Wet Milieubeheer
De Wet Milieubeheer is een raamwet. De wet geeft algemene regels over tal van onderwerpen. Belangrijke hoofdstukken uit de Wet Milieubeheer zijn de milieuplannen en -programma’s, milieukwaliteitseisen, inrichtingen, afvalstoffen en procedures. Uitgangspunt van de wet is dat je dingen waarvan je weet of vermoedt dat ze nadelige gevolgen hebben voor het milieu niet doet of tenminste maatregelen neemt om die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. De wet geeft elke burger een duidelijke verantwoordelijkheid om hierin initiatief te tonen. In de wet staan geen concrete maatregelen ter bescherming van het milieu. Deze vindt u in de uitvoeringsbesluiten. Een uitvoeringsbesluit op basis van de wet milieubeheer wordt bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) vastgesteld.
Afvalstoffenproblematiek
De Wet Milieubeheer heeft een brede werking. Voor het beheer van bos en natuur heeft u het meest te maken met de regels over afvalstoffen.
Afval in de wet milieubeheer
De wet milieubeheer noemt alles waarvan je je probeert te ontdoen ‘afval’. Dat betekent dat alleen producten die u bewust produceert geen afval zijn. Hout dat u oogst voor de verkoop is dus geen afval. Het daarbij vrijkomende tak- en tophout wel. Ook plagsel, baggerspecie, maaisel en snoeihout behoren volgens de wet tot het afval. De wet verbiedt het storten, in de bodem brengen of verbranden van afval. U moet ermee naar een vuilstort of een composteerder. Dat brengt enorm hoge kosten met zich mee.
Besluit vrijstelling stortverbod
In de wet is opgenomen dat u voor bepaalde categorieën afval vrijstelling van het stortverbod kunt krijgen. Dit is een Algemene Maatregel van Bestuur: Het besluit vrijstelling stortverbod. In dit besluit staat onder andere dat plantenresten onder voorwaarden onder de vrijstelling vallen. Deze voorwaarden moeten in een Ministeriële Regeling worden gesteld: Vrijstellingsregeling plantenresten en tarragrond.
In deze vrijstellingsregeling staan voorwaarden waarop plantenresten uit natuurgebieden (dit zijn alle gebieden met de hoofdfunctie natuur) onder de vrijstelling van het stortverbod vallen. De voorwaarden:
- Het betreft heideplagsel of maaisel uit natuurterreinen
- Het heideplagsel en maaisel moet zoveel mogelijk binnen het natuurgebied waar het heideplagsel of maaisel is vrijgekomen worden verwerkt. Als dat niet mogelijk is, moet dit worden verwerkt op een ander perceel dat binnen een afstand van maximaal één kilometer ligt van de rand van het natuurgebied waar het heideplagsel of maaisel is vrijgekomen
- Er moet sprake zijn van schoon en onverdacht heideplagsel en maaisel
- De hoeveelheid die op of in de bodem wordt gebracht moet, uit oogpunt van goede landbouwpraktijk of goed natuurbeheer, in evenwichtige verhouding staan tot het oppervlak van het ontvangende perceel; het heideplagsel of maaisel moet gelijkmatig worden verspreid over het ontvangende perceel. Dit mag niet significant bijdragen aan de verspreiding van nutriënten en zware metalen.
Kort gezegd: verwerking is toegestaan in het terrein en in een zone van 1 kilometer rondom het natuurgebied waar het materiaal vandaan komt.
Vergunningsaanvraag: als de vrijstellingsregeling geen oplossing biedt
Voor vormen van verwerking van plagsel en maaisel die niet binnen de bovenstaande voorwaarden passen, moet u een individuele ontheffingsaanvraag indienen bij de provincie. U kunt hierbij denken aan:
- Verwerking van plagsel op landbouwgronden meer dan 1 kilometer van de grens van het natuurgebied van herkomst
- Geconcentreerde verwerking van plagsel en maaisel, bijvoorbeeld in beschoeiingen of in wallen
- Verwerking van plagsel uit rietlanden en graslanden (de regeling spreekt exclusief over heideplagsel).
Websites
- www.rijkswaterstaat.nl
- De Wet Milieubeheer is te lezen op wetten.overheid.nl