Structuur
De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden.
N07.02 Zandverstuiving – Structuur
Structuurelement |
Min. % |
Max. % |
Kale bodem en/of open pioniervegetatie |
10 |
– |
Los zand |
15 |
– |
Gesloten lage vegetaties, grassen, zeggen en kruiden |
5 |
20 |
Heidevegetaties |
5 |
20 |
Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) |
5 |
10 |
Jeneverbesstruwelen |
5 |
20 |
Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruwelen |
5 |
20 |
Water |
1 |
10 |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 4 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn, waaronder ‘Kale bodem en/of open pioniervegetatie’ en ‘Gesloten lage vegetaties, grassen, zeggen en kruiden’.
- “Midden”: indien 3 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn, waaronder ‘Kale bodem en/of open pioniervegetatie’ of indien meer kwalificerende elementen aanwezig zijn, maar niet voldaan is aan de eisen van klasse “Hoog”.
- “Laag”: indien 0 – 2 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen (kostmossen zijn met (k) aangeduid):
N07.02 Zandverstuiving – Flora en fauna
Soortgroep |
Soorten |
Planten: |
dwergviltkruid, ezelspootje (k), grasklokje, grote tijm, hamerblaadje (k), heidespurrie, hondsviooltje, jeneverbes, klein tasjeskruid, oeverkruid, slank stapelbekertje (k), stuifzandkorrelloof (k), stuifzandstapelbekertje (k), tandjesgras, vroege haver, wollig korrelloof (k), IJslands mos (k), zandblauwtje, zilverhaver |
Broedvogels: |
boomleeuwerik, duinpieper, tapuit |
Dagvlinders & sprinkhanen: |
blauwvleugelsprinkhaan, heivlinder, kleine heivlinder, kommavlinder |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en elke soortgroep vertegenwoordigd is.
- “Midden”: indien 5-7 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
De beoordeling van a-biotische condities wordt gedaan op basis van de interne water- en milieuconditie (standplaatsfactoren). Wanneer externe beïnvloeding beter, respectievelijk slechter scoort, wordt het eindoordeel 1 punt/klasse naar boven of beneden bijgesteld.
a) Standplaatsfactoren
Wat betreft waterstanden heeft dit type een droog tot zeer droog karakter. Natte en/of vochtige omstandigheden over langere periodes zijn niet gunstig, vooral niet in zomer.
Karakteristiek voor dit type is de uitzonderlijke armoede aan basen, aan voedingsstoffen en een bijzonder gering vermogen om vocht vast te houden. De pH bevindt zich meestal tussen zuur tot zwak zuur. Op plekken waar door verstuiving vers, niet uitgeloogd zand is afgezet is de pH relatief hoog (pH > 4,5), door uitloging onder invloed van regenwater en humuszuren daalt de pH tot waarden onder de 4,5.
De nutriëntbeschikbaarheid is laag, van oligotroof tot mesotroof. Op minder goed ontwikkelde plekken, bijvoorbeeld vergraste plekken en vegetaties van latere successiestadia, bereikt de nutriëntenbeschikbaarheid een zwak eutroof niveau. Actief en opgestoven stuifzand bevat slechts een geringe hoeveelheid organisch materiaal. Dit type is zeer gevoelig voor stikstofdepositie. Depositie van stikstof versnelt de successie van pionierbegroeiingen naar soortenarme droge graslanden en struweel.
Overgangssituaties naar wat nattere pioniersstadia kunnen ook voorkomen binnen het type. Het zand stuift vaak uit tot op het niveau van het grondwater. Deze uitgestoven laagten zijn natter dan de zandverstuiving zelf.
N07.02 Zandverstuiving. Ranges waarbij voor stuifzanden kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor zuurgraad (pH) en voedselrijkdom.
Figuur 8. Ranges waarbij voor stuifzanden kenmerkende “vegetaties” kunnen voorkomen voor zuurgraad (pH) (rood is laag, groen is tussen laag en midden, oranje is midden en rood is hoog) en voedselrijkdom (groen is zeer voedselarm, oranje is matig voedselrijk en rood is uiterst voedselrijk).
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minstens 25% van de oppervlakte zich voor voedselrijkdom zich op dezelfde locatie binnen het bereik voor “Hoog” bevindt.
- “Midden”: indien niet voldaan wordt aan “Hoog” en minstens 50% van de oppervlakte zich voor zuurgraad en voedselrijkdom, op dezelfde locatie, binnen het bereik voor “Midden” bevindt.
- “Laag”: indien aan bovenstaande criteria niet wordt voldaan.
b) Externe beïnvloeding
N07.02 Zandverstuiving – Stikstofdepositie *
|
Hoog |
Midden |
Laag |
Stikstofdepositie* |
< 10 kg N ha-1 y-1
< 710 mol N ha-1 y-1 |
10 – 15 kg N ha-1 y-1
710-1070 mol N ha-1 y-1
|
> 15 kg N ha-1 y-1
> 1070 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor Zandverstuiving (10,4 kg) en Droge heide (15 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
Ruimtelijke condities
N07.02 Zandverstuiving – Ruimtelijke condities
Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang |
>100 ha |
50 – 100 ha |
10 – 50 ha |
< 10 ha |
Verbonden met (afstand max. 30 meter) ondersteunende beheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Hoog |
Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van ondersteunende beheertypen* |
Hoog |
Hoog |
Midden |
Laag |
Geïsoleerd |
Hoog |
Midden |
Laag |
Laag |
* Dit betreffen, naast zandverstuiving: N06.06 Zuur ven of hoogveenven, N07.01 Droge heide, N11.01 Droog schraalland
Monitoring
N07.02 Zandverstuiving – Monitoring
Parameter |
Methode |
Frequentie |
Structuurelementen |
Bepaling bedekking |
6 jaar |
Planten |
inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Broedvogels |
Inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Dagvlinders en Sprinkhanen |
inventarisatie kwalificerende soorten |
6 jaar |
Bepaling abiotiek |
Diverse methoden |
6 jaar |
Stikstofdepositie |
Opvragen stikstofdepositie |
6 jaar |
Vegetatie |
Vegetatiekartering |
12 jaar |
Ruimtelijke condities |
GIS-analyse en veldwaarneming |
6 jaar |