Muizen en mollen
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor muizen en mollen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door muizen en mollen kunt voorkomen of beperken.
De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor muizen en mollen laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door muizen en mollen kunt voorkomen of beperken.
De veldmuis en de woelrat zijn knaagdieren die onder de groep woelmuizen vallen. Daarnaast worden ook de huismuizen en mollen behandeld in deze kit.
De veldmuis leeft in open gebieden zoals akkers en graslanden. De woelrat leeft langs oeverkanten en graaft grote ondergrondse gangenstelsels. Deze woelmuizen komen door heel Nederland voor en creëren voornamelijk schade aan de wortels van planten en bomen. Daarnaast kunnen woelratten ook veel schade aanrichten door de gangenstelsels te graven. Sommige woelmuizen zijn echter beschermd (rosse woelmuis, ondergrondse woelmuis) of zelfs strikt beschermd (noordse woelmuis). De beschreven maatregelen gelden dus niet voor die soorten woelmuizen.
De mol komt eveneens vrij algemeen voor in Nederland. De mol leeft onder de grond en heeft een voorkeur voor rulle, humusrijke bodem waarin hij goed kan graven. De mol leeft solitair en kan gangen graven met een snelheid van 12 tot 15 meter per uur. In optimale omstandigheden kunnen er acht tot zestien mollen per hectare voorkomen.
In de Omgevingswet is vastgelegd dat iedereen zorg draagt voor levende dieren en planten en hun directe omgeving. Dit noemen we de zorgplicht voor natuur. De Beschermde Soorten Indicator (BeSi) helpt om aan deze zorgplicht te voldoen.
Akkerbouw | Soort schade | Diersoort | Seizoen |
---|---|---|---|
Wintergraan | Vraatschade | Muis | Lente, herfst |
Zomergraan | Vraatschade | Muis | Lente, zomer |
Maïs | Vraatschade | Muis | Zomer, herfst |
Winterwortel | Vraatschade | Muis | Herfst, winter |
Suikerbieten/ voederbieten | Graaf en wortelschade | Mol | Jaarrond |
Aardappelen | Graaf en wortelschade | Mol | Jaarrond |
Grasland | Soort schade | Diersoort | Seizoen |
---|---|---|---|
Blijvend grasland | Graafschade | Muis, woelrat, mol | Jaarrond |
Graszaad, graszoden en ingezaaid grasland | Vraatschade | Muis, woelrat, mol | Jaarrond |
Vollegrondsgroenten | Soort schade | Diersoort | Seizoen |
---|---|---|---|
Algemene vollegrondsgroenten | Vraatschade | Muis, woelrat, mol | Jaarrond |
Fruitteelt | Soort schade | Diersoort | Seizoen |
---|---|---|---|
Aardbeien | Vraatschade en graafschade | Woelrat | Winter |
Appels/peren | Vraatschade en graafschade | Woelrat | Winter |
Kersen/morellen | Vraatschade en graafschade | Woelrat, muis | Winter |
Pruimen | Vraatschade en graafschade | Woelrat | Winter |
De maatregelen ter voorkoming van gewasschade zijn ingedeeld in drie categorieën: leefgebied ongeschikt maken, natuurlijke vijanden aantrekken en beheermaatregelen. Per maatregel wordt de ecologische effectiviteit, de praktische inzetbaarheid en waar nodig de wet- en regelgeving besproken. Het referentiejaar voor alle genoemde prijzen is 2024.
De maatregelen in deze preventiekit zijn als effectief beoordeeld op basis van onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van beschikbare studies (wetenschappelijk of praktijk), beoordelingen door experts (expert judgement) en ervaringen van agrariërs uit de praktijk. Vaak zal het nemen van een enkele maatregel schade niet kunnen voorkomen. Het wordt aanbevolen om een combinatie van maatregelen te nemen, maar ook dat biedt geen volledige garantie om schade te voorkomen.
In onderstaande tabel worden alle preventieve maatregelen weergegeven met daarbij scores op drie indicatoren (ecologische effectiviteit, tijdsinspanning en kosten). De scores (laag, gemiddeld en hoog) geven aan hoe deze maatregel wordt beoordeeld ten opzichte van andere preventieve maatregelen binnen deze faunaschade preventiekit.
MAATREGELEN | ECOLOGISCHE EFFECTIVITEIT | TIJDSINSPANNING AGRARIËR | KOSTEN AGRARIËR |
---|---|---|---|
Leefgebied ongeschikt maken | |||
Praktische inrichtingsmaatregelen (muis) | Hoog | Hoog | Laag |
Kort maaien (veldmuis) | Hoog | Hoog | Laag |
Waterpeil verhogen (inunderen) | Hoog | Hoog | Hoog |
Natuurlijke vijanden aantrekken | |||
Zitpalen en nestkasten voor roofvogels | Gemiddeld | Laag | Gemiddeld |
Beheer | |||
Vangkooien | Gemiddeld | Gemiddeld | Laag |
Klemmen | Gemiddeld | Gemiddeld | Laag |
Gasexplosie/Rodenator Pro | Gemiddeld | Laag | Gemiddeld |
Vergassing | Gemiddeld | Laag | Gemiddeld |
Rodenticiden | Hoog | Laag | Hoog |
Integraal Plaagdier Management (IPM) is een methode waarbij plaagdieren zoals ratten, bepaalde woelmuizen en mollen eerst op een niet-chemische manier worden bestreden voordat er naar chemische middelen wordt gegrepen, om zo de impact op het milieu, mens en dier te minimaliseren. IPM legt de nadruk op preventieve maatregelen, zoals wering en hygiëne, gevolgd door niet-chemische methoden zoals het gebruik van vallen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden slechts als laatste redmiddel ingezet, met strikte registratie van elke stap. IPM is sinds 2023 verder verfijnd, waardoor de toepassing van de meeste rodenticiden (gif) door gecertificeerde professionals verder wordt ontmoedigd. Hierdoor wordt de milieuschade en de toename van resistentie bij plaagdieren te verminderen.
De onderstaande maatregelen zijn gerangschikt op de volgorde van de IPM-methode. Dit houdt in: eerst inzetten op niet-dodelijke preventieve maatregelen voordat er wordt overgegaan op chemische bestrijding. Als bestrijdingsmaatregelen worden eerst milieuvriendelijke maatregelen toegepast, zoals vangkooien en klemmen. Alleen als voorgaande maatregelen niet effectief blijken, kan worden gebruikgemaakt van rodenticiden (door een gecertificeerde professional).
De gedachte achter deze categorie maatregelen is dat mollen en muizen zich niet zullen vestigen als het leefgebied ongeschikt of onaantrekkelijk wordt gemaakt. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
Met praktische inrichtingsmaatregelen wordt voorkomen dat muizen op het terrein komen. Denk bijvoorbeeld aan het afdekken van voer en het omspitten van mest- en hooistapels. Deze preventieve maatregelen zijn de eerste stap volgens het Integraal Plaagdier Management (IPM).
