Provinciale landschapsbeheertypen

Bijgewerkt op: 14 december 2023

Onderdeel A.2 Provinciale landschapsbeheertypen en bijbehorende regionale landschapselementen waarvan de instandhouding is toegestaan binnen natuurterreinen, waarbij landschapselementen waarvan de alfanumerieke aanduiding eindigt op de cijfers “00” slechts door gecertificeerde begunstigden kunnen worden aangevraagd.

L01 Groenblauwe Landschapselementen

Landschapsbeheertype L01.09. Hoogstamboomgaard
Landschapselement (regionaal): L01.09.02. Halfstamboomgaard bij historische boerderijen

Landschapsbeheertype L01.13. Bomenrij en solitaire boom
Landschapselement L01.13.03 (regionaal): Leibomen bij historische boerderijen

L03 Aardwerken

Landschapsbeheertype L03.01. Aardwerk en groeve
Landschapselement L03.01.02 (regionaal): Schurvelingen en zandwallen op Goeree

Beheerpakket landschap L01.09.02: Halfhoogstamboomgaard bij historische boerderijen

Instapeisen

1. Halfhoogstamboomgaarden hebben een minimale stamhoogte die lager is dan 1,5m.
2. Een halfhoogstamboomgaard is een verzameling van fruitbomen, met een stam van minimaal 0,6 meter hoog en waarvan de onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie.
3. Een halfhoogstamboomgaard bestaat uit minimaal 10 bomen en heeft een dichtheid van minimaal 75 en maximaal 150 fruitbomen per hectare.
4. Maximaal 10% van de bomen bestaat uit walnootbomen.
5. Een halfhoogstamboomgaard is vaak in een cluster geplant en duidelijk afgescheiden van de omgeving.
6. De halfhoogstamboomgaard behoort bij een historische boerderij of ander gebouw dat vermeld staat op een locale of landelijke monumentenlijst of de boomgaard is vermeld op www.kich.nl of op een provinciale cultuurhistorische waardenkaart.

Beheereisen

1. Halfhoogstamfruitbomen worden periodiek gesnoeid en bij beweiding moet beschadiging van de bomen door vee voorkomen worden.

Beheerpakket landschap L01.13.03: Leibomen bij historische boerderijen

Instapeisen

1. Uitsluitend leibomen bij historische boerderijen komen in aanmerking. Dit zijn boerderijen die voorkomen op de Rijks- of gemeentelijke monumentenlijst dan wel terug te vinden zijn op de MIP-lijst (Monumenten Inventarisatie Project) (zie www.kich.nl).

Beheereisen

1. Het beheer is gericht op het behoud van de specifieke vorm van de leibomen.

Landschapselement L03.01.02: Schurvelingen en zandwallen op Goeree

Instapeisen

Globaal kunnen drie typen zandwallen worden onderscheiden:

  • zandwallen volledig begroeid met kruiden en grassen;
  • zandwallen met kruiden en grassen en een lichte boom- of struiklaag;
  • zandwallen begroeid met een zware boomlaag, braamstruweel of struiklaag;

Uitsluitend de schurvelingen en zandwallen op de Kop van Goeree vallen onder dit landschapselement.

Beheereisen

1. Om verruiging te voorkomen worden de delen met grassen en kruiden jaarlijks gefaseerd gemaaid. Het maaisel wordt afgevoerd.
2. Maaiwerkzaamheden worden uitgevoerd in de maanden augustus-december.
3. Bomen en struiken moeten met regelmaat worden opgesnoeid.
4. Schade door betreding door vee moet worden voorkomen met een raster.
5. Greppels die naast de zandwallen en schurvelingen zijn gelegen moeten regelmatig worden geschoond.
6. Er mag geen snoeihout worden verbrand in, of in de directe omgeving van het element en als snoeihout versnipperd wordt mogen de snippers niet verwerkt worden in het element.
7. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het element is niet toegestaan.