N15.01 Duinbos
Algemene beschrijving
Duinbos omvat de bossen en struwelen in het Duin- en Kustgebied. Vegetatiekundig behoren de bossen tot het Zomereikverbond, Elzenverbond, Iepenrijke Eiken-Essenverbond en Verbond der naaldbomen. De struwelen kunnen over grote oppervlakten aaneengesloten voorkomen en lopen vaak geleidelijk over in hoger opgaand bos; deze variatie is aantrekkelijk voor veel vogelsoorten. Duinbos is het leefgebied van veel soorten paddestoelen. Aan de binnenduinrand kan duinbos rijk aan voorjaarsplanten zijn.
Duinbos kan voorkomen op zowel kalkrijke als kalkarme zandgronden in het Duin- en Kustgebied, zowel op duinen als in vochtige valleien en op drooggevallen zandplaten. In de meeste duingebieden in Nederland komt het veelvuldig voor.
Duinbos is internationaal gezien zeldzaam. Duinbos (inclusief struweel) is vaak op een natuurlijke manier ontstaan, als gevolg van successie. In de negentiende eeuw waren bossen nog zeer schaars in de duinen. Door het wegvallen van konijnenvraat en door een slechte luchtkwaliteit is er thans sprake van versnelde successie vanuit open duin. Veel dennenbossen zijn ontstaan door aanplant in het verleden o.a. om het stuivende duinzand vast te houden.
Duinbos wordt gedomineerd door of kent een gemengd voorkomen van ruwe berk, grove den, zomereik en beuk. Op plekken waar struwelen domineren komen soorten als meidoorn, duindoorn, wegedoorn, egelantier, hondsroos en gewone vlier voor. Op open plekken komen dauwbraam en kruidenrijke zoomvegetaties voor. Bij begrazing zijn ook grazige vegetaties aanwezig. Een hoge diversiteit van Duinbos treedt op bij een afwisseling van struweel, opgaand bos en open plekken. Door de invloed van zeewind ontstaat er een geleidelijke natuurlijke overgang van struweel in het buitenduin naar hoger opgaand bos in verder van de zee gelegen binnenduin.
De bossen en struwelen zijn rijk aan broedvogels. De bossen hebben daarnaast belangrijke betekenis voor diverse soorten paddestoelen en vaatplanten. Loofbos is qua flora en fauna vaak meer divers dan dennenbos, hetzelfde geldt voor kalkrijke duinbossen ten opzichte van kalkarme.
Afbakening
- Duinbos omvat zowel het droge als het vochtige bos- en hoog struweel in het Duinlandschap.
- Maximaal 20% van het areaal van het betreffende bosgebied wordt gedomineerd door boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd, zoals Amerikaanse eik en Douglasspar.
- Op 80% van de oppervlakte wordt geen hout geoogst of is de houtoogst minder dan 20% van de bijgroei. Op de overige oppervlakte kan meer geoogst worden in het kader van omvorming naar een natuurlijker bos.
Voorbeeldgebieden
Zuid Kennemerland, Schiermonnikoog, Voornes Duin, Lauwersmeer, Amsterdamse Waterleidingduinen, Meijendel en Berkheide en Kop van Schouwen.
Standaardkostprijs
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Klik op de afbeelding om deze in een groter formaat te bekijken.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De onderdelen subsidie, subsidieverplichtingen en subsidietarief, toeslagen voor natuurbeheer, beheeradvies en monitoring maken geen onderdeel uit van de Index.
Subsidie
Subsidieverplichtingen
De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Subsidietarief
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N15.01 Duinbos.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Monitoring en natuurkwaliteit
Structuur
Binnen het duinbos kunnen grote oppervlakten struweel voorkomen die (onder invloed van zeewind) geleidelijk overgaan in hoger opgaand bos. Tevens komen er vaak open plekken voor en kruidenrijke zoomvegetaties. Deze structuurvariatie binnen het duinbos is aantrekkelijk voor diverse bos- en struweelvogels en er komen meestal veel paddenstoelen voor.
Binnen het beheertype duinbos beslaan uitheemse boomsoorten maximaal 20% van het areaal.