Praktische inrichtingsmaatregelen (muis) | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Hoog |
Tijdsinspanning agrariër | Hoog |
Kosten agrariër | Laag |
Er zijn verschillende maatregelen die kunnen voorkomen dat muizen zich in een gebied vestigen en voortplanten. Welke specifieke acties worden ondernomen, verschilt per locatie en type bedrijf. Er zijn echter enkele thema’s die in alle situaties gelden.
Een belangrijke preventieve maatregel is het handhaven van een goede hygiëne. Houd daarom agrarische gebieden schoon en georganiseerd, bijvoorbeeld door regelmatig mest en ander organisch materiaal te verwijderen, afvalcontainers schoon te maken, composthopen grondig af te sluiten, en voedselresten op te ruimen. Het is belangrijk om potentiële voedselbronnen veilig op te slaan en ontoegankelijk te maken door die op te bergen in afgesloten containers. Verwijder bovendien regelmatig gemorst voedsel en dierenresten.
Daarnaast is het belangrijk om eventuele toegangspunten tot gebouwen en terreinen af te sluiten. Muizen kunnen kleine openingen gebruiken om toegang te krijgen tot gebouwen; het dichten van gaten en scheuren in muren en vloeren is essentieel. Ook de plaatsing van roosters of gaas over ventilatieopeningen en rioolputten kan voorkomen dat muizen binnendringen. Dierenverblijven als kippenhokken kunnen worden afgedicht met fijnmazig gaas.
Veel muizen nestelen binnenshuis. Op agrarische terreinen zijn de opslag van spullen en hooi/stro erg aantrekkelijk voor huismuizen. Het is daarom verstandig om hooi/stro afgesloten op te slaan. Een studie toonde aan dat (open) hooiopslag aantrekkelijk was voor bruine/zwarte ratten (voedselvoorzieningen dichtbij de verblijfplaats). De verwachting is dat dit ook geldt voor muizen. Overweeg om gebieden met veel bodembedekking te verminderen of af te schermen.
Tot slot is regelmatig onderhoud en monitoring van gebouwen en terreinen belangrijk om vroegtijdige tekenen van een mogelijke muizenplaag op te sporen en actie te ondernemen voordat een plaag ontstaat. Daarnaast kan professionele hulp worden ingezet ter bestrijding en preventie van deze soorten. Deze specialisten kunnen advies op maat bieden voor het desbetreffende bedrijf.
Om muizen weg te houden is het belangrijk preventieve maatregelen te nemen. Welke maatregelen geschikt zijn, hangt af van het soort bedrijf en de bedrijfsvoering. Zorg ervoor dat alles opgeruimd en schoon is en er geen voedsel te vinden is voor muizen. Daarnaast werkt het goed om mest en hooistapels regelmatig om te spitten, zodat plantenresten niet bovenop blijven liggen. Opgestapeld hout, stro, pellets en stenen vormen een schuilplek voor muizen. Het is daarom verstandig om die materialen zo veel mogelijk op te ruimen. Bovendien zorgt het dichten van gaten in muren (alles vanaf 0,5 centimeter) van gebouwen ervoor dat muizen geen toegang hebben.
De tijdsinvestering voor deze preventieve maatregelen kan variëren van enkele uren tot een dag per week, afhankelijk van de grootte van het terrein en de frequentie van onderhoud. Afgezien van de tijdsbesteding zijn er weinig kosten verbonden aan deze maatregelen.
Deze preventieve maatregelen kunnen het hele jaar worden ingezet. Het zal enige tijdsinspanning vergen, maar hierdoor blijft het bedrijf opgeruimd en wordt de omgeving minder aantrekkelijk voor muizen. Bovendien helpen dit soort maatregelen om muizenpopulaties op de lange termijn beter onder controle te houden.
Een kort gemaaide grasmat voorkomt dat veldmuizen dekking hebben tegen predatoren. Weilanden met een korte en egale grasmat zijn daardoor minder aantrekkelijk.
Kort maaien (muis) | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Hoog |
Tijdsinspanning agrariër | Hoog |
Kosten agrariër | Laag |
Het kort maaien van gras is een effectieve preventieve maatregel tegen veldmuizen. Veldmuizen prefereren gebieden met enigszins hoge vegetatie/gras. In lage vegetatie zijn ze namelijk extra kwetsbaar voor predatoren, waardoor ze die plekken liever mijden. Het maximale effect wordt bereikt door het gras regelmatig en gelijkmatig te maaien met een grasmaaier die het gras op een lage hoogte snijdt. Het onderhouden van de randen van het terrein en het voorkomen van lang gras langs randen van het perceel zijn ook belangrijk om beschutting voor muizen te minimaliseren.
De gebruiker moet bij het gebruik van deze maatregel rekening houden met andere dieren, omdat (broedende) weidevogels, insecten en de algehele biodiversiteit negatieve effecten kunnen ondervinden. Deze maatregel moet worden gecombineerd met andere preventieve maatregelen of beheersmaatregelen.
Er zullen minder veldmuizen zijn door het gras kort te houden. Veldmuizen voelen zich in kort gras minder veilig en zullen zich minder reproduceren. Men kan de grasmat het best vlak voor de winter maaien. Daarnaast is het handig om de begroeiing ook langs sloten kort te houden. In het geval van een veehouderij kunnen de koeien ook vaker op het land worden gelaten om het gras kort te grazen. Veel muizen zullen weggaan of worden gevangen door predatoren als het gemaaide gras is weggehaald. Let op dat het afmaaien van vegetatie ook voor veel andere diersoorten een drastische ingreep is.
Deze maatregel is vooral toepasbaar op graslanden, maar de randen en slootkanten rondom andere percelen kunnen ook kort worden gehouden. Bij percelen met fruitbomen is het verstandig om ook tussen de bomen het gras kort te houden. De tijdsbesteding is afhankelijk van het soort maaier, tractor en de landgebruiksvorm. De kosten voor het maaien hangen af van het bedrijf, de bedrijfsvoering, strategieën, materialen en seizoenen.
De frequentie van maaien kan variëren, maar over het algemeen wordt aanbevolen om het gras te maaien voordat het te lang wordt. Dit kan betekenen dat het gras elke vier tot zes weken wordt gemaaid tijdens het groeiseizoen, afhankelijk van factoren zoals de groeisnelheid en de weersomstandigheden.
Het maaien van de bermen en slootkanten moet plaatsvinden na het broedseizoen, dit is vanaf 15 juni. Stem het maaien van de bermen af met de beheerder van de gemeente.
De huismuis en de mol behoren niet tot de beschermde soorten (zie bijlage IX bij het Bal). Volgens de toelichting is het voortbestaan van deze soorten niet in het geding en zou bescherming de bestrijding van schade bemoeilijken. Tegen dezelfde achtergrond voorziet het tweede lid, aanhef en onder a, van artikel 11.54 Bal in een uitzondering voor bosmuizen, huisspitsmuizen en veldmuizen die zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.
