A01.03 Ganzenfoerageergebied (vervallen per 1-1-2022)

Bijgewerkt op: 27 november 2024

In ons land verblijven jaarlijks tot enige miljoenen ganzen. Het gaat hierbij zowel om overwinterende, als om broedende en overzomerende ganzen. Bij de wintergasten gaat het vooral om kolgans, toendrarietgans, grauwe gans en brandgans. In de zomer zijn het vooral grauwe gans, brandgans en een aantal exoten zoals Canadese gans.

Algemene beschrijving

Het aantal ganzen in Nederland is de laatste tientallen jaren sterk toegenomen. Deze toename is o.a. veroorzaakt door een beter voedselaanbod in de vorm van eiwitrijk gras en graan.

De aantallen ganzen die in Nederland in de winter verblijven, zijn van internationaal belang. Het feit dat deze ganzen voor een belangrijk deel ook foerageren op landbouwgewassen leidt tot conflicten tussen landbouw en natuur. Daarom is er een stelsel ontwikkeld waarmee landbouwers zowel een beheersubsidie kunnen ontvangen als gewasschade kunnen claimen.

Binnen het agrarisch ganzenbeheer is de volgende pakketgroep ontwikkeld:

Pakketgroep overwinterende ganzen, waarbij vanaf 1 oktober gedurende (het grootste deel van) de winterperiode voedsel aangeboden wordt voor overwinterende ganzen (01.03.01).

Voorbeeldgebieden

  • Maasplassen
  • Extra gebieden

Subsidie

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding van Ganzenfoerageergebied.

Beheervoorschriften

A01.03.01 Overwinterende ganzen

Algemene beschrijving

De aanwezigheid van veel ganzen, brengt ook problemen met zich mee in de vorm van wildschade. Om deze schade op ongewenste plekken te voorkomen, is gekozen om een viertal pakketten te ontwikkelen voor het voorzien van voedsel aan ganzen. Door het aanbieden van voedsel wordt gehoopt dat ganzen vooral deze percelen benutten en niet gaan foerageren op percelen waar dit niet gewenst is. Omdat ganzen vrij flexibel zijn in hun gedrag, wordt ganzenbeheer collectief toegepast op een groter oppervlakte. In de wintermaanden zijn landbouwkundige handelingen niet toegestaan, omdat dit de foerageerfunctie voor smienten en ganzen negatief kan beïnvloeden. Het onderhoud van sloten en drainagesystemen is wel toegestaan.

Ganzen kunnen opgevangen worden op vier verschillende gewastypen. Het gaat hierbij om grasland (vooral voor grauwe, kol- en brandgans), bouwland (vooral voor toendrarietgans) en om percelen met late en vroege groenbemester (alle soorten). Op het moment van arriveren van de ganzen, dient op de percelen voldoende voedsel aanwezig te zijn in de vorm van eiwitrijk gras. Later in de winter kunnen ook hiervoor ingezaaide granen of koolzaad als voedsel dienen. De akkerbouwgewassen blijven tot in het vroege voorjaar staan, zodat deze optimaal benut worden.

Afbakening

  • De beheereenheid bestaat uit grasland of bouwland.
  • De beheereenheid heeft een oppervlakte van minimaal 0,5 hectare en maakt onderdeel uit van een verzameling beheereenheden binnen één foerageergebied.
  • Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.01.01 tot en met A01.01.06.

Subsidieverplichtingen

Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.

Het is niet toegestaan binnen de periode van 1 oktober tot 1 april handelingen te verrichten of toe te laten die de foerageerfunctie van het gebied voor ganzen en/of smienten negatief beïnvloeden.
Onderhoud van sloten, walkanten en drainagesystemen is toegestaan van 1 oktober tot 1 februari.
Overig beheer wordt uitgevoerd op basis van één van de vier onderstaande pakketten.

Beheerpakketten

A01.03.01a Ganzen op grasland

  • Op 1 november moet een grassnede aanwezig zijn met een voederwaarde van minimaal 500 kVEM/ha.
  • Maaien of bloten om te lang gras te voorkomen is toegestaan van 27 oktober tot 1 november.
  • Beweiding met melkvee is toegestaan tot 15 november, waarbij na 15 november minimaal 500 kVEM/ha beschikbaar moet blijven.
  • Beweiding (uitgezonderd melkvee) is vanaf 1 november tot 1 februari toegestaan met maximaal 0,45 GVE/ha.

A01.03.01b Ganzen op bouwland

  • Voor 15 november moet één van de gewassen; winterkoolzaad, wintertarwe, wintergerst, Rogge of graszaad zijn ingezaaid.
  • Het gewas onder 1 wordt tot 1 april in stand gehouden.
  • Het is niet toegestaan de beheereenheid te beweiden en/of te maaien.

A01.03.01c Ganzen op vroege groenbemester

  • Een groenbemester is vóór 1 oktober ingezaaid met één van de gewassen; Italiaans raaigras, Engels raaigras, Snijrogge, of met een mengsel van deze gewassen.
  • De groenbemester wordt tot 1 februari in stand gehouden.
  • Het is niet toegestaan de beheereenheid te beweiden en/of te maaien.

A01.03.01d Ganzen op late groenbemester

  • Een groenbemester is vóór 1 november ingezaaid met één van de gewassen; Italiaans raaigras, Engels raaigras, Snijrogge, of met een mengsel van deze gewassen.
  • De groenbemester wordt tot 1 april in stand gehouden.
  • Het is niet toegestaan de beheereenheid te beweiden en/of te maaien.