Dassen

De ‘Faunaschade PreventieKit’ (FPK) voor de das laat zien met welke preventieve maatregelen u gewasschade door dassen kunt voorkomen of beperken.

Deze Faunaschade PreventieKit is geldig tot en met oktober 2024

1. Algemeen

De omvang van de Nederlandse dassenpopulatie is de laatste decennia sterk veranderd. In de jaren 80 van de vorige eeuw werd een dieptepunt bereikt met slechts 1.200 dassen in heel Nederland. Sinds de jaren 90 trad herstel op. In 2015 bestond de dassenpopulatie uit circa 6000 dieren.

Dassen kunnen nuttig zijn, omdat ze insecten(larven) en muizen op hun dieet hebben staan. Ze kunnen echter ook schade veroorzaken aan gewassen, zoals granen en grasland. Verreweg de grootste schade wordt echter veroorzaakt aan maïs, vooral in afrijpende maïs (70 procent van alle tegemoetkomingen in dassenschade). Maar ook platgedrukte maïsstengels kunnen bij de latere grondbewerking problemen opleveren.

Daarnaast kan er schade optreden aan grasland. Schade ontstaat wanneer dassen mestputjes graven en dassenwissels inslijten, maar vooral wanneer ze zoeken naar voedsel. Wanneer regenwormen onvoldoende beschikbaar zijn, zoeken dassen naar engerlingen onder de graszode, die daarbij ontworteld of opgetild wordt.

Putten, kuilen of pijpen in de wei kunnen een risico zijn voor vee. Pijpen of (bij)burchten kunnen daarnaast een gevaar opleveren voor landbouwvoertuigen als ze tijdens (oogst)werkzaamheden inzakken.

2. Preventieve maatregelen

U helpt schade door dassen te voorkomen door een juiste mix van preventieve middelen. Hieronder vindt u enkele methoden waarmee u dassen kunt weren en percelen minder aantrekkelijk kunt maken. Weren is het treffen van maatregelen als de dieren nog niet aanwezig zijn.

2.1. Afscherming

Rasters zijn een zeer effectieve manier om niet vliegende diersoorten te weren van landbouwpercelen. De kosten zijn echter relatief hoog en daardoor vooral geschikt voor meerjarige en kapitaalintensieve teelten (bijvoorbeeld fruitpercelen, boomteelt).

Elektrisch draadraster

Elektrisch draadraster is geschikt om niet vliegende diersoorten te weren, maar niet honderd procent dassenproof. Een das kan namelijk een schok op de koop toe nemen om bij het voedsel te komen. Elektrische draadrasters zijn goedkoper dan gaasrasters, zijn eenvoudiger te plaatsen en te verplaatsen, maar vragen meer toezicht en onderhoud. De schrikdraadapparaten zijn bovendien diefstalgevoelig. De onderste draad wordt bij voorkeur op 10 cm boven het maaiveld aangebracht.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Elektrisch draadraster

Elektrisch netwerk/Euronet

Elektrisch netwerk / Euronet

Fijnmazig elektrisch netwerk blijkt een goed toepasbare en effectieve methode om dassen van landbouwpercelen te weren. U kunt de netten na enige oefening vrij simpel aanbrengen en opruimen. De kosten voor aanschaf en onderhoud liggen vrij hoog, waardoor deze methode vooral in aanmerking komt voor de wat kapitaalintensievere teelten. De netten met bijbehorende schrikdraadapparaten zijn diefstalgevoelig en daardoor niet overal toepasbaar.

Gaasraster

Gaasrasters hebben een permanente karakter en zijn daardoor vooral geschikt voor meerjarige teelten (bijvoorbeeld fruitpercelen, boomteelt). Voorbeeld van gaasraster voor dassen:

  • rasterpalen: 1,80 meter lang, diameter 10/12 cm;
  • hoek- en schoorpalen: 2,50 meter lang, diameter 12/14 cm;
  • gepuntlast verzinkt gaas: zwaar vierkant vlechtwerk van 1,20 meter hoog (bijvoorbeeld zwaartype 120).

Gebruik:

  • gebruik elke 4 meter een paal;
  • breng gaas aan de wildzijde van de palen aan;
  • vouw de onderste 30 cm van het gaas om in een hoek van 90 graden naar de wildzijde;
  • graaf het raster 0,20-0,30 meter in en span het gaas mechanisch aan;
  • puntdraden op 0,20 m beneden het maaiveld en 0,03 m boven het maaiveld;
  • spandraden op 0,60 m boven het maaiveld;
  • bevestig het gaas aan draden met binddraad en ringkrammen (minimaal elke 40 cm).
De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

Gaasraster

2.2. Teeltechnische maatregelen

Engerlingen-/emeltenbestrijding

Engerlingen-/emeltenbestrijding

De das eet ook graag engerlingen (larven van mei-, juni- en rozenkevers) en emelten (larven van de langpootmug. Hierbij wordt de graszode ontworteld of opgetild.