Veldmuizen in het weiland zijn echter beschermd (art. 11.54 jo. bijlage IX bij het Bal). Het tijdig ongeschikt maken van een perceel als verblijfplaats voor veldmuizen (bij een dreigende plaag) door inundatie is echter geen verboden activiteit, omdat in dat geval moet worden aangenomen dat er geen bestaande verblijfplaatsen worden vernield of beschadigd, of dat veldmuizen in strijd met een wettelijk verbod worden gedood.
Voor het bestrijden van veldmuizen in een veld waar reeds overlast bestaat, is toestemming in de vorm van een omgevingsvergunning, of vergunningvrije aanwijzing verplicht. Zo is het bestrijden van veldmuizen bijvoorbeeld vrijgesteld van omgevingsvergunningplicht via de vrijstelling (voor zover de minister van Natuur en Stikstof bevoegd gezag is) van art. 4.31 Or voor bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw.
Provincies (in het merendeel van de gevallen bevoegd gezag) kunnen via het stellen van maatwerkregels het doden van veldmuizen of het beschadigen of vernielen van hun verblijfplaatsen aanwijzen als omgevingsvergunningvrij in hun omgevingsverordening, ook voor bestrijding van ernstige (gewas)schade.
Waterpeil verhogen (inunderen) | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Hoog |
Tijdsinspanning agrariër | Hoog |
Kosten agrariër | Hoog |
Het verhogen van het waterpeil, ook bekend als inunderen, is een effectieve preventieve maatregel tegen veldmuizen, woelratten en mollen. Deze methode maakt gebruik van water om knaagdieren uit hun holen en tunnels te verdrijven en hun leefgebied minder aantrekkelijk te maken. Deze maatregel betreft een preventieve maatregel en geen verdrinkingsmethode.
De gangen en holen van veldmuizen, woelratten en mollen overstromen als het waterpeil wordt verhoogd, waardoor de dieren worden gedwongen om te migreren naar hoger gelegen gebied. Dit verstoort hun leefomgeving en kan leiden tot een vermindering van de populatie. Bovendien creëert het verhoogde waterpeil een minder aantrekkelijke omgeving voor de soorten om zich te vestigen, omdat het moeilijker wordt om tunnels te graven en voedsel te vinden. Bovendien zijn de dieren door deze maatregel gevoeliger voor predatie.
Inunderen is vooral effectief in gebieden waar veldmuizen, woelratten en mollen een aanzienlijke overlast veroorzaken, zoals landbouwgronden, tuinen en weilanden. Door periodiek het waterpeil te verhogen, kunnen deze dieren worden ontmoedigd om zich in het gebied te vestigen en kan schade aan gewassen en vegetatie worden verminderd.
Het verhogen van het waterpeil vereist zorgvuldige planning en uitvoering om onbedoelde schade aan gewassen en ecosystemen te voorkomen. Daarom wordt aanbevolen om deze methode uit te voeren onder begeleiding van deskundigen.
Percelen die gevoelig zijn voor veldmuizen, woelratten en mollen kunnen het waterpeil verhogen (tot in het voorjaar). Zeker in droge winters kan het verstandig zijn om het waterpeil te verhogen. Als er aan het eind van de winter nog percelen met veel muizen of mollen zijn, dan kunt u die percelen kortstondig inunderen of door middel van een sleepslang met water bevloeien.
Het inunderen weerhoudt de veldmuizen, woelratten en mollen er niet van om na verloop van tijd terug te keren, maar het vermindert wel de hoeveelheid schade en geeft het perceel bovendien de tijd om te herstellen.
Het inunderen van percelen is praktisch uitvoerbaar in gebieden met toegang tot waterbronnen, zoals rivieren, kanalen of reservoirs. Het reguleren van de waterstand op percelen wordt meestal uitgevoerd door middel van waterbeheerinfrastructuur, zoals dammen, stuwen of pompsystemen. Het kan worden toegepast op de meeste landgebruiksvormen. Er moet wel rekening worden gehouden met eventuele schade aan gewassen en bomen als de wortelzone een periode onder water staat.
De tijdsinspanning is afhankelijk van de grootte van het perceel en de complexiteit van de waterbeheerinfrastructuur. Dit kan variëren van enkele uren tot dagen of zelfs weken per hectare per jaar. De tijd die een agrariër zelf bezig is met inundatie hangt af van de voorbereiding, uitvoering en toezicht op het proces. Dit omvat het plannen en coördineren van de maatregel, het regelen van waterbronnen en infrastructuur, en het monitoren van het effect op het perceel. De tijd die het kost om het veld daadwerkelijk onder water te zetten hangt af van factoren als waterbeschikbaarheid, de efficiëntie van de infrastructuur en de bodemdoorlatendheid. De totale tijdsinspanning van de agrariër varieert van ongeveer een week tot enkele weken, terwijl de tijd die nodig is om het veld daadwerkelijk blank te zetten slechts enkele dagen tot een week in beslag kan nemen.
Het verhogen van het waterpeil kan het hele jaar worden toegepast, maar de effectiviteit varieert per seizoen, de waterbeschikbaarheid en de behoeften van gewassen of habitats. De kosten van inunderen worden geschat op €2.500 tot €3.000 per hectare. Hier komen de kosten voor het mislopen van oogst bovenop. Het is dus verstandig om het perceel te inunderen wanneer er geen gewassen op staan.
Een knelpunt voor deze maatregel is dat er voldoende water aanwezig moet zijn en dat het perceel waterpas moet liggen. Kleigronden hebben vaak een bolle ligging, waardoor al het water naar de zijkanten stroomt. Het verhogen van het waterpeil vereist vaak een samenwerking tussen waterschappen en boeren. De maatregel is het effectiefst wanneer die op gebiedsniveau en door meerdere boeren wordt toegepast.
De huismuis en de mol behoren niet tot de beschermde soorten (zie bijlage IX bij het Bal). Volgens de toelichting is het voortbestaan van deze soorten niet in het geding en zou bescherming de bestrijding van schade bemoeilijken. Tegen dezelfde achtergrond voorziet het tweede lid, aanhef en onder a, van artikel 11.54 Bal in een uitzondering voor bosmuizen, huisspitsmuizen en veldmuizen die zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.
Veldmuizen in het weiland zijn echter beschermd (art. 11.54 jo. bijlage IX bij het Bal). Het tijdig ongeschikt maken van een perceel als verblijfplaats voor veldmuizen (bij een dreigende plaag) door inundatie is echter geen verboden activiteit, omdat in dat geval moet worden aangenomen dat er geen bestaande verblijfplaatsen worden vernield of beschadigd, of dat veldmuizen in strijd met een wettelijk verbod worden gedood.
Voor het bestrijden van veldmuizen in een veld waar reeds overlast bestaat, is toestemming in de vorm van een omgevingsvergunning, of vergunningvrije aanwijzing verplicht. Zo is het bestrijden van veldmuizen bijvoorbeeld vrijgesteld van omgevingsvergunningplicht via de vrijstelling (voor zover de minister van Natuur en Stikstof bevoegd gezag is) van art. 4.31 Or voor bestendig beheer of onderhoud in de landbouw en de bosbouw.
