Referentiesituatie

Veranderingen van uw activiteit bepaalt u ten opzichte van deze referentiesituatie. Daarbij is het van belang om onderscheid te maken of de referentiesituatie ten opzichte van een (bestemmings)plan of van een project moet worden vastgesteld. In de rechtspraak is dit begrip nader gedefinieerd. De gevolgen van uw veranderingen op de stikstofdepositie beoordeelt u met een Voortoets stikstof of Passende Beoordeling.

Referentiesituatie van een bestemmingsplan (of omgevingsplan)

Van een (planologisch) plan, zoals een bestemmingsplan of omgevingsplan, is de huidige feitelijk aanwezige, planologisch legale situatie de referentiesituatie. Zie hiervoor ook de website van Rechtspraak (Rechtspraak.nl), onder r.o. 9.1.

Referentiesituatie salderen met bemeste percelen bij (bestemmings)plannen

In de planfase moet voor de referentiesituatie worden uitgegaan van de feitelijk bestaande, planologisch legale situatie. Zie daartoe o.a. de uitspraak van de Raad van State van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, r.o. 15. Het is daarbij van belang dat de activiteit nog steeds aanwezig is op het moment dat het plan wordt vastgesteld. Als die activiteit reeds beëindigd is, dan kan deze activiteit in beginsel niet in de referentiesituatie worden betrokken. Als kan worden aangetoond dat deze activiteit specifiek beëindigd is ten behoeve de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Zie daartoe r.o. 24.2 van voornoemde uitspraak.

In de uitspraak van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1354, (r.o. 11.3.) overwoog de Raad van State -in aanvulling op het voorgaande- dat het bevoegde gezag voor het bepalen van de omvang van bemesting in het planspoor een reëel en aannemelijk uitgangspunt dient te hanteren. In deze kwestie hanteerde het bevoegde gezag de kentallen op basis van INITIATOR data, zoals vermeld op onze website. Naar het oordeel van de Afdeling mocht het bevoegde gezag uitgaan van deze kentallen.

Deze landbouwdeelgebieden kaart is gebaseerd op gemeentegrenzen en het CBS bestand landbouwgebieden en is opgebouwd uit 239 deelgebieden met een vergelijkbaar areaal aan landbouwgrond en een vergelijke landbouwstructuur. De data op de kaart is afkomstig van INITIATOR model resultaten uit 2021, de meest recente geverifieerde en vrijgegeven gegevens. Het model berekent de ruimtelijke verdeling van ammoniakemissie uit dierlijke mest, beweiding en kunstmestgebruik. Het INITIATOR model kent, net als alle andere modellen, onzekerheden. Toepasbaarheid van de kengetallen zal altijd moeten worden beoordeeld op basis van plaatselijke kenmerken van de percelen. Als gebruik overduidelijk afwijkt van “gemiddeld” gebruik in de omgeving, zijn de kengetallen mogelijk niet representatief. Daarnaast is het mogelijk om onderbouwd van een andere/hogere emissie uit te gaan.

N.B. Deze kaart is niet bruikbaar voor het projectspoor omdat hierin uitgegaan moet worden van de maximaal toegestane emissie (en dat is niet altijd de feitelijke emissie). Voor meer informatie daarover verwijzen wij u naar de overige informatie op deze pagina en de Handreiking beweiden en bemesten .

Referentiesituatie van een activiteit (of project)

Voor een activiteit maakt het verschil of u:

  1. een nieuwe activiteit start;
  2. uw huidige activiteit wijzigt en voor uw huidige activiteit heeft u een geldige natuurvergunning of natuurtoestemming;
  3. uw huidige activiteit wijzigt en voor uw huidige activiteit heeft u geen natuurvergunning of natuurtoestemming of deze is ingetrokken.
    Onderstaand schema helpt u bij het bepalen van uw referentiesituatie. De verschillende onderdelen en definities staan hieronder uitgelegd.

Schema bepalen referentiesituatie – versie oktober 2021

Let op! Wegens recente jurisprudentie over beweiden en bemesten is dit schema over de referentiesituatie mogelijk (deels) niet meer actueel. Momenteel wordt dit schema indien nodig aangepast en geactualiseerd.

Schema voor het bepalen van uw referentiesituatie. Zie de uitgeschreven tekst onder deze afbeelding voor een toelichting.

Uitgeschreven tekst

Titel: Stroomschema: bepalen referentiesituatie

Met dit stroomschema kunt u uw referentiesituatie bepalen. Let op: wegens jurisprudentie over beweiden en bemesten is dit schema over de referentiesituatie mogelijk (deels) niet meer actueel. Momenteel wordt dit schema indien nodig aangepast en geactualiseerd.

De vragen en antwoorden in het stroomschema:

Vraag 1 Heeft de huidige activiteit een natuurtoestemming?

Ja: Ga naar antwoord 2

Nee: Ga door naar vraag 2

Vraag 2 Geldt op de referentiedatum een andere toestemming zoals een milieuvergunning of milieumelding?

Ja: Ga naar vraag 3

Nee: Ga naar antwoord 1

Vraag 3 Is na de referentiedatum een beperktere situatie milieu vergund?

Ja: Ga naar antwoord 3a

Nee: Ga naar antwoord 3

Antwoorden op de vragen:

Antwoord 1: Er is geen referentiesituatie, hele activiteit toetsen.

Antwoord 2: Natuurtoestemming is de referentiesituatie

Antwoord 3: Milieutoestemming op referentiedatum is referentie

Antwoord 3.a: Lagere milieutoestemming vormt de referentie

Disclaimer: Dit schema is een hulpmiddel. Actuele wetgeving en jurisprudentie zijn leidend. Aan dit schema kunnen geen rechten worden ontleend.

