Koeten (meerkoet en waterhoen)
Bijgewerkt op: 06 september 2024De ‘Faunaschade Preventie Kit’ voor koeten laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door meerkoeten en waterhoentjes kunt voorkomen of beperken.
De ‘Faunaschade Preventie Kit’ voor koeten laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door meerkoeten en waterhoentjes kunt voorkomen of beperken.
Meerkoeten of waterkippen hebben bijna geheel Nederland gekoloniseerd. Zoet water met wat oevervegetatie is voldoende biotoop voor deze zwarte vogels met witte bles. Hun voedsel bestaat uit waterplanten, insecten, slakjes en visjes. Tijdens het broedseizoen, vanaf maart tot in juli, verdedigen meerkoeten hun territorium fel tegen indringers. Vanaf augustus gaan meerkoeten groeperen: er ontstaan vaak koppels van honderden exemplaren, die dan voornamelijk op weilanden foerageren. In de winter worden deze groepen aangevuld met doortrekkers en wintergasten. Meerkoeten vliegen ’s nachts en kunnen zich dan over grote afstanden verplaatsen. Meerkoeten kunnen belangrijke schade aanrichten aan onder meer grasland, graszaad en pas gekiemde (winter)granen.
Het waterhoen is donker van kleur met een rode snavel met gele punt en een rood blesje op het voorhoofd. Op de flanken hebben ze witte strepen. In tegenstelling tot meerkoeten beschikken ze niet over grijze zwemvliespoten maar over lange, groene tenen. Het voedsel van het waterhoen bestaat uit waterplanten, grassen, insecten, spinnen en kikkervisjes. Waterhoentjes zijn schuwe vogels en komen in veel kleinere aantallen voor dan meerkoeten. Zelden ziet men groepen groter dan twintig exemplaren. De meeste waterhoentjes blijven jaarrond in Nederland. Met name in strenge winters komen er ook wintergasten uit Duitsland en Denemarken. Tijdens deze strenge winters kan incidenteel schade ontstaan aan granen.
Hieronder vindt u enkele verjaagmethoden. Zowel visuele als akoestische middelen werken maar gedurende een korte periode. Daarna wennen dieren eraan. Door werende middelen af te wisselen en bovendien te combineren met afschot met het geweer, verhoogt u de effectiviteit en wordt gewenning zoveel mogelijk voorkomen.
Nota bene: visuele middelen als vlaggen, vogelverschrikkers, ballonnen en flitsmolens mogen door elkaar gebruikt worden en kunnen elkaar ook vervangen.
Een vogelverschrikker bootst een menselijke gedaante na. Vogelverschrikkers worden met name gebruikt om vogelschade in zaaibedden en afrijpende gewassen te voorkomen.
Vogelverschrikkers bestaan vaak uit oude kleren om een houten frame, opgestopt met stro of iets dergelijks. Loshangende mouwen en broekspijpen die wapperen in de wind, versterken het effect. U moet vogelverschrikkers regelmatig verplaatsen om gewenning te voorkomen.
Er zijn vogelverschrikkers die zich na een bepaald tijdsinterval automatisch opblazen/oprichten. Dit soort vogelverschrikkers heeft een (uitschakelbare) sirene en lamp met dag/nachtschakeling. Volgens de fabrikant is deze vogelverschrikker effectief voor diverse vogelsoorten.Eén vogelverschrikker is voldoende voor een gebied van 1 tot 4 hectare.
In aanvulling op vogelverschrikkers kunt u nog landbouwvoertuigen op percelen zetten. Bejaagde diersoorten kunnen zich ook laten afschrikken door nabootsingen van ‘jachthutjes’ in de vorm van rietmatten, camouflagenetten en dergelijke.
Vlaggen en linten worden veel toegepast om vogels en zoogdieren uit landbouwpercelen te weren. U kunt hiervoor zakken, lappen of stroken folie aan een stok of paal boven het gewas hangen. Let erop dat de vlaggen vrij kunnen wapperen en de wind er zoveel mogelijk vat op heeft. Lange stroken lichte folie zijn bij geringe windkracht al zeer bewegelijk.
Ook ballonnen gevuld met helium worden wel boven het gewas opgelaten om vogels te verjagen. U kunt de ballonnen voorzien van staarten (buisvormig of een windzak), waardoor een grillig vliegpatroon ontstaat. Er zijn ook ballonnen met ‘roofdierogen’ verkrijgbaar.
Ballonnen verjagen effectief maar zijn kwetsbaar bij harde wind (> 6 Beaufort). Bij regen en mist vliegen ballonnen niet of minder goed.
Deze methode is gepatenteerd en bestaat uit een vlieger in de vormen en kleuren van een zeearend of slechtvalk. De vlieger is bevestigd aan een lange mast. De vliegers vliegen zelfstandig en natuurgetrouw op de wind. Volgens de leverancier treedt er nauwelijks gewenning op door het grillige vliegpatroon. De vliegers werken niet bij windstilte en kunnen niet worden toegepast bij harde wind. Het aantal vliegers dat nodig is, is afhankelijk van het gewas en de te verjagen soorten, de hoogte waarop de vlieger in de lucht hangt en het type vlieger.
Flitsmolens bestaan uit drie vanen (zes vlakken), afwisselend zwart en fel gekleurd of voorzien van een reflectiefolie. De molentjes staan op een poot van circa 1,50 meter en draaien op de wind. De afwisseling in kleurvlakken veroorzaakt bij het draaien een soort flitsen. Er zijn ook molens die voorzien zijn van een roofvogelsilhouet.