Provincies (in het merendeel van de gevallen bevoegd gezag) kunnen via het stellen van maatwerkregels het doden van veldmuizen of het beschadigen of vernielen van hun verblijfplaatsen aanwijzen als omgevingsvergunningvrij in hun omgevingsverordening, ook voor bestrijding van ernstige (gewas)schade.
De gedachte achter deze categorie maatregelen is dat door de aanwezigheid van natuurlijke vijanden veel plaagdieren naar een ander gebied zullen trekken. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
Er kunnen zitpalen en nestkasten voor roofvogels worden geplaatst op het perceel. De aanwezigheid van een natuurlijke vijand kan namelijk voor veel dieren voldoende zijn om hun heil elders te gaan zoeken. Deze methode dient in combinatie met andere maatregelen te worden ingezet, omdat de aanwezigheid van roofvogels vaak onzeker blijft.
Zitpalen en nestkasten voor roofvogels | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Gemiddeld |
Tijdsinspanning agrariër | Laag |
Kosten agrariër | Gemiddeld |
De aanwezigheid van roofvogels maakt een gebied minder aantrekkelijk voor prooidieren, waaronder muizen en in mindere mate mollen. Verscheidene studies tonen de potentie van deze biologische bestrijdingsvorm. Roofvogels jagen op verschillende muizensoorten en mollen. De plaatsing van zitpalen en/of nestkasten kan roofvogels aantrekken, maar biedt geen garanties. Daarnaast zijn roofvogels niet continu of elk seizoen aanwezig, waardoor bij afwezigheid van roofvogels de muizen/mollen zullen terugkeren. Het is daarom lastig om de duur en effectiviteit van deze maatregel te bepalen. Bij succesvolle aantrekking wordt uitgegaan van een relatief hoge effectiviteit van onbekende duur.
Grondgebruikers moeten bij de aantrekking van roofvogels rekening houden met weidevogels in het gebied. Roofvogels kunnen namelijk ongewenste effecten hebben op deze soortgroep (predatie). Het aantrekken van roofvogels kan tegelijkertijd ook andere overlastgevende dieren verjagen, zoals ratten, duiven, meeuwen, kleine zangvogels, koeten, eenden en kraaiachtigen.
Deze maatregel moet altijd worden gecombineerd met akoestische of overige verjaagmiddelen, omdat de plaatsing van zitpalen geen garantie biedt op het aantrekken van roofvogels. Deze methode mag echter nooit worden gecombineerd met rodenticiden; als ratten rodenticiden consumeren en vervolgens ten prooi vallen aan roofdieren, zullen de chemische stoffen door de hele voedselketen worden verspreid en kunnen veel organismen worden geschaad.
Roofvogels kunnen worden aangetrokken met zitpalen en nestkasten. Een zitpaal bestaat uit een paal van ongeveer 4 meter hoog (diameter rond de 10 centimeter) met aan de bovenzijde een horizontale zitstok van hardhout (110 centimeter, bij 4 centimeter, bij 4 centimeter). De zitstok en de paal worden aan elkaar bevestigd met schuine schrootjes. De palen moeten minimaal 80 centimeter in de grond worden geplaatst om stabiliteit te garanderen.
In plaats van zitpalen voor roofvogels kunt u ook nestkasten voor torenvalken ophangen. Ook de plaatsing van uilenkasten kan nuttig zijn om schade door ratten te beperken. De nestkast voor torenvalken kunt u het best op een paal in een open veld plaatsen. De nestkasten voor andere uilen hebben beschutting van een boom of gebouw nodig.
Zitpalen en nestkasten voor roofvogels kunnen worden ingezet op alle landgebruiksvormen waar roofvogels kunnen voorkomen. Het is verstandig om eerst te onderzoeken of het wenselijk is dat roofvogels worden aangetrokken met het oog op de landgebruiksvorm. In sommige gevallen zijn roofvogels niet welkom in verband met de instandhouding van weidevogelpopulaties. Het installeren van zitpalen en nestkasten kost ongeveer een half uur per paal of kast. Zorg ervoor dat de nestkasten op minimaal 6 meter hoogte worden vastgezet aan een boom of paal.
Een acaciahouten zitpaal kost ongeveer €150 tot €200 per stuk. U kunt ook zelf een zitpaal maken, zodat de kosten een stuk lager uitvallen. Acaciahouten zitpalen kunnen tientallen jaren meegaan en vergen geen onderhoud wanneer die op correcte wijze zijn geplaatst. Nestkasten kunt u aanschaffen voor rond €100 of zelf maken.
De zitpalen en nestkasten kunnen het hele jaar blijven staan. Houd er rekening mee dat roofvogels eventuele ongewenste (schrik)effecten bij mensen kunnen veroorzaken.
Beheermaatregelen behalen hun effect door schadeveroorzakende dieren te doden. In deze paragraaf worden de effectief beoordeelde maatregelen toegelicht.
Integraal Plaagdier Management (IPM) is een methode waarbij plaagdieren zoals ratten, bepaalde woelmuizen en mollen eerst op een niet-chemische manier worden bestreden voordat er naar chemische middelen wordt gegrepen, om zo de impact op het milieu, mens en dier te minimaliseren. IPM legt de nadruk op preventieve maatregelen, zoals wering en hygiëne, gevolgd door niet-chemische methoden zoals het gebruik van vallen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden slechts als laatste redmiddel ingezet, met strikte registratie van elke stap. IPM is sinds 2023 verder verfijnd, waardoor de toepassing van de meeste rodenticiden (gif) door gecertificeerde professionals verder wordt ontmoedigd. Hierdoor wordt de milieuschade en de toename van resistentie bij plaagdieren te verminderen.
Vangkooien worden gebruikt om ratten levend te vangen. De ratten worden gelokt met een aas, waarna de deuren van de kooi dichtslaan als het dier op een tredplaat stapt.
Vangkooi | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Gemiddeld |
Tijdsinspanning agrariër | Gemiddeld |
Kosten agrariër | Laag |
Vangkooien vangen ratten levend, waarna de dieren elders kunnen worden uitgezet of worden gedood. Er zijn verschillende formaten vangkooien beschikbaar voor ratten van diverse omvang. Deze maatregel is alleen effectief bij een kleinschalige plaag, omdat er een val per rat nodig is en deze methode te arbeidsintensief is voor grootschalige plagen. Deze maatregel is slechts voor korte periode effectief, omdat nieuwe ratten worden aangetrokken zolang het leefgebied geschikt blijft.
De vallen moeten regelmatig worden gecontroleerd, zodat de gevangen rat zich niet kan verwonden of mogelijk alsnog kan ontsnappen (dierenwelzijn). Ratten zijn bovendien intelligente, sociale dieren en zijn in staat om te leren van de ervaringen van hun groepsgenoten. Hierdoor kunnen niet-gevangen ratten mogelijk profiteren van de ervaringen van gevangen ratten, wat kan resulteren in verminderde effectiviteit na verloop van tijd. Dit effect wordt verminderd door de kooien vroegtijdig te legen. Bij het uitzetten van gevangen ratten wordt geadviseerd deze minimaal 3 kilometer verderop uit te zetten, zodat ze hun weg niet terugvinden.
