N06.04 Vochtige heide
Algemene beschrijving
Vochtige heide omvat zowel heiden, struwelen, grazige vegetaties, veenmosplekken, kleine stilstaande watertjes en kale bodem op zandige tot venige plaatsen. Deze heiden komen vooral voor op natte zandgronden of veengebieden, van Drenthe, Oost Nederland en Noord Brabant.
De bodem is doorgaans vochtig of nat, vrij zuur en voedselarm en bestaat uit zand of leem. De vegetatie wordt, net als bij droge heide, gekenmerkt door dwergstruiken, waarbij gewone dophei dominant aanwezig is. Soms overheersen grassen (pijpenstrootje) of struiken als gagel. Vochtige heide is meestal arm aan soorten, maar de voorkomende soorten zijn wel karakteristiek.
Uitgestrekte Vochtige heide-vegetaties zijn in Nederland meestal ontstaan op uitgeputte bodems. Door het rooien van bomen; het plaggen of begrazen van de heide, zijn eeuwenlang mineralen afgevoerd.
Variatie binnen het beheertype is van groot belang voor karakteristieke faunasoorten waaronder warmteminnende diersoorten als adder en levendbarende hagedis en veel insectensoorten zoals het gentiaanblauwtje en spiegeldikkopje.
De biodiversiteit in deze arme landschappen is afhankelijk van de variatie in structuren. Een afwisselend voorkomen van gewone dophei, open zandige stukken, grazige en kruidige vegetaties, kleine veentjes en (plaatselijk) struweel, opslag van dennen en berken is belangrijk.
Afbakening
- Het beheertype Vochtige heide omvat voor tenminste 60% vegetatie gedomineerd door dwergstruiken of pijpenstrootje.
- Naast heide bevat dit type ook struwelen, verspreide bomen, grazige vegetaties, kleine stilstaande watertjes en kale bodem op zandige tot venige plaatsen.
- De heidevegetatie dient voor tenminste 30% uit gewone dophei al dan niet gemengd met struikhei of kraaihei, te bestaan en enkele karakteristieke soorten bevatten: gevlekte orchis, kleine zonnedauw, ronde zonnedauw, klokjesgentiaan, moeraswolfsklauw, beenbreek, heidekartelblad, eenarig wollegras, veenpluis, witte snavelbies, bruine snavelbies, gewone en noordse veenbies, waterveenmos, rood veenmos, slank veenmos, kussentjesveenmos, week veenmos of zacht veenmos.
- Het beheertype komt voor in het Zandlandschap.
Voorbeeldgebieden
Dwingelderveld, Havelte, Balloërveld, Delleboersterheide, Boetelerveld, Needse Achterveld, Deelense veld en Kampina. Infanterieschietkamp Harskamp, artillerieschietkamp Oldenbroek, Kleine startbaan bij Havelte en Leemputten van Staverden.
Standaardkostprijs
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De onderdelen subsidie, subsidieverplichtingen en subsidietarief, toeslagen voor natuurbeheer, beheeradvies en monitoring maken geen onderdeel uit van de Index.
Subsidie
Subsidieverplichtingen
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Subsidietarief
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N06.04 Vochtige heide.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Monitoring en natuurkwaliteit
Structuur
Binnen het beheertype vochtige heide is variatie in structuur belangrijk voor insecten, reptielen en vogels. De afstand tussen de verschillende structuurelementen mag daarbij niet te groot zijn. Reptielen profiteren van open lage plekken of een minerale bodem om op te warmen, vogels vinden voedsel in de grazige delen en kunnen uitkijken vanaf solitaire bomen. Insecten overwinteren in het struweel en vinden in de zomer voedsel in een vegetatie van heide, gras en kruiden.
De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden:
Structuurelement | Minimum % | Maximum % |
---|---|---|
Water | 5 | 10 |
Kale bodem en/of open pioniervegetaties | 5 | 20 |
Veenmossen | 1 | - |
Gesloten lage vegetaties grassen, zeggen en kruiden | 5 | 20 |
Oude heide | 5 | 80 |
Hoog struweel, incl. braam- gagel- en bremstruwelen | 5 | 10 |
Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) | 1 | 10 |
Bochtige smele-, pijpenstrootje- en pitrusvelden | 1 | 25 |
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 4 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn en waarvan in ieder geval dominantie van pijpenstrootje en/of pitrus niet hoger is dan 40%.