Door engerlingen en emelten aan te pakken kunt u schade in uw gewas voorkomen. In grasland kunt u deze goed bestrijden door de bodem aan te rollen of aan te drukken met trekkerbanden. Dit kunt u het beste doen als de larven hoog in de bodem zitten, in de nazomer. Daarnaast kunt engerlingen en emelten biologisch bestrijden (bijvoorbeeld met parasitaire nematoden), maar ook met chemische bestrijdingsmiddelen.

Keuze opvolgend gewas

Keuze opvolgend gewas

Ondergewerkte gewassen of gewasresten (o.a. maïskolven) kunnen aantrekkelijk zijn voor dieren en hierdoor schade in het opvolgende gewas veroorzaken. Met uw keuze voor het opvolgende gewas kunt u het risico op vraat in dat gewas verkleinen. Pas daarom uw teeltplan aan. Wacht met een opvolgende gewas tot de resten van het vorige gewas opgegeten of verteerd zijn. Dieren hebben dan niks meer op het perceel te zoeken, wat het risico op vraat aan het opvolgende gewas verkleint.

Bijvoorbeeld: maïskolven zijn aantrekkelijk voor dassen. Door oude maïskolven te verwijderen wordt voorkomen dat dassen ze opgraven. Dat verkleint het risico op schade. Het achterblijven van kolven kan trouwens voorkomen worden door rassen te kiezen met een hoog waarderingscijfer voor stengelstevigheid en tijdig te oogsten.

2.3. Overige maatregelen

Nader te specificeren

Drone

Nader te specificeren middelen zijn alle, op de markt als veilig te gebruiken en toegelaten (arbeids)middelen, die grondgebruikers willen uitproberen. Het gaat om middelen waarvan de werking in de praktijk tot nog toe niet of onvoldoende is bewezen en die niet in de Faunaschade Preventiekit (FPK) zijn opgenomen, maar waarvan de grondgebruiker wél een effectieve preventieve werking verwacht. Denk bijvoorbeeld aan afleidend voeren. BIJ12 kan op eigen initiatief of op voorstel van derden onderzoek naar de effectiviteit van het middel laten doen, al dan niet in samenwerking met de betreffende grondgebruiker. Op deze manier stimuleert BIJ12 de inzet van innovatieve wildwerende maatregelen. Lees hier meer over onderzoeken van BIJ12.

Wilt u een nieuw middel uittesten, dan kunt u dat vooraf met een consulent van BIJ12 bespreken. De kleine lettertjes, artikel 4.4, zijn ook van toepassing op nader te specificeren middelen.

3. Soorten faunaschade

Bij verschillende gewassoorten kunnen dassen over het algemeen twee soorten schade aanrichten: vraatschade en graafschade.

In onderstaande infographics ziet u wanneer faunaschade voornamelijk optreedt. Schade kunt u voorkomen met de preventieve middelen uit paragraaf 2.

3.1 Schade aan akkerbouwgewassen

Extra informatie

Granen: naast vraatschade aan aren in de zomer, treedt soms ook schade op door het graven van bijburchten in graanakkers

Maïs: naast vraatschade aan kolven in de zomer en herfst, treedt soms ook schade op door het graven van bijburchten in maïsakkers en door het opgraven van zaaigoed.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.2 Schade aan grasland

Extra informatie

Dassen wroeten alleen grasland om, als ze foerageren naar de aanwezige engerlingen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.3 Schade aan fruit

Extra informatie

Vooral laaghangend fruit is kwetsbaar voor dassen.

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

3.4 Schade aan overige gewassen

De inhoud van deze infographic vindt u deels in de tekst op de pagina. We zijn ons ervan bewust dat deze afbeelding niet digitaal toegankelijk is. Onze excuses daarvoor. Wij werken aan nieuwe faunaschadepreventiekits en de digitale toegankelijkheid daarvan. Heeft u vragen over de inhoud van deze afbeelding? Neem dan contact met ons op via info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4. Algemeen

BIJ12 kan onder voorwaarden tegemoetkomen in de schade die beschermde inheemse diersoorten veroorzaken aan bedrijfsmatig geteelde landbouwgewassen of gehouden landbouwhuisdieren. Vervolgschade, bijvoorbeeld door vertrapping, verslemping en vervuiling, komt niet voor een tegemoetkoming in de schade in aanmerking.