De plaatsing van kooien moet gebeuren op plekken die regelmatig door muizen/mollen worden bezocht. Voor muizen (veldmuis en huismuis) zijn dat de looppaden of in de directe omgeving van de rust- of verblijfplaats, te herkennen aan uitwerpselen en/of urinesporen (huismuis binnenshuis; ammoniakgeur), vraatsporen en pootafdrukken. Voor de mol, woelrat en veldmuis betreffen dit veelgebruikte gangen. De optimale plaatsing van de val verschilt per diersoort. Het plaatsen van aas/lokstof in de vangkooi is essentieel voor het vangen van muizen in een bovengrondse vangkooi. Bij ondergrondse kooien zal het gebruik van lokstoffen de vangkans mogelijk vergroten.
Deze vangkooien kunnen mogelijk andere zoogdieren en vogels vangen. De gebruiker dient hierop te letten, omdat er incidenteel ook beschermde soorten kunnen worden gevangen. Dit is niet toegestaan. Deze maatregel is effectief bij een kleine plaag/bestrijding van enkele individuen. Bij een grootschalige plaag moet deze methode worden gecombineerd met andere beheersmaatregelen, zoals het ongeschikt maken van het leefgebied. Door de toepassing van een dergelijke preventieve maatregel, kunnen in de loop der tijd vangkooien niet meer nodig zijn.
Er zijn verschillende typen vangkooien. Een bekend type val heeft één of twee deuren die dichtslaan als het dier op een tredplaat met lokaas stapt. De meeste vangkooien voor het vangen van woelratten en veldmuizen berusten op een dergelijk principe. Zorg ervoor dat er genoeg eten en drinken aanwezig is en controleer de vangkooien dagelijks. Voor het vangen van mollen kan er worden gebruikgemaakt van een kokervormige val die is voorzien van een zwaaiklep die alleen naar binnen kan klappen. Deze kokers kunnen ook worden gebruikt om woelratten te vangen.
De koker moet in de mollen- of muizengang worden geplaatst. Gangen van mollen vindt u naast een molshoop. Bij woelratten zie je vaak gaten in de grond. Prik met een staafje in de grond op de plekken waar een gang zou kunnen zijn. Wanneer het stokje schokkerig de grond in gaat, zit je waarschijnlijk in een gang. Graaf hier een gat uit ter grote van een koker. Zorg hierbij dat de gang zo veel mogelijk intact blijft. Plaats de opening van de koker naar beneden en het kijkgat naar boven. Dek de koker vervolgens af met een tegel. Het is handig om hierbij handschoenen te dragen zodat er geen mensengeur aan het materiaal blijft zitten; daar kunnen mollen van schrikken. Controleer de koker en kooi driemaal per dag (via het kijkgat bij de koker). Laat de beestjes weer vrij op een plek waar ze geen overlast veroorzaken.
De tijdsbesteding zit met name in het nalopen van de kokers, namelijk minimaal driemaal per dag, anders sterft het beestje alsnog van de stress. In de vangkooien moet voldoende eten en water aanwezig zijn en dit moet soms worden aangevuld of ververst. Daarnaast kost het plaatsen van een koker en het vinden van de gangen ongeveer 10 minuten per keer.
Een vangkooi voor woelratten kost tussen de €10 tot €30. De kokers kosten zo’n €8. Vaak zijn de duurdere vangkooien van een betere en duurzamere kwaliteit en hebben die vaak twee ingangen. De levensduur van een vangkooi en kokers varieert afhankelijk van uiteenlopende factoren, zoals materiaal, kwaliteit van de constructie, onderhoud, gebruiksomstandigheden en frequentie van gebruik. Het wordt aanbevolen om een metalen vangkooi/kunststof koker van goede kwaliteit te gebruiken, die regelmatig wordt onderhouden en binnen wordt opgeslagen om de levensduur te verlengen.
Er zijn geen ongewenste effecten op mensen. Omwonenden zouden kunnen aangeven dat ze het niet wenselijk vinden dat de dieren worden gevangen. Zolang de kooien regelmatig worden nagekeken (liefst om de 3 uur, minimaal drie keer per dag) en de dieren ergens anders worden vrijgelaten, is dit een redelijk diervriendelijke methode.
Voor vangkooien voor mollen en huismuizen geldt dat van het wettelijk verbod op het gebruik ervan kan worden afgeweken bij maatwerkregel (provinciale verordening) of maatwerkvoorschrift (b.v. omgevingsvergunningsvoorschrift). Volgens de algemene zorgplichting en de Wet Dieren mogen muizen en mollen niet zinloos gedood, mishandeld, verstoord of gevangen worden. Het bestrijden mag dus alleen wanneer er een plaag is en alleen op eigen grondgebied.
Voor het gebruik van vangkooien voor veldmuizen en woelratten is een omgevingsvergunning vereist. Provincies (in het merendeel van de gevallen bevoegd gezag) kunnen via het stellen van maatwerkregels het vangen van veldmuizen of het beschadigen of vernielen van hun verblijfplaatsen aanwijzen als omgevingsvergunningvrij in hun omgevingsverordening, ook voor bestrijding van ernstige (gewas)schade. In beginsel moet het gebruik van deze middelen als vangmethode voor deze soort in de maatwerkregel worden opgenomen.
Sommige woelmuizen zijn echter beschermd (rosse woelmuis, ondergrondse woelmuis) of zelfs strikt beschermd (noordse woelmuis). Voor het vangen en doden van deze soorten is een omgevingsvergunning vereist. Provincies (in het merendeel van de gevallen bevoegd gezag) kunnen via het stellen van maatwerkregels het doden van rosse woelmuis of ondergrondse woelmuis of het beschadigen of vernielen van hun verblijfplaatsen aanwijzen als omgevingsvergunningvrij in hun omgevingsverordening, ook voor bestrijding van ernstige (gewas)schade. In beginsel moeten kastvallen dan wel als vangmethode in de maatwerkregel worden opgenomen. Deze vrijstelling geldt echter niet voor de strikt beschermde noordse woelmuis. Het doden van deze soort is altijd omgevingsvergunningplichtig.
Klemmen kunnen worden ingezet om individuele mollen, muizen of woelratten te doden. De metalen klem wordt onder spanning gezet met lokaas. Zodra er een rat tegenaan loopt, klapt de klem dicht en komt het diertje om het leven. Gebruik deze maatregel alleen wanneer het hoogst noodzakelijk is en de diervriendelijke maatregelen onvoldoende hebben gewerkt.