- “Midden”: indien 3 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
- “Laag”: indien 0-2 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen (mossen zijn met (m) aangeduid):
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten | beenbreek, blauwe knoop, bruine snavelbies, Canadees hertshooi, draadgentiaan, drienervige zegge, dwergbloem, dwergvlas, eenarig wollegras, geelgroene zegge, gevlekte orchis, gewone vleugeltjesbloem, grondster, grote wolfsklauw, heidekartelblad, hondsviooltje, kleine veenbes, kleine zonnedauw, klokjesgentiaan, knollathyrus, kruipbrem, kruipwilg, kussentjesveenmos (m), liggende vleugeltjesbloem, melkviooltje, moerassmele, moeraswolfsklauw, oeverkruid, riempjes, ronde zonnedauw, Spaanse ruiter, stekelbrem, stijve ogentroost, valkruid, veelstengelige waterbies, veenbies, wateraardbei, week veenmos (m), welriekende nachtorchis, wijdbloeiende rus, wilde gagel, witte snavelbies, zacht veenmos (m), Zweedse kornoelje |
Broedvogels | geelgors, graspieper, grauwe klauwier, paapje, roodborsttapuit, sprinkhaanzanger, veldleeuwerik, wulp |
Dagvlinders & sprinkhanen: | gentiaanblauwtje, groentje, groot dikkopje, heideblauwtje, heidesabelsprinkhaan, moerassprinkhaan, zompsprinkhaan |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 11 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 6 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en elke soortgroep vertegenwoordigd is.
- “Midden”: indien 5-11 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
De beoordeling van abiotische condities wordt gedaan op basis van de interne water- en milieuconditie (standplaatsfactoren). Wanneer externe beïnvloeding beter, respectievelijk slechter scoort, wordt het eindoordeel 1 punt/klasse naar boven of beneden bijgesteld.
a) Standplaatsfactoren
Voor vochtige heide is vooral de voorjaargrondwaterstand van belang, deze mag variëren van (net) boven maaiveld tot hooguit een paar decimeter onder maaiveld. Tot hoever de grondwaterstand in de zomer wegzakt hangt sterk af van de aard van de ondergrond. In de meeste natte, veenmosrijke vorm van de vochtige heide (Ericetum tetralicis sphagnetosum) ligt de GLG op minder dan een halve meter, in de drogere vormen kan de grondwaterstand verder wegzakken.
De zuurgraad kan relatief laag zijn, maar mag oplopen tot 6.
Vochtige heide is een nutriëntenarm vegetatietype, dat optimaal voor kan komen tot maximaal matig voedselarme omstandigheden. Vochtige heiden komen voor op voedselarme, kalkarme zandgronden. Op vochtige delen ontstaan moerige bodems met een hoog organische stofgehalte. Stagnatie van (grond)water kan veroorzaakt worden door een slecht doorlatende laag, zoals een oer- of leemlaag, op geringe diepte. De bodem en de bovenste laag van het grondwater zijn basenarm en deze hebben een relatief lage pH-waarde (veroorzaakt door inzijging van regenwater). Voor goed ontwikkelde Vochtige heide zijn voedselarme, matig zure tot licht zure omstandigheden met een stabiele waterhuishouding van groot belang. Een belangrijk deel van de waarde van natte heiden wordt gevormd door het eventueel aanwezig zijn van een heischraal aspect in de vegetatie. De pH in deze heischrale delen kan hoog zijn. Buffering kan hier plaatsvinden door de bodem (leemgrond) of door grondwater (aanvoer van zeer zwak gebufferd grondwater).
Voor de waarde van dit type zijn gradiënten in abiotiek van groot belang. Hierdoor kan een mozaïek ontstaan van bijvoorbeeld vochtige heide, heischraalgrasland en droge heide. Een deel van het gebied moet dan minstens zwak gebufferd zijn (minimaal 25%).
Figuur 5 Ranges waarbij voor natte heide kenmerkende vegetaties kunnen voorkomen voor gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG).
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minstens 50% van de oppervlakte zich voor GVG binnen het bereik voor “Hoog” ontwikkeld bevindt.
- “Midden”: indien niet voldaan wordt aan “Hoog” en minstens 50% van de oppervlakte voor GVG zich minimaal binnen het bereik voor “Midden” ontwikkeld bevindt.
- “Laag”: indien aan bovenstaande criteria niet wordt voldaan.
b) Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdepositie* | < 11 kg N ha-1 y-1 | 11-18 kg N ha-1 y-1 | > 18 kg N ha-1 y-1 |
< 830 mol N ha-1 y-1 | 830-1280 mol N ha-1y-1 | >1280 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor vochtige heiden (droge zandgronden) (18 kg) en heischrale graslanden (11,6 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
Ruimtelijke condities
Oppervlakte beheertype/ Ruimtelijke samenhang | >100 ha | 50 - 100 | 10 - 50 ha | < 10 ha |
---|---|---|---|---|
Verbonden met (afstand max. 30 meter) ondersteunende beheertypen* | Hoog | Hoog | Hoog | Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere heide- en hoogveengebieden | Hoog | Hoog | Midden | Laag |
Geïsoleerd | Hoog | Midden | Laag | Laag |
*Naast vochtige heide worden hieronder de volgende beheertypen verstaan: N06.01 Veenmosrietland en moerasheide, N06.03 Hoogveen, N07.01 Droge heide, N06.05 Zwakgebufferd ven, N06.06 Zuur ven of hoogveenven, N10.01 Nat schraalland
Monitoring
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bepaling bedekking | 6 jaar |
Planten | inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Broedvogels | inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Dagvlinders & Sprinkhanen | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Bepaling abiotiek | Diverse methoden | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Vegetatie | Vegetatiekartering | 12 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |
Vergoeding
Het tarief voor monitoring voor 2016 bedraagt €14,55.