A13 Droge dooradering (vervallen per 1-1-2023)

Het natuurtype droge dooradering bestaat uit netwerken van lijnvormige landschapselementen. Deze netwerken bestaan uit een breed scala aan (al of niet hoog opgaande) landschapselementen met uiteenlopende lengte-, breedte- en hoogtedimensies.

Algemene beschrijving

Het gaat om elzensingels, houtwallen, heggen en hagen, lanen, hoogstamboomgaarden, (hakhout)bosjes, struwelen, kaden en dijken, tuunwallen, bloemrijke (perceel)randen, ruigtezomen, overhoekjes, bermen van wegen en paden en steilrandjes. Kleine geïsoleerde wateren die verspreid in deze gebieden voorkomen (vooral veedrinkpoelen) worden ook gerekend tot droge dooradering.

Het is voor het bevorderen van soorten van het natuurtype droge dooradering belangrijk om bomen, struwelen en ruigte/randen te creëren en/of in stand te houden door periodiek onderhoud uit te voeren. Ook het beheer van perceelranden (met name die aan de zuidkant gelegen en) grenzend aan de dooradering kan van groot belang zijn voor deze soorten. Een kruidenrijke rand of ruigte langs een landschapselement komt bijvoorbeeld de vegetatieheterogeniteit ten goede en voor veel soorten daarmee foerageer- en voortplantingsgeschiktheid.

Wanneer elementen in zodanige hoeveelheid, kwaliteit en samenhang voorkomen dat ze van vele soorten vitale (of bron-)populaties herbergen, spreken we van kerngebieden. Kenmerkende vogelsoorten van de droge dooradering zijn zowel soorten die in deze elementen broeden (zoals patrijs, geelgors, grauwe klauwier, zomertortel en braamsluiper), als soorten die tijdens de trek of overwintering afhankelijk zijn van deze elementen omdat er tal van voedselbronnen aanwezig zijn in de vorm van eetbare vruchten en zaden. Vleermuizen gebruiken de droge dooradering als oriëntatie tijdens verplaatsingen tussen rust- en foerageergebied. Voor het voorkomen van amfibieën (kikkers, salamanders en paddensoorten) is de aanwezigheid van poelen van groot belang.

Doelsoorten

De volgende soorten zijn soorten die voorkomen in het natuurtype droge dooradering, welke door agrarisch natuurbeheer worden ondersteund en waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft:

  • Patrijs
  • Grauwe klauwier
  • Grauwe gors
  • Geelgors
  • Kneu
  • Vliegend hert
  • Gekraagde roodstaart
  • Grote lijster
  • Ransuil
  • Spotvogel
  • Grijze grootoorvleermuis
  • Tweekleurige vleermuis
  • Hazelmuis
  • Vroedmeesterpad
  • Kamsalamander
  • Boomkikker
  • Knoflookpad
  • Ingekorven vleermuis
  • Ringmus
  • Steenuil

De doelsoorten zijn onderverdeeld in;

  • soorten die voedsel en nestgelegenheid in de droge dooradering vinden en;
  • soorten die droge dooradering gebruiken voor nestgelegenheid of ter oriëntatie in het landschap, maar voor voedsel afhankelijk zijn van (aangrenzende) foerageergebieden in akkerland in zomer en/of winter.

Soorten die voorkomen in het natuurtype droge dooradering, waarvoor wordt verondersteld dat ze (lokaal) kunnen meeprofiteren van maatregelen voor doelsoorten van agrarisch natuurbeheer.

  • Ortolaan
  • Roek
  • Houtduif
  • Kerkuil
  • Kramsvogel
  • Torenvalk
  • Keep
  • Hop
  • Spreeuw

A13 Droge dooradering (vervallen per 1-1-2023)