Klemmen | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Gemiddeld |
Tijdsinspanning agrariër | Gemiddeld |
Kosten agrariër | Laag |
Muizen en mollen worden met klemmen gevangen en gedood. Deze maatregel is slechts voor een korte periode effectief. Zolang het gebied geschikt blijft voor muizen en mollen, zal het aantrekkelijk blijven om (terug) te keren. De klemmethode is alleen effectief bij een kleinschalige plaag, omdat er een klem per muis of mol nodig is en dat is te arbeidsintensief voor grootschalige plagen. Bovendien moeten de klemmen regelmatig worden geleegd.
Muizen zijn intelligente, sociale dieren die leren van de ervaringen van hun groepsgenoten, waardoor de dieren kunnen leren om klemmen te vermijden. Dit effect kan worden verminderd door de klemmen regelmatig te controleren en te legen. De effectiviteit van muizenklemmen is afhankelijk van het materiaal; klemmen van natuurlijke materialen, zoals hout, worden eerder vertrouwd en zijn dus effectiever. Het gebruik van open klemmen, waarbij muizen hun kop niet in een gesloten constructie hoeven te steken, wordt aanbevolen. Er kan ook worden gekozen voor ‘pre-baiting’, waarbij de klemmen wel worden geplaatst, eventueel met lokstof, maar nog niet op spanning worden gebracht. De dieren raken op die manier vertrouwd met de klem en locatie, waardoor de vangkans bij ingebruikname wordt vergroot.
De plaatsing van klemmen moet gebeuren op plekken waar muizen regelmatig komen, zoals langs hun looproutes of in de directe omgeving van hun rust- of verblijfplaats, te herkennen aan uitwerpselen en/of urinesporen (huismuis binnenshuis; ammoniakgeur), vraatsporen en pootafdrukken. De optimale plaatsing van de val verschilt per muizensoort. Tot slot kan het gebruik van lokstof de vangkans vergroten.
Het is onbekend of bepaalde klemmaterialen effectiever zijn dan andere. Eerst moeten actieve mollen- en muizengangen worden gelokaliseerd. De plaatsing van klemmen is cruciaal en dient te gebeuren in bestaande mollen/muizengangen. Voor deze klemmen hoeft er geen lokstof te worden gebruikt.
Klemmen zijn geen diervriendelijke maatregel en kunnen ook andere dieren vangen of verwonden, zoals ratten, egels en (huis)katten. Deze maatregel is effectief bij een kleine plaag/bestrijding van enkele individuen. Bij een grootschalige plaag moet deze methode worden gecombineerd met andere beheermaatregelen, zoals het ongeschikt maken van het leefgebied. Door de toepassing van een dergelijke preventieve maatregel, kunnen in de loop der tijd klemmen niet meer nodig zijn.
Om mollen of muizen te bestrijden kunnen klemmen worden ingezet. De klemmen worden geplaatst in (veel) gebruikte gangen van de dieren. Mollengangen zijn te vinden naast de molshoop. De locatie van muizen kunt u herkennen aan gaten in de grond. Prik met een staaf in de grond op de plek waar een gang zou kunnen lopen. Wanneer de staaf schokkerig de grond in gaat, bevindt zich daar waarschijnlijk een gang.
De klemmen kunnen worden geplaatst door een stuk grond uit te steken. De klem moet recht in de uitgegraven grond worden geplaatst en tegenover de openingen in de gang staan. Zorg dat er genoeg ruimte of losse grond om de klem is om te kunnen dichtklappen. Het is handig om dat te testen. Gebruik eventueel een lokmiddel en zet de klem op scherp. Dek vervolgens de bovenkant van de klem af, zodat er geen licht binnenvalt. Draag bij de plaatsing dikke handschoenen ter bescherming. Raadpleeg altijd de gebruiksaanwijzing om de werkzaamheid te garanderen. Laat de klemmen ongeveer een week op dezelfde plek staan alvorens die te verplaatsen. Controleer de klemmen dagelijks en ruim de getroffen dieren op. Zorg ervoor dat de klem goed werkt zodat het dier op slag dood is en geen langzame, pijnlijke dood sterft.
De plaatsing van de klemmen vereist enige oefening, maar dit zal steeds makkelijker en sneller gaan. Het plaatsen zal rond de 10 minuten per klem in beslag nemen. Verdere tijdsbesteding zal met name zitten in het dagelijks controleren van de klemmen en het eventueel verplaatsen.
De klemmen kosten rond de €5 tot €20 voor mollen en €3 tot €15 voor muizen. Sommige klemmen kunnen voor beide dieren worden ingezet. Het verschil tussen goedkopere en duurdere mollen- en muizenklemmen hangt af van factoren als materiaalkwaliteit, constructie, effectiviteit en duurzaamheid. Duurdere varianten zijn doorgaans gemaakt van meer hoogwaardige materialen, hebben robuustere ontwerpen en bieden mogelijk geavanceerdere vangmechanismen. De klemmen kunnen worden hergebruikt en het hele jaar worden ingezet.
De klemmen kunnen gevaarlijk zijn voor andere dieren en mensen, zorg er daarom voor dat de toegang wordt bemoeilijkt. Daarnaast kan de installateur gewond raken als de klem dichtklapt. Het is belangrijk om voorzorgsmaatregelen te treffen, bijvoorbeeld door de klemmen buiten het bereik van (spelende) kinderen, huisdieren en eventuele voetgangers op te stellen. Volg bij de installatie de instructies van de fabrikant en draag beschermende handschoenen.
Het gebruik van klemmen is in beginsel verboden. Het gebruik ervan is slechts toegestaan als de klemmen uitsluitend geschikt en bestemd zijn voor het vangen en doden van mollen, muizen en woelratten. (artikel 11.72 lid 1 onder b Bal).
Muizen en mollen mogen volgens de algemene zorgplicht en de Wet dieren niet zinloos worden gedood, mishandeld, verstoord of gevangen. De bestrijding mag dus alleen plaatsvinden indien er zich een plaag voordoet op eigen grondgebied.
Bij maatregelen met een gasexplosie wordt een mengsel van zuurstof en gas in de tunnels van woelratten of mollen geïnjecteerd, bijvoorbeeld met de Rodenator Pro. Dit mengsel wordt vervolgens tot ontploffing gebracht, waarbij de dieren in de tunnels worden gedood. Het gebruik van de Rodenator Pro moet plaatsvinden volgens de principes van het Integraal Plaagdier Management (IPM) en mag dus pas worden ingezet als andere preventieve maatregelen geen effect hebben gehad. Deze maatregel is vooral bedoeld voor woelratten.
Gasexplosie/Rodenator Pro | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Gemiddeld |
Tijdsinspanning agrariër | Laag |
Kosten agrariër | Gemiddeld |
Gasexplosies, door middel van de Rodenator Pro, zijn waarschijnlijk een effectieve preventieve maatregel tegen ondergrondse dieren als mollen en woelratten. De methode is onderzocht voor verschillende andere knaagdieren en bleek soms effectief (prairiehonden), soms ineffectief (veldmuizen). Deze methode maakt gebruik van gecontroleerde gasexplosies in dierenholen en tunnels om de populatie te verminderen en verdere verspreiding te voorkomen.
