N07.01 Droge heide

Bijgewerkt op: 19 december 2023

Droge heide omvat zowel heiden, struwelen, kleine open zandige plekken en grazige vegetaties op basenarme zand- en leemgronden. Het beheertype komt voor op de drogere delen van de hogere zandgronden, met name in Midden Nederland en soms op rivierduinen. De vegetatie wordt gekenmerkt door dwergstruiken, struikheide is meestal de dominante soort.

Algemene beschrijving

Op ongestoorde bodems kunnen bosbessoorten en kraaiheide een hoge presentie bereiken, open plekken bevatten veel korstmossen. Soms overheersen grassen als bochtige smele of struiken als jeneverbes, brem en braamsoorten. Op iets lemiger plaatsen zijn vaak ook soorten van heischrale graslanden present, maar door verzuring en vermesting zijn deze evenals veel andere soorten van heide sterk achteruitgegaan.

Droge heiden zijn in Nederland meestal ontstaan op uitgeputte bodems. Door het rooien van bomen; het plaggen of begrazen van de heide, zijn eeuwenlang mineralen afgevoerd. Er waren meerdere methoden om te plaggen; ondiep waardoor strooisel en houtige resten geoogst werden; en diep door te steken met een schop waardoor humus en de humeuze toplaag van de bodem afgevoerd werden. Op de hogere zandgronden ontstond hierdoor een open landschap met dwergstruiken, aangepast aan deze voedselarme en vrij zure omstandigheden. De heiden werden door runderen of schapen begraasd. Hierdoor bleef het landschap open. De mineralen uit mest en plagsel kwamen vaak op de essen rond de dorpen terecht.

Variatie in vegetatiestructuur is van groot belang voor warmteminnende diersoorten zoals adder en zandhagedis en veel insecten zoals het heideblauwtje en de bruine vuurvlinder. Het gaat om een afwisseling van jonge heide, oude heide, (plaatselijk) struweel en verspreide bomen, open zandige delen en (plaatselijk) dominantie van grassoorten. Ook soorten van meer besloten landschappen als nachtzwaluw en draaihals kunnen voorkomen. Op de Sallandse Heuvelrug komt de laatste natuurlijke populatie van het korhoen in Nederland voor.

Voorbeeldgebieden

Bakkeveense Duinen, Drentsche Aa-gebied, Drouwenerzand, Drents-Friese Wold, Leggelderveld, Havelte-Oost, Mantingerzand, Lemelerberg, Sallandse Heuvelrug, Borkeld, Veluwe, Brabantse Wal, Regte Heide en Leenderbos.

Afbakening

  • Het beheertype Droge heide bestaat voor tenminste 60% uit heidevegetaties of vegetaties gedomineerd door bochtige smele of pijpenstrootje.
  • Jeneverbesstruwelen en bremstruwelen kunnen onderdeel uitmaken van Droge heide evenals verspreide bomen, kleine open zandige plekken en grazige vegetaties op basenarme zand- en leemgronden.
  • De heidevegetatie bestaat voor tenminste 30% uit struikheide, kraaiheide en/of bosbessoorten, al dan niet gemengd met gewone dophei.
  • Het beheertype komt voor in het Zandlandschap of het Heuvellandschap. Heide die in de duinen is gelegen behoort tot het beheertype Duinheide.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N07.01 Droge heide.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Binnen het beheertype droge heide is variatie in structuur belangrijk voor insecten, reptielen en vogels. Reptielen profiteren van open lage plekken om op te warmen, vogels vinden voedsel in de grazige delen en kunnen uitkijken vanaf solitaire bomen. Insecten overwinteren in het struweel en vinden in de zomer voedsel in een vegetatie van heide, gras en kruiden. Behoud van steilranden verdient extra aandacht, lokaal reliëf en padranden kunnen voor veel insecten de benodigde, snel opwarmende, plek zijn om bijvoorbeeld holen te graven of juist koel en luchtvochtig aan de noordzijde voor andere organismen zoals bijvoorbeeld mossen.

Het beheertype droge heide bestaat voor minimaal 60% uit heidevegetaties of vegetaties gedomineerd door bochtige smele of pijpenstrootje. Van de heideachtigen is struikhei meestal dominant, minder vaak kraaiheide en soms bosbes-soorten. Jeneverbesstruwelen met een lagere bedekking dwergstruiken vallen ook onder dit beheertype. Daarnaast worden de volgende kwalificerende structuurelementen onderscheiden:

N07.01 Droge heide – Structuur

Structuurelement Min. % Max. %
Kale bodem en/of open pioniervegetaties 5 40
Oude heide 5 80
Bochtige smele-, pijpenstrootje- en pitrusvelden 5 20
Gesloten lage vegetaties, grassen, zeggen en kruiden 5 20
Hoog struweel, incl. braam-, gagel- en bremstruwelen 5 20
Jeneverbesstruwelen 5
Solitaire bomen en kleine bosjes (>5 m) 1 10

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 5 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Midden”: indien 3-4 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Laag”: indien 0-2 kwalificerende structuurelementen aanwezig zijn.