Knalapparaten zijn gaskanonnen die harde knallen afgeven. De apparaten werken op propaan of butaan. U haalt de beste resultaten als u de knallen elke 3 tot 5 minuten af laat gaan. Er zijn modellen die dubbele knallen afgeven en modellen die met elke knal een aantal graden van richting veranderen. Zo wordt het geweer realistischer nagebootst.
Voor het gebruik van knalapparaten hebt u in bepaalde gemeenten een ontheffing in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig. De apparaten mogen niet gebruikt worden vlakbij de bebouwde kom. Houd er rekening mee dat knalapparaten bij weidend vee schrik- en vluchtreacties kunnen geven.
Een vogelafweerpistool bestaat uit een standaard alarm- of startpistool, voorzien van een opschroefbare schietbuis. Met de schietbuis worden vogelafweerpatronen afgeschoten. Deze patronen ontploffen op een hoogte van 40 tot 60 meter (als knaller of giller, eventueel gecombineerd met lichteffecten).
Het vogelafweerpistool is een vuurwapen en valt onder de Wet Wapens en Munitie. Daarom hebt u een bijzondere machtiging van de korpschef van de regiopolitie nodig om er een te mogen bezitten en gebruiken. In sommige gemeenten is een ontheffing verplicht.
Het gebruik van een vogelafweerpistool is een arbeidsintensief, maar zeer effectief middel om vogels te verjagen.
Kleppermolentjes worden gebruikt om meerkoeten en waterhoentjes te verjagen. Kleppermolentjes worden door de wind aangedreven. U moet de molentjes op een paal monteren waarbij ze boven het gewas uitsteken. Nadeel van deze methode is een snelle gewenning. Bovendien werken ze niet als het windstil is.
Schriklint (ook wel bromlint of zoemlint genoemd) bestaat uit een speciaal lint dat langs perceelsranden of tussen gewasrijen wordt gespannen. Het gaat door de wind trillen en brommen. Schriklint wordt toegepast om vogelschade in kleinschalige teelten (kleinfruitpercelen, bloemen- en bloemzaadteelt) te voorkomen. Het is ook geschikt voor het verjagen van watervogels op percelen langs water.
In plaats van schriklint kunt u strakgespannen nylonkoord (2 mm dik) gebruiken, op circa 80 cm hoogte. Ook dit maakt een zingend geluid in de wind. Deze koorden geven bij aanraking door vogels een extra schrikreactie.
Eenvoudige gaasrasters kunnen ook worden toegepast om schade door meerkoeten en soms waterhoentjes te voorkomen op percelen langs water. Het raster van 1 m hoog wordt tussen het water en het gewas aangebracht.
Gaasrasters hebben een permanente karakter en zijn daardoor vooral geschikt voor meerjarige teelten (bijvoorbeeld fruitpercelen, boomteelt).
Voorbeeld van een gaasraster voor meerkoeten:
Gebruik:
Een fijnmazig elektrisch netwerk blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om meerkoeten en waterhoenders van landbouwpercelen te weren. U kunt de netten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. De kosten voor aanschaf en onderhoud liggen vrij hoog, waardoor deze methode vooral in aanmerking komt voor de wat kapitaalintensievere teelten. De netten met bijbehorende schrikdraadapparaten zijn diefstalgevoelig en daardoor niet overal toepasbaar.
Vliesdoek beschermt jonge planten en gekiemd zaad tegen schade van wind, storm, vorst, hagel, hitte, (slag)regens en zonnebrand, tegen insecten en tegen vogelvraat (duiven, fazanten en eenden en koeten).
Vliesdoek is zeer licht. Het is lucht- en waterdoorlatend en uv-bestendig. Vliesdoek laat 90 procent van het licht door en beperkt het vochtverlies. In het voorjaar kan het aanbrengen van vliesdoek de teelt van verschillende groenten, bijvoorbeeld wortelen, bieten en bloemkolen, en planten in de sierteelt met 1 tot 3 weken vervroegen.
Nader te specificeren middelen zijn alle legale middelen die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventie Kit (FPK) staan, maar waarvan BIJ12 wél een realistische werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren, laser en de inzet van robots of drones. BIJ12 kan naar zo’n kansrijk, preventief middel experimenteel onderzoek laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve verjaagmaatregelen die door grondgebruikers zelf zijn ontwikkeld. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.
Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u vooraf de verwachte werking met een consulent van BIJ12 bespreken. Als u aanspraak wilt houden op een tegemoetkoming, vraag dan schriftelijke toestemming voor de inzet van het betreffende middel.
Bij verschillende gewassoorten kunnen koeten over het algemeen drie soorten schade aanrichten: vraatschade, bevuiling en vertrapping.
In onderstaande infographics ziet u wanneer faunaschade voornamelijk optreedt. Schade kunt u voorkomen met de preventieve middelen uit paragraaf 2.
Granen: vraatschade door meerkoet en soms in combinatie met verslemping van de bodem.
Aardappelen: met name schade aan vroege aardappelen.
Graszaad, graszoden en ingezaaid grasland: voornamelijk schade aan net ingezaaid grasland door meerkoet en waterhoen.
Vollegrondsgroenten algemeen: incidentele schade, matig schadegevoelig.
Bloemkool, broccoli, en romanesco: incidentele schade, matig schadegevoelig.
Boerenkool: incidentele schade, matig schadegevoelig.
Overige koolsoorten: incidentele schade.
BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.
Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.
Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schadepercelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.
Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.
Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.
Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12. BIJ12 is bereikbaar via het telefoonnummer BIJ12: 085 – 486 22 22 of info@mijnfaunazakenbij12.nl.
Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:
Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.
Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).
Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Module Koeten (meerkoet en waterhoen) ’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.
BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.