Het proces begint met het lokaliseren van actieve mollen- en woelratgangen. Een speciaal ontworpen apparaat injecteert een gecontroleerde hoeveelheid gas in de gang, wat resulteert in een gecontroleerde explosie die de aanwezige dieren doodt. Deze methode is vooral toepasbaar in situaties waarin traditionele bestrijdingsmethoden niet praktisch of effectief zijn, zoals in grote agrarische gebieden. Het gebruik van gasexplosie vereist naleving van veiligheidsvoorschriften. Het wordt aanbevolen om deze maatregel uitsluitend te laten uitvoeren door getrainde professionals met de juiste apparatuur.
Deze maatregel zal een negatief effect hebben op andere bodemdieren, zoals bodeminsecten, maar zal weinig neveneffecten hebben op grotere (bovengrondse) dieren. Deze maatregel dient altijd te worden gecombineerd met preventieve maatregelen en eventueel andere beheersmaatregelen.
Gasexplosies kunnen worden uitgevoerd met de Rodenator Pro. Dit is een draagbaar systeem dat werkt door een mengsel van zuurstof en propaangas in de tunnels van plaagdieren te injecteren en vervolgens tot ontploffing te brengen. De resulterende drukgolf vernietigt de gangenstelsels en doodt de plaagdieren in de tunnels. Het apparaat is ontworpen om op een efficiënte en effectieve manier plaagdieren te bestrijden op landbouwgrond. Het voordeel is dat er voor deze maatregel geen gif nodig is.
Gasexplosies kunnen worden toegepast op verschillende landgebruiksvormen. Deze maatregel tast echter wel de bovengelegen grond aan. De tijdsinspanning voor een gasexplosie varieert afhankelijk van de omvang van het terrein en de ernst van de plaag. Dit kan variëren van enkele uren tot meerdere dagen per hectare per jaar. Gasexplosies kunnen het hele jaar door worden toegepast, maar de effectiviteit kan variëren afhankelijk van het seizoen en de activiteit van de plaagdieren. Deze maatregel wordt vaak door een extern bedrijf uitgevoerd en de kosten zijn afhankelijk van de specifieke situatie en omvang van de plaag.
Een gasexplosie kan potentieel gevaarlijk zijn als die niet correct wordt uitgevoerd. Er bestaat een risico op letsel of schade aan eigendommen als gevolg van de explosie. De Rodenator Pro vereist echter wel training en expertise om correct en veilig te worden gebruikt, omdat het gebruik van explosieven risico’s met zich meebrengt. Het is belangrijk om de veiligheidsinstructies en richtlijnen te volgen bij het gebruik van dit apparaat.
De Rodenator Pro is sinds 2006 opgenomen in de Flora- en faunawet en dus een toegelaten middel voor de bestrijding van woelratten (art. 9 Beheer en schadebestrijding dieren). De Rodenator Pro kan middels een provinciale vergunning worden ingezet bij de bestrijding van mollen.
Mollen, veldmuizen en woelratten kunnen onder zeer strikte voorwaarden chemisch bestreden worden door middel van vergassing. Deze maatregel moet worden uitgevoerd door professionals. Het gebruik van vergassing als bestrijdingsmethode moet plaatsvinden volgens de principes van Integraal Plaagdier Management (IPM). Chemische bestrijdingsmiddelen worden slechts als laatste redmiddel ingezet, met strikte registratie van elke stap.
Vergassing | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Gemiddeld |
Tijdsinspanning agrariër | Laag |
Kosten agrariër | Gemiddeld |
Vergassing is een krachtige methode om ondergrondse soorten als woelratten, veldmuizen en mollen te bestrijden. Deze methodiek is efficiënt bij een grootschalige plaag. Deze aanpak maakt gebruik van giftige gassen en doodt de dieren in hun holen en tunnels om verdere verspreiding te voorkomen. Bij vergassing wordt een speciaal ontworpen apparaat gebruikt om giftige gassen in de gangen en holen van woelratten, veldmuizen en mollen te injecteren. Deze gassen verspreiden zich snel door het gangenstelsel en doden de dieren binnen enkele uren.
Vergassing is vooral effectief in gebieden waar traditionele bestrijdingsmethoden niet praktisch of effectief zijn, zoals grote agrarische gebieden. Het biedt een snelle en efficiënte manier om grote populaties van muizen en mollen te verminderen en schade aan gewassen en eigendommen te voorkomen. Het gebruik van vergassing vereist echter zorgvuldige planning en naleving van veiligheidsvoorschriften om onbedoelde schade aan het milieu en andere dieren te voorkomen. Daarom dient deze methode te worden uitgevoerd door getrainde professionals met de juiste apparatuur en expertise.
Er kunnen door vergassing ook andere organismen worden gedood, zoals insecten en amfibieën. Dat heeft een schadelijk effect op het ecosysteem. Deze maatregel is daarom een laatste redmiddel en dient altijd te worden gecombineerd met het ongeschikt maken van het leefgebied.
Vergassing houdt in dat gasvormige pesticiden worden geïntroduceerd in het tunnelsysteem van woelratten, veldmuizen of mollen, waardoor de dieren worden gedood. Dit kan worden gedaan door middel van speciale apparatuur die het gas rechtstreeks in de tunnels injecteert. Het mag daardoor alleen worden uitgevoerd door een professioneel en gecertificeerd bedrijf.
De tijdsinspanning voor vergassing varieert afhankelijk van de omvang van het terrein en de ernst van de plaag. Het kan variëren van enkele uren tot meerdere dagen per hectare per jaar.
De toepassing van vergassing is relevant voor agrarische bedrijven en landbouwgebieden waar knaagdieren een risico vormen en geen andere maatregel voldoende werkt. De kosten voor vergassing kunnen variëren en zijn afhankelijk van het bedrijf, het specifieke product en de hoeveelheid gas. De kosten voor vergassingsmiddelen kunnen variëren van enkele tientallen tot enkele honderden euro’s. Voor de inzet van externe bedrijven kunnen de kosten variëren van enkele honderden tot duizenden euro’s, afhankelijk van de omvang van het gebied en de gekozen methoden. De tijdsinvestering voor een gebied van een hectare bedraagt enkele uren tot een dag.
Vergassing kan potentieel schadelijke effecten hebben op mensen als de pesticiden niet op een veilige manier worden toegepast. Het is belangrijk om veiligheidsmaatregelen te treffen en de juiste procedures te volgen om blootstelling te minimaliseren.
Vergassing kan het hele jaar door worden toegepast, maar de effectiviteit kan variëren afhankelijk van het seizoen en de activiteit van de plaagdieren.
Het gebruik van vergassingstechnieken kan complex zijn en vereist training en expertise om correct en effectief te worden uitgevoerd. Dit omvat het begrijpen van de veiligheidsprotocollen en het correct gebruik van de apparatuur. Het is belangrijk om deze bestrijdingsmethode te laten uitvoeren door professionele bedrijven die ervaring hebben met deze technieken.