Als u in aanmerking wilt komen voor een tegemoetkoming, moet u in veel gevallen (preventieve) maatregelen nemen om de schade te voorkomen en/of beperken. De vereiste maatregelen kunnen afhankelijk zijn van gewas, diersoort, periode en gebiedsstatus. Zie hiervoor in deze preventiekit beschreven preventieve maatregelen.

4.1 Wat te doen bij schade

Als er ondanks preventieve maatregelen toch nog schade van enige omvang optreedt, kunt u een tegemoetkoming in de schade aanvragen bij BIJ12. Deze aanvragen worden getoetst aan de beleidsregels van de provincie waarin de schade percelen liggenDeze link opent in een nieuw tabblad.

Het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag doet u via MijnFaunazaken. Het melden van schade doet u via www.faunaschade.nlDeze link opent in een nieuw tabblad.

Let op: aan het indienen van een tegemoetkomingsaanvraag zijn behandelkosten van 300 euro verbonden. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat deze kosten via de betaalfunctie (iDEAL) in de applicatie zijn betaald.

Heeft u vragen over het indienen van een tegemoetkomingsaanvraagDeze link opent in een nieuw tabblad of over de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen, neem dan tijdig contact op met BIJ12 via het telefoonnummer 085 – 486 22 22 (keuzeoptie 1) of info@mijnfaunazakenbij12.nl.

4.2 Ontheffing

Voor het verjagen van een diersoortDeze link opent in een nieuw tabblad met ondersteunend afschot, is een ontheffing nodig. De Faunabeheereenheid (FBE) kan u op aanvraag machtigen om van de ontheffing gebruikt te maken, of u kunt zelf een ontheffing aanvragen:

  • als u een machtiging voor een ontheffing wilt aanvragen, neem dan bij dreigende of optredende schade direct contact op met de FBE in de provincie waarin uw percelen liggen;
  • als er nog geen ontheffing aan de FBE is verleend voor de betreffende diersoort, vraag deze dan direct zelf aan bij de provincie;
  • neem dezelfde dag nog preventieve maatregelen (voor zover die zijn toegestaan zonder ontheffing);
  • ontvangt u een machtiging via de FBE of een ontheffing van de provincie, neem dan meteen ook de maatregelen die volgens de ontheffing zijn toegestaan.

Voor verdere informatie over de provinciale FBE’s verwijzen we u naar www.faunabeheereenheid.nl.

4.3 Meer informatie

Wilt u meer weten over faunaschade en de voorkoming ervan? Raadpleeg dan de Faunaschade Preventie KitsDeze link opent in een nieuw tabblad (‘Bevers en beverratten’, Dassen, Duiven, Eenden, Ganzen, Haasachtigen, Hertachtigen, Hoenderachtigen, Kleine zangvogels, Koeten, Kraaiachtigen, Meeuwen, Roofvogels, Woelmuizen, ‘Wolven, vossen en marterachtigen’ en Zwanen). Maatregelen voor andere soortgroepen en de daarbij eventueel geldende richtlijnen vanuit BIJ12 zijn te vinden in de Handreiking Faunaschade (2009)(bijgewerkt op 08-02-2024).

4.4 Kleine lettertjes

Aan de informatie zoals weergegeven in de ‘Faunaschade Preventie Kit Das’ kunnen geen rechten worden ontleend. Weersomstandigheden, teeltkeuzes, enzovoort kunnen leiden tot schadesituaties die niet zijn beschreven. De grondgebruiker blijft in alle gevallen primair verantwoordelijk voor het voorkomen en bestrijden van schade. Alle FPK’s vormen een weergave van gedeelde praktijkervaringen en niet van alle middelen waarvan de werking wetenschappelijk is aangetoond.

5. Over team Faunazaken

BIJ12 houdt zich bezig met taken op het gebied van faunaschade door natuurlijk in het wild levende beschermde dieren. Zij reiken handvatten aan om faunaschade te voorkomen en te bestrijden. Als dat niet (meer) mogelijk is, kunnen agrariërs in bepaalde gevallen bij BIJ12 terecht voor een tegemoetkoming in de schade.

Colofon

  • Mede samengesteld door Van Bommel FAUNAWERK en Communicatiebureau de Lynx (logo, illustraties, infographics en print css).
  • Voor het beste printresultaat gebruikt u bij voorkeur Google Chrome.
  • Download de tekst op deze pagina als PDF bovenaan deze pagina (knop ‘PDF’).