilde dieren zoals dassen, egels, hazen, konijnen en marterachtigen hier vaak onderdoor en nog steeds het perceel in. Maar bijvoorbeeld een wild zwijn of hond niet. Herten en reeën zijn in staat over een raster heen te springen. Reeën zijn ook in staat tussen de stroomdraden door te springen. Als alle vier de poten van de grond zijn, krijgen hertachtige(n) geen stroom.

Duits onderzoek

Het Duitse informatiecentrum voor natuurbehoud NABUDeze link opent in een nieuw tabblad Nedersaksen de aanwezigheid van wilde dieren binnen weilanden met een vaste afrastering met stroomdraden. Hieruit blijkt onder meer dat kleine zoogdieren, edelherten en reeën bijna net zo vaak worden waargenomen in weilanden met een raster als in weilanden zonder raster. In dit overzicht: ‘Wolf-deterrent fences: wildlife permeability’Deze link opent in een nieuw tabblad (.pdf) staan de belangrijkste bevindingen die met  verschillende video’sDeze link opent in een nieuw tabblad  zijn onderbouwd.

Dassentunnel

Voor dassentunnels bij gaasrasters met stroomdraden op percelen met vee wordt nu een buis met een maximale doorsnede van 25 centimeter en één of twee bochten van 45 graden aangeraden. Die is groot genoeg voor een das en andere kleine zoogdieren zoals egels, hazen, konijnen en marterachtigen, maar te klein voor een wolf. Door de bocht(en) heeft een wolf hier fysiek veel moeite mee.

  • 25 centimeter doorsnede – met minimaal 1 bocht van 45 graden; een tweede bocht is een goede en soms noodzakelijke aanvulling.
  • schuin afgesneden naar onderen toe om inregenen te voorkomen;
  • enkele ruime gaten om ingelopen water te laten wegsijpelen;
  • afgezet met betongaas om langsgraven te voorkomen;
  • op de bodem bedekt met een dun laagje zand of bladeren om doorkruisen aantrekkelijk te maken;
  • isolatie van de stroomdraad erboven met bijvoorbeeld een elektrabuisje bij gebruik van beton of staal. Bij een pvc-buis is dit niet nodig omdat het geen stroom geleidt.
Wat zijn de meest gemaakte fouten bij afrasteringen?

Het is mogelijk om je schapenweide afdoende te beschermen tegen een wolf. Het helpt als je daarbij je afrastering bekijkt door de ogen van de wolf. Op deze manier zie je beter wat de zwakke plekken zijn. De Wolvencommissie Gelderland maakte daarom onderstaande factsheet.

Zo zal een wolf meestal proberen om onder de afrastering door te kruipen. Je moet dus bij je controle extra aandacht hebben voor de onderste draad: niet hoger dan 20 centimeter. Is de draad vrij van begroeiing, zodat er geen spanningsverlies ontstaat?

Een ander belangrijk punt is dat de wolf na één flinke stroomstoot niet snel opnieuw zal proberen om aan te vallen. De keerzijde daarvan: als hij wél een toegang vindt tot makkelijk te grijpen prooien – zoals schapen in tegenstelling tot wild – dan zal hij blijven proberen. Het is dus beter om het in één keer goed te doen!

Hoe effectief zijn grote honden voor het beschermen van vee?

Kuddebewakingshonden zijn een veelgebruikte maatregel om aanvallen van grote predatoren tegen te gaan, waaronder de wolf. Meer hierover lees je in de Faunaschade Preventiekit.

Er zijn hondenrassen die speciaal gefokt zijn als kuddebeschermingshond. Let wel heel goed op dat je ook echt een ras neemt die ook dit werk goed uit kan voeren en bij de bedrijfsvoering past. Deze honden zijn gefokt om zelfstandig en eigenwijs te zijn. Er is een bedrijf dat hierbij kan helpen: Canine EfficiencyDeze link opent in een nieuw tabblad.

Waarom is paarden houden in een kudde veiliger?

Een kudde – dieren die elkaar kennen – beschermt elkaar. Een wolf is een opportunist en een verwonding is voor hem een groot risico, dus dat vermijdt hij als het even kan. Bij meerdere paarden zal een wolf dus niet snel geneigd zijn om een kans te wagen. Doet hij dat wel, dan maakt hij weinig kans tegen een kudde gezonde paarden. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022):

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.

Zijn wolven gevaarlijk voor paarden?

De kans dat wolven paarden aanvallen is erg klein. Een van de redenen is dat paarden als extreem defensief worden beschouwd, vooral merries als verdedigers van hun veulens. Veulens, pony’s, zieke of zwakke dieren kunnen wel gevaar lopen.

Er is wel een risico dat paarden in paniek raken en daarbij door de omheining gaan of op een andere manier gewond raken. Het is ook afhankelijk van de andere mogelijke prooidieren in het gebied. De wolf kiest altijd voor de makkelijkste prooi.

We zullen als maatschappij weer gaan ontdekken hoe we onze landbouwhuisdieren veilig kunnen houden. ‘s Nachts ophokken, rasters en eventueel kuddebeschermingshonden zijn daarbij belangrijke opties, maar ook natuurlijke kuddesamenstelling van grootvee vergroot de weerbaarheid van koeien en paarden tegen wolven.

In opdracht van BIJ12 deed Van Bommel Faunawerk onderzoek naar wolvenaanvallen op runderen en paarden. Lees meer op de pagina Onderzoek.

Bekijk ook onderstaande video waar paarden een wolf uit de wei verjagen in de provincie Limburg (Wolvenmeldpunt, 2022).

Lees het transcript van deze video

Op de video is te zien hoe een wolf wegrent. De wolf rent op een weiland en wordt achterna gezeten door drie paarden. De kudde paarden verdrijft de wolf uit het weiland. De wolf vlucht het maisveld in.