Iedereen die met professionele gewasbeschermingsmiddelen of professionele biociden werkt, moet een licentie hebben (ook wel vakbekwaamheidsbewijs genoemd). Dit is van belang om risico’s voor mens, dier en milieu als gevolg van het gebruik van deze middelen te verminderen. Voor het bestrijden van mollen en woelratten met middelen op basis van fosforwaterstof is het bewijs Mollen- en Woelrattenbestrijding (licentie) verplicht. De regels voor bestrijding van mollen en woelratten en knaagdierbeheersing zijn vastgelegd in de Nederlandse Regeling Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden.
Rodenticiden zijn dodelijke chemische stoffen en zijn inzetbaar als laatste redmiddel voor knaagdierbestrijding in de landbouw. Het mag alleen door gecertificeerde bedrijven en agrariërs met een KBA-licentie volgens de IPM-normen worden toegepast.
Rodenticiden | Score |
---|---|
Ecologische effectiviteit | Hoog |
Tijdsinspanning agrariër | Laag |
Kosten agrariër | Hoog |
Rodenticiden/biociden zijn gifstoffen die muizen en mollen doden. De dieren eten dit middel en worden zo vergiftigd. De werkzame stoffen in rodenticiden hebben negatieve effecten op de gehele voedselketen. Roofdieren en aaseters die dode ratten met resten van rodenticiden eten, nemen deze schadelijke stoffen namelijk op, soms met fatale gevolgen. Insecten, vogels of andere zoogdieren kunnen de schadelijke stoffen ook via andere wegen binnen krijgen. Rodenticiden werden in het verleden zo veel gebruikt dat het ongedierte immuniteit verkreeg en het middel op grote schaal steeds minder effectief werd. Deze maatregel heeft daarom niet de voorkeur. Deze maatregel heeft niet de voorkeur en mag tegenwoordig alleen als laatste redmiddel worden ingezet door gecertificeerde partijen.
Rodenticiden kunnen negatieve effecten hebben op andere zoogdieren, vogels en insecten. Wanneer deze maatregel veelvuldig en langdurig wordt ingezet, treedt een vorm van gewenning maar ook herkenning op. Deze maatregel dient daarom gecombineerd te worden met het ongeschikt maken van het gebied van muizen.
Rodenticiden zijn chemische stoffen die worden gemaakt en verkocht met als doel plaagdieren te doden. Het gebruik van rodenticiden kan echter leiden tot ongewenste effecten, zoals secundaire vergiftiging van andere dieren die de dode of verzwakte plaagdieren eten. Het is belangrijk om deze stoffen verantwoordelijk en volgens de instructies te gebruiken om onbedoelde schade te voorkomen. Rodenticiden mogen alleen als laatste redmiddel worden ingezet. De toepassing van rodenticiden is dus alleen relevant voor agrarische bedrijven en landbouwgebieden waar plaagdieren een risico vormen en geen andere maatregel voldoende werkt.
Voor het bestrijden met rodenticiden voeren uitvoerende bedrijven eerst een grondige inspectie uit om het probleem in kaart te brengen. Vervolgens plaatsen ze de rodenticiden op strategische plekken, waarbij de hoeveelheid en frequentie zorgvuldig worden afgestemd. De situatie wordt nauwlettend gemonitord en de plaatsing aangepast waar nodig. Dode dieren worden snel verwijderd, met handschoenen, om risico’s te beperken.
De tijdsinspanning voor het gebruik van rodenticiden door een bedrijf kan variëren afhankelijk van de omvang van het landbouwgebied en de mate van problemen veroorzaakt door plaagdierproblemen. Wanneer er een extern bedrijf wordt ingezet, zullen zij activiteiten zoals voorbereiding, toepassing en monitoring uitvoeren en kan de tijdsinvestering enkele uren tot dagen per hectare bedragen. De kosten van het toepassen van rodenticiden kunnen variëren en zijn afhankelijk van het bedrijf, het specifieke product en de hoeveelheid die nodig is. De kosten voor bestrijding door een extern bedrijf liggen minimaal rond de €150 tot €200. De kosten voor het behalen van een IPM-KBA licentie zijn rond de €300 en de bijkomende kosten om rodenticiden te mogen gebruiken zijn rond de €800 per jaar.
Het gebruik van rodenticiden kan potentieel ongewenste effecten hebben op mensen, vooral als de producten niet correct worden gebruikt of opgeslagen. Daarom is het essentieel om strikte veiligheidsmaatregelen te volgen.
Rodenticiden kunnen het hele jaar door worden ingezet, afhankelijk van de aanwezigheid en schade van knaagdieren. Het gebruik van rodenticiden vereist een zekere mate van kennis en training om effectief en veilig te zijn. Het is belangrijk om de juiste doseringen toe te passen en de producten op een verantwoorde manier te gebruiken om onbedoelde schade te voorkomen.
Het is vanaf 1 januari 2023 verplicht om de licentie IPM-KBA (Integrated Pest Management) te bezitten als een agrariër op eigen bedrijf gebruik wil maken van rodenticiden bij de bestrijding van ratten (binnen en buiten). Het gebruik van rodenticiden mag alleen als laatste redmiddel worden ingezet en moet worden geregistreerd en onderbouwd.
Enkele algemene juridische opmerkingen rond het toepassen van preventieve middelen ter voorkoming van faunaschade
Er geldt een eigen verantwoordelijkheid voor het voorkomen of beperken van faunaschade aan eigendommen, gewassen of vee. Om voor een tegemoetkoming in faunaschade in aanmerking te komen, is het nemen van niet-dodelijke preventieve maatregelen daarom in de meeste gevallen vereist. In de Faunaschade PreventieKit voor verschillende diersoorten leest u hier meer over. Soms valt onder deze preventieplicht ook het doden van dieren. Het vangen en doden van beschermde dieren is in veel gevallen omgevingsvergunningplichtig. Soms geldt voor een specifieke soort binnen de provincie een vrijstelling van de vergunningplicht op grond van de provinciale omgevingsverordening. Het is steeds van belang om te onderzoeken of een soort op grond van een dergelijke regel mag worden gevangen of gedood, of dat sprake is van een omgevingsvergunningsplicht.
Verjaging en verstoring nabij natuurgebieden
Op de Informatiekaart Natuur (IKN) op de website van BIJ12 is veel informatie te vinden over waar (beschermde natuurgebieden liggen en welke beperkingen daar gelden. Hier kun je bijvoorbeeld de ligging van ganzenrust- en foerageergebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen ecologische hoofdstructuur) of Natura2000-gebieden aantreffen. Ook informatie over no-fly-zones voor drones is daar gepubliceerd. Actieve verstoring door verjaging met ondersteunend afschot, of gebruik van verstorende middelen kan omgevingsvergunningplichtig zijn in of nabij Natura 2000-gebieden. Hiernaar moet onderzoek worden gedaan door degene die de activiteit wil verrichten.
Foto header door: Harvey van Diek