De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden¹:
Structuurkenmerken | Hoeveelheid |
---|---|
Gemengd | > 40% oppervlakte |
Gemengd | > 60% oppervlakte |
Europees | > 60% oppervlakte |
Europees | > 80% oppervlakte |
Struweel en open plekken | > 5% oppervlakte |
Struweel en open plekken | > 10% oppervlakte |
Gelaagde boomfase | > 20% oppervlakte |
Gelaagde boomfase | > 40% oppervlakte |
Dikke dode bomen | > 3 per ha |
Dikke dode bomen | > 6 per ha |
Dikke dode bomen | > 9 per ha |
Dikke levende bomen | > 20% oppervlakte |
Dikke levende bomen | > 40% oppervlakte |
¹Structuurelementen in bossen worden niet gekarteerd in geïsoleerde bospercelen < 5 ha.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 8 kwalificerende structuurkenmerken aanwezig zijn.
- “Midden”: indien minimaal 5 kwalificerende structuurkenmerken aanwezig zijn.
- “Laag”: indien niet aan de criteria voor de klasse “Hoog” of “Midden” is voldaan.
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende soorten uit de volgende soortgroepen:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten | bosaardbei, bosanemoon, bottelroos, dalkruid, dennenorchis, donderkruid, dubbelloof, gebogen driehoeksvaren, glad parelzaad, grote keverorchis, hengel, klein wintergroen, laurierwilg, lelietje van dalen, ruig viooltje, ruige veldbies, stekende wolfsklauw, stengelloze sleutelbloem, stofzaad, vogelnestje, tongvaren, valse zandzegge, voorjaarshelmkruid, welriekende salomonszegel, wilde hyacint |
Broedvogels | blauwborst, groene specht, grote bonte specht, kleine barmsijs, kleine bonte specht, nachtegaal, wielewaal, zwarte specht |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 6 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en beide soortgroepen vertegenwoordigd zijn.
- “Midden”: indien 4-5 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
Duinbos groeit zowel op droog duinzand en zandplaten als in vochtige (oudere) duinvalleien. De voorjaargrondwaterstand bevindt zich onder ideale condities minimaal enige centimeters beneden maaiveld. Soms kan het water in het voorjaar boven maaiveld staan.
Het kalkgehalte van de bodem is van groot belang. Het kalkgehalte (en dus de pH) van de bovengrond neemt in oudere duinen en in de binnenduinen af. Duinbos komt vaak in oudere duinen voor. Hier leidt het proces van ontkalking tot lichte verzuring van het habitat. De bovengronden van het oudere binnenduin zijn volledig ontkalkt. Daardoor is de zuurgraad variabel. Deze bevindt zich tussen zwak zuur tot zwak basisch.
Karakteristiek voor dit type is een lage voedselrijkdom. De systemen zijn oligotroof tot zwak eutroof. De voedselrijkdom is afhankelijk van afstand van de zee, accumulatie van organische stof in de bodem, lokale omstandigheden (vochtige vallei met dikke strooisellaag of open, grijzige vegetatie met vers zand) en het beheer (wel of geen begrazing). Duinbos is doorgaans matig gevoelig voor stikstofdepositie.
Sleutelfactoren voor dit type zijn in initiële stadia de dynamische geomorfologische processen en de invloed van de zee en in latere stadia natuurlijke successie. De invloed van de zee (door zeewind, uitspoeling van water) beïnvloedt de bosvegetatie. Er ontstaat een geleidelijke overgang van struweel (buitenduin) naar opgaand bos (verder van de zee).
Standplaatsfactoren worden niet gemonitord en meegewogen in de beoordeling.
Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdepositie* | < 18 kg N ha-1 y-1 | 18 – 28 kg N ha-1 y-1 | > 28 kg N ha-1 y-1 |
<1280 mol N ha-1 y-1 | 1280-1990 mol N ha-1 y-1 | > 1990 mol N ha-1 y-1 |
* Waarde voor Duinbossen (18-28,6 kg) en Duindoornstruwelen (28,3 kg) (Van Dobben & Van Hinsberg, 2008).
Ruimtelijke condities
Oppervlakte beheertype/ Ruimtelijke samenhang | >300 ha | 50 - 300 ha | 5-50 ha | <5 ha |
---|---|---|---|---|
Verbonden met (afstand max. 30 meter) met andere bosbeheertypen* | Hoog | Hoog | Hoog | Midden |
In nabijheid (binnen 1 km) van andere beheertypen bos* | Hoog | Hoog | Midden | Laag |
Geïsoleerd | Hoog | Midden | Laag | Laag |
*. Dit betreft N14.01 t/m N17.03
Monitoring
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Structuurelementen | Bosstructuurkartering | 12 jaar |
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Broedvogels | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |
Ruimtelijke condities | GIS-analyse en veldwaarneming | 6 jaar |