Bron: BIJ12

Let op: niet van toepassing voor bestemmingsplannen, wegen, vaarwegen en spoorwegen.

Raadpleeg voor het vaststellen van de referentiesituatie van een bemest perceel de Handreiking beweiden en bemesten.

Wat betekent de uitkomst van het schema voor u?

1. Er is geen referentiesituatie

Bijvoorbeeld voor een nieuwe activiteit. Voor een nieuwe activiteit heeft u nog geen vergunning of (natuur)toestemming. U heeft geen legaal bestaande situatie en dus ook geen referentiesituatie.

U toetst in AERIUS Calculator de hele nieuwe activiteit op gevolgen op Natura 2000-gebieden.

2. Natuurtoestemming is de referentiesituatie

Uw huidige activiteit wijzigt en voor uw huidige activiteit heeft u een geldige natuurvergunning of natuurtoestemming.

U heeft voor uw huidige activiteit een geldige vergunning en uw activiteit is voldoende concreet beschreven in de geldende vergunning. Bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor een Natura-2000 activiteit of een oudere vergunning op grond van de Wet natuurbescherming of de Natuurbeschermingswet 1998.

In uw vergunning is een natuurtoestemming opgenomen zoals beschreven in artikel 1 onder q van de Provinciale beleidsregels salderen (hierna: de beleidsregel). Of u heeft een milieuvergunning of een ander toestemmingsbesluit waarin rechtstreeks aan de Habitatrichtlijn is getoetst. Dan is uw referentiesituatie de situatie zoals in de vergunning is toegestaan. Dit hoeft niet hetzelfde te zijn als de huidige bestaande situatie.

Let op: een positieve weigering levert geen nieuwe referentiesituatie op.
Let op: op basis van de beleidsregel kan het zijn dat niet alles wat vergund is meegenomen mag worden.

> U stelt vast met een AERIUS berekening of de verandering van uw activiteit een hogere of een lagere stikstofdepositie veroorzaakt ten opzichte van de referentiesituatie. Zie het kopje ‘Berekening maken met AERIUS Calculator’ onderaan de pagina.

3. Milieutoestemming op referentiedatum is referentie

Voor uw huidige activiteit heeft u geen natuurvergunning of natuurtoestemming of deze is ingetrokken.

U heeft toestemming voor het uitvoeren van uw activiteiten zonder natuurtoestemming. Bijvoorbeeld een Hinderwetvergunning of een milieutoestemming. De referentiesituatie bepaalt u door een paar stappen te doorlopen:

> Op basis van de depositie in de beoogde situatie bepaald u voor welke Natura 2000-gebieden er een referentiejaar dient te worden opgezocht.

Dit doet u door de aanwijzingsdatum van de natuurgebieden op te zoeken Overzicht referentiedata Natura 2000-gebieden (bijgewerkt op 07-02-2024). De aanwijzingsdatum voor de natuurgebieden kan verschillend zijn. Voor elke datum bepaalt u apart een referentiesituatie:

> U bepaalt de referentiesituatie door uw toegestane activiteit vast te stellen op het moment van de aanwijzingsdatum.

3a. Lagere milieutoestemming vormt de referentie

Heeft u na de aanwijzingsdatum een toestemming gekregen die lager is of minder activiteiten toestaat, dan moet u uitgaan van deze lagere situatie als referentiesituatie. Op deze manier bepaalt u voor elke aanwijzingsdatum de daarbij horende referentiesituatie. Het is mogelijk dat u meerdere dezelfde referentiesituaties vindt.

> U stelt vast met een AERIUS berekening of de verandering van uw activiteit een hogere of een lagere stikstofdepositie veroorzaakt ten opzichte van de referentiesituatie(s). Zie het kopje ‘Berekening maken met AERIUS Calculator’ hieronder.

Aandachtspunten

  • Wanneer na de referentiedatum een hogere situatie (milieu) vergund is die niet is getoetst aan de natuurwetgeving kunnen daaraan geen rechten worden ontleend;
  • Op basis van de beleidsregel kan het zijn dat niet alles wat vergund is meegenomen mag worden;
  • In oude vergunningen is de uitstoot vaak berekend en vergund in kilo’s of tonnen;
  • Bij een wijziging van activiteit en vooral door wijziging van de emissiepunten kan bij een lagere uitstoot de stikstofdepositie toch hoger zijn.

Wanneer blijkt dat significante gevolgen op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, moet een Passende Beoordeling gemaakt worden van de gevolgen van het project voor het Natura 2000-gebied. Als uit die Passende Beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast, kan de omgevingsvergunning voor een Natura-2000 activiteit worden verleend.

Berekening maken met AERIUS Calculator

Met AERIUS Calculator (AERIUS.nl) berekent u de gevolgen van de verandering van uw activiteit. U vergelijkt de door u gewenste situatie met alle referentiesituaties die u vastgesteld heeft. U volgt hiervoor de stappen in hoofdstuk 2 van de Handreiking Voortoets Stikstof .

Als de berekende de stikstofdepositie van de gewijzigde activiteit in alle vergelijkingen gelijk is aan of lager is dan 0,00 mol/ha/jaar, dan is er geen vergunning nodig voor de stikstofuitstoot. Als u in één of meer vergelijkingen een toename vindt dan zijn maatregelen nodig om uw activiteit mogelijk te maken. Hierbij kunt u denken aan intern of extern salderen.

In alle gevallen geldt dat het bevoegd gezag beslist over uw aanvraag. Overleg met het bevoegd gezag over uw keuze voor de referentiesituatie, in het bijzonder als u twijfelt.