Besluit emissiearme huisvesting
De stikstofnormen zoals vastgelegd in het Beh vormen een plafond bij het berekenen van de stikstofemissie voor de referentiesituatie.[1] De emissieruimte dient bij binnen deze maximale stikstofnorm te blijven. Deze koppeling moet voorkomen dat de emissieruimte van een illegale situatie – het houden van dieren in een huisvestingssysteem dat niet is toegestaan conform het Beh – in wordt gezet bij salderen.
Hoe werkt dit?
Om de referentiesituatie te berekenen, wordt de emissie getoetst aan de normen uit het Beh. Bij stalsystemen met een lagere ammoniakemissiefactor dan de maximale emissiewaarde uit het Beh wordt de lagere factor gehanteerd. Voor de emissiepunten en emissiehoogte worden de waarden uit de vergunning gehanteerd tenzij uit de aangeleverde gegevens anders blijkt.
Het moment van oprichten van een dierenverblijf is bepalend voor het vaststellen van de maximale emissiewaarde, niet het moment van oprichten van een huisvestingssysteem. Als een luchtwasser op een bestaande stal wordt geplaatst, geldt nog steeds het moment van oprichten van een dierenverblijf als bepalend voor het vaststellen van de maximale emissiewaarde.
Let op: bij het bepalen van de referentiesituatie moet worden uitgegaan van ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van het Beh. In de Wabo-vergunning kan de totale stikstofemissie echter lager zijn dan de maximale emissiewaarde uit het Beh. In dat geval moet de maximale emissiewaarde zoals toegestaan op grond van de Wabo-vergunning als uitgangspunt worden genomen.
[1] Zie artikel 5 lid 7 van de provinciale beleidsregels.