Flora en fauna

Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen (mossen zijn met (m), korstmossen met (k) aangeduid):

N07.01 Droge heide – Flora en fauna

Soortgroep Soorten
Planten: blauwe knoop, borstelgras, buntgras, dennenwolfsklauw, drienervige zegge, Duitse brem, dwergviltkruid, ezelspootje (k), fraai hertshooi, gaspeldoorn, gerimpeld gaffeltandmos (m), gevlekte orchis, gewone eikvaren, gewone vleugeltjesbloem, grondster, grote bremraap, grote wolfsklauw, hamerblaadje (k), heidezegge, hondsviooltje, jeneverbes, klein warkruid, kleine tijm, kleine wolfsklauw, klokjesgentiaan, knollathyrus, kruipbrem, kruipwilg, kussentjesmos (m), liggende vleugeltjesbloem, riempjes, rode dophei, rode heikorst (k), roze heikorst (k), rozenkransje, slanke ogentroost, stekelbrem, stijve ogentroost, stuifzandkorrelloof (k), valkruid, verfbrem, IJslands mos (k), zandblauwtje, zilverhaver
Broedvogels: boomleeuwerik, draaihals, geelgors, grauwe klauwier, klapekster, korhoen, roodborsttapuit, tapuit, veldleeuwerik, wulp
Dagvlinders & sprinkhanen: aardbeivlinder, blauwvleugelsprinkhaan, bosdoorntje, bruine vuurvlinder, duinparelmoervlinder, grote parelmoervlinder, heivlinder, hooibeestje, kleine heivlinder, kleine wrattenbijter, kommavlinder, schavertje, veldkrekel, wrattenbijter, zadelsprinkhaan, zoemertje

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 12 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 7 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en elke soortgroep vertegenwoordigd is.
  • “Midden”: indien 8-12 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
  • “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.

Milieu- en watercondities

Dit beheertype komt voor op kalkarme zand– en leemgronden met diepe grondwaterstanden en zonder schijngrondwaterspiegels. De vochttoestand varieert van vochtig (op leemgronden) tot droog (op leemarme zandgronden). Door het lage kalkgehalte en uitspoeling van kalk door inzijgend regenwater is de pH laag. Kenmerkend voor de zure omstandigheden is de stapeling van slecht verteerd organisch materiaal aan de oppervlakte (vormt de basis voor heideplaggen).

Droge heide komt vaak voor in een mozaïek van andere typen, bijvoorbeeld natte heide en heischraal grasland, waardoor een hogere biodiversiteit in het gebied kan worden bereikt. Dit vergt echter ook een grotere variatie aan abiotische omstandigheden dan hier is weergegeven. Een pH van 6,0 kan dan in het gebied voorkomen.

Voor “Hoog” ontwikkelde Droge heide zijn voedselarme omstandigheden en een lichte buffering van groot belang. Voedselrijkdom is niet zo indicatief voor kwaliteit. De onbalans tussen stikstof en fosfaat is vaak een groot probleem. Het type is dus gevoelig voor stikstofdepositie.

Externe beïnvloeding

Hoog Midden Laag
Stikstofdepositie* < 15 kg N ha-1 y-1 < 1070 mol N ha-1 y-1 15 – 30 kg N ha-1 y-1

1070-2130 mol N ha-1y-1

> 30 kg N ha-1 y-1

> 2130 mol N ha-1 y-1

* Waarde voor Droge heiden en Jeneverbesstruwelen (Van Dobben en Van Hinsbergen, 2008).

Ruimtelijke condities

N07.01 Droge heide – Ruimtelijke condities

Oppervlakte beheertype/Ruimtelijke samenhang >100 ha 50 – 100 10-50 ha < 10 ha
Verbonden met (afstand max. 30 meter) ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Hoog Midden
In nabijheid (binnen 1 km) van ondersteunende beheertypen* Hoog Hoog Midden Laag
Geïsoleerd Hoog Midden Laag Laag

*Dit betreft naast droge heide: N06.03 Hoogveen, N06.04 Vochtige Heide, N07.02 Zandverstuiving, N11.01 Droog schraalland, N06.05 Zwakgebufferd ven, N06.06 Zuur ven of hoogveenven

Monitoring

N07.01 Droge heide – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar
Planten inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Broedvogels Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Dagvlinders en Sprinkhanen inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Stikstofdepositie Opvragen stikstofdepositie 6 jaar
Vegetatie Vegetatiekartering 12 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar