N17.06 Vochtig en hellinghakhout (nieuw per 1-1-2017)
Algemene beschrijving
Vochtig en hellinghakhout zijn loofbossen die bestaan uit houtgewas dat men niet hoog laat opschieten, maar dicht bij de grond afzet om de stronken weer te laten ontspruiten en de gevormde opslag te kunnen oogsten. Middenbos bestaat uit hakhout met overstaanders (doorgegroeide hakhouttelgen) of bovenstaanders (aangeplante bomen).
Hakhout en middenbos komen al eeuwen voor in Nederland. Door hakhoutbeheer kan een voortdurende houtopbrengst gewaarborgd worden. Door het dicht bij de grond afzetten van de bomen ontstonden de kenmerkende stobben of stoven, die vele eeuwen oud kunnen zijn. Verschillende boomsoorten zorgden voor hout voor verschillende doeleinden: brandhout, gebruikshout voor bijvoorbeeld gereedschapsstelen, schors voor de leerlooierij.
In verschillende vormen komt dit type door het gehele land voor. De variatie is groot: van hellinghakhout in Zuid-limburg tot elzenhakhout in Zeeland. Essen- en elzenhakhout komt voor in het rivierengebied, maar soms ook in beekdalen en op de overgang van kleigronden- naar zandgebieden. Vochtige eikenhakhout komt voor op de zandgronden. De hakhouthellingbossen in Zuid-Limburg, waar het vaak in de vorm van middenbos voorkomt, worden ook tot dit type gerekend. Het beheertype Vochtig en hellinghakhout betreft hakhoutcomplexen die niet of nauwelijks machinaal te bewerken zijn doordat ze vochtig zijn, op een helling liggen of de stoven op rabatten staan.
In West-Nederland en het rivierengebied zijn hakhoutbossen vaak opvallende elementen in het open landschap. Denk bijvoorbeeld aan elzenhakhout in het veenweidegebied. Overal in de natte zandgebieden komen vochtige hakhoutbossen voor, vaak eertijds gelegen in open gebieden, maar nu dikwijls omgeven door jonger bos en daardoor landschappelijk minder herkenbaar. Met name oud hakhout en middenbos herbergt met de oude groeiplaats, het dunne strooiseldek, vochtige microklimaat en het hakhoutbeheer samenhangende zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan oude hakhoutstoven gebonden mossen en insecten. Het vochtige microklimaat in het essenhakhout wordt bedreigt door essentaksterfte, een agressieve schimmel die juist de jonge takken na het afzetten van de stoven aantast.
Afbakening
- Vochtig en hellinghakhout wordt periodiek afgezet.
- Het betreft hakhout of middenbos op vochtige bodem of steile hellingen.
- Kenmerkend voor het beheertype is de aanwezigheid van hakhoutstoven. Bij dit vochtige type kan gedacht worden aan boomsoorten van rijke groeiplaatsen als els, es, hazelaar, haagbeuk maar ook eiken op rabatten. De cyclus verschilt per vorm en boomsoort, maar meestal dient om de 5 tot 20 jaar afgezet te worden. Bij middenbos is een deel overstaanders die in een veel lagere cyclus gekapt worden.
- Wilgengrienden vallen onder beheertype N17.05 Wilgengriend.
Standaardkostprijs
De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.
Klik op de afbeelding om deze in een groter formaat te bekijken.
Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.
De onderdelen subsidie, subsidieverplichtingen en subsidietarief, toeslagen voor natuurbeheer, beheeradvies en monitoring maken geen onderdeel uit van de Index.
Subsidie
Subsidieverplichtingen
Voor natuurbeheerders geldt een algemene beheerverplichting. Dit betekent dat de beheerder het beheertype in stand moet houden. De manier waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.
Subsidietarief
Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N17.06 Vochtig en Hellinghakhout.
De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.
Monitoring en natuurkwaliteit
Structuur
Het beheertype vochtig en hellinghakhout ligt op plaatsen die niet of nauwelijks machinaal te bewerken zijn doordat ze vochtig zijn, op een helling liggen of doordat de stoven op rabatten staan.
De oorsprong van hakhoutbossen is cultuurhistorisch bepaald; vooral voor kleinere percelen geldt dat de waarde zich dan ook vooral op dat gebied concentreert. Kenmerkend is de aanwezigheid van hakhoutstoven.
In verschillende vormen komt dit type door het gehele land voor. De variatie is groot: van hellinghakhout in Zuid-Limburg tot elzenhakhout in Zeeland. Essen- en elzenhakhout komt voor in het rivierengebied, maar soms ook in beekdalen en op de overgang van kleigronden- naar zandgebieden. Vochtige eikenhakhout komt voor op de zandgronden. De hakhouthellingbossen in Zuid-Limburg, waar het vaak in de vorm van middenbos voorkomt, worden ook tot dit type gerekend. Naast een cultuurhistorische waarde kunnen hakhoutcomplexen ook een grote botanische waarde herbergen. In het bijzonder in oud hakhout en middenbos kunnen veel zeldzame bosplanten van vochtige standplaatsen en aan hakhoutstoven gebonden mossen en insecten voorkomen.
In vochtig essenhakhout komt essentaksterfte, een agressieve schimmel, voor die de jonge takken na het terugzetten aantast.
De in de hakhoutpercelen aanwezige structuurelementen worden volledig bepaald door de periodieke kap, en zijn daarmee annex aan het beheertype. Er wordt dan ook geen kwaliteitsbepaling voorgesteld op basis van structuurelementen. De gewenste kapcyclus verschilt al naar gelang het type, en varieert van 5-20 jaar. Voor middenbossen zijn een gefaseerde en niet volledige kap (sparen van overstaanders) belangrijk voor het in stand houden van de rijkdom aan plantensoorten (met name orchideeën).
Flora en fauna
Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van de volgende soorten:
Soortgroep | Soorten |
---|---|
Planten: | aardbeiganzerik, bleke zegge, bosaardbei, bosanemoon, bosroos, boszegge, christoffelkruid, gevlekte aronskelk, gewone dotterbloem, gewoon pelsmos (m), groot touwtjesmos (m), grote keverorchis, gulden boterbloem, haagbeuk, heelkruid, moeraslathyrus, moerasviooltje, moeraswolfsmelk, moeslook, purperorchis, recht palmpjesmos (m), ruig hertshooi, ruige veldbies, slangelook, slanke sleutelbloem, waterdrieblad, welriekende agrimonie, wilde marjolein, glad kringmos (m) |
Broedvogels: | blauwborst, boompieper, gekraagde roodstaart, havik, matkop, nachtegaal, putter, spotvogel, wielewaal, appelvink |
Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.
Kwaliteitsbepaling
- “Hoog”: indien minimaal 7 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan ten minste 4 op >15% van de oppervlakte van het beheertype.
- “Midden”: indien 3-6 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar deze niet voldoende verspreid aanwezig zijn.
- “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.
Milieu- en watercondities
Externe beïnvloeding
Hoog | Midden | Laag | |
---|---|---|---|
Stikstofdepositie* | < 20 kg N ha-1 y-1 < 1429 mol N ha-1 y-1 | 20 - 26 kg N ha-1 y-1 1429-1857 mol N ha-1y-1 | > 26 kg N ha-1 y-1 > 1857 mol N ha-1y-1 |
* Waarde voor vochtige alluviale bossen (subtypen H91E0B en H91E0C, resp. 28 en 26,1 kg) (Van Dobben et al, 2015).
Ruimtelijke condities
Voor dit beheertype worden geen ruimtelijke condities gemonitord. De cultuurhistorische waarden en landschappelijke setting zijn voor dit type van groot belang en deze bepalen de ruimtelijke condities.
Monitoring
Parameter | Methode | Frequentie |
---|---|---|
Planten | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Broedvogels | Inventarisatie kwalificerende soorten | 6 jaar |
Stikstofdepositie | Opvragen stikstofdepositie | 6 jaar |