N04.01 Kranswierwater

Bijgewerkt op: 19 december 2023

Kranswieren zijn grote vertakte algen met fijne bladeren, ze groeien meestal dicht bij de bodem en kunnen grote aaneengesloten velden vormen. Ze komen voor in meren van het laagveen- en IJsselmeergebied.

Algemene beschrijving

Het water moet zeer helder, voedselarm en niet vervuild zijn. Doorgaans is het water zeer mineraalrijk, omdat het onder invloed van toestromend grondwater staat of omdat het een beetje brak is.

Kranswierwater komt nu vooral voor in het IJsselmeergebied en in meren waar toestroom is van grondwater uit de Veluwe of de Utrechtse heuvelrug plaats vindt. De klassieke vindplaatsen zijn de laagveenplassen, kleinere watertjes in het duingebied en de binnenduinrand en kwelgebieden op de overgang van de zandgronden naar het laagveengebied.

De begroeiingen bestaan uit vrij eenvormige vegetatiematten, vaak een beetje aangedrukt op de bodem liggend. Kranswieren sterven soms in de winter af en moeten dan vanuit sporen opnieuw uitlopen. Voor duurzaam behoud van kranswierwater moet het water zeer voedselarm en zeer helder zijn. Worden kranswieren met slib bedekt, dan sterven ze meestal snel af. Niet alle kranswiervegetaties worden tot kranswierwater gerekend. Het gaat om grote aaneengesloten vegetaties van kranswieren, niet om kranswieren die verspreid tussen andere waterplanten of in kleine poeltjes tussen moerasplanten groeien. Belangrijke soorten zijn sterkranswier, stekelharig kransblad, ruw kransblad, kraaltjes glanswier, kleinhoofdig glanswier, klein en groot boomglanswier, brakwaterkransblad, kustkransblad en gebogen kransblad. De krooneend is in belangrijke mate afhankelijk van kranswieren.

De grote plassen en meren met kranswieren in ons land behoren tot de grootste vindplaatsen hiervan in Europa. Ook is de soortenrijkdom in ons land hoog: van de ruim veertig kranswiersoorten in Europa komt de helft in ons land voor. Nederland is daarom van zeer groot belang voor dit type. Door vervuiling van het water zijn veel vindplaatsen verdwenen. De toekomst van kranswierwater in het IJsselmeergebied is onzeker. Experimenten met defosfateren van het water zijn hoopvol. In het Naardermeer bijvoorbeeld hebben de kranswieren zich weten te herstellen na het in gebruik nemen van een defosfateringsinstallatie. De kranswieren die van min of meer brak water afhankelijk zijn, blijven echter sterk bedreigd.

Voorbeeldgebieden

De Wieden, Botshol, Naardermeer, Gouwzee, IJmeer, Veluwe randmeren, Vechtplassen en Nieuwkoopse plassen.

Afbakening

  • Het beheertype Kranswierwater omvat waterlichamen, zowel groot als klein, met een vegetatie die gedomineerd wordt door kranswieren. In de vegetatie komt tenminste één van de volgende kranswieren voor: sterkranswier, stekelharig kransblad, brokkelig kransblad, fijnstekelig kransblad, harig kransblad, ruw kransblad, teer kransblad, kraaltjesglanswier, kleinhoofdig glanswier, puntdragend glanswier, klein of groot boomglanswier, vertakt boomglanswier, brakwaterkransblad, kustkransblad en gebogen kransblad. De vegetaties zijn erg variabel in bedekking, ook in één seizoen. Omringend helder water zonder kranswieren kan daarom ook tot het beheertype gerekend worden.
  • Enkele kranswieren komen in de beheertypen Zwak gebufferd ven of in Vochtige duinvallei voor en worden dan tot dat type gerekend.
  • Sommige algemene kranswieren (gewoon kransblad, breekbaar kransblad en buigzaam glanswier) komen ook voor in vegetaties die gedomineerd worden door waterplanten van voedselrijk water, zoals fonteinkruiden. Dergelijke vegetaties behoren niet tot het beheertype Kranswierwater.
  • Soms is het onderscheid met brak water niet groot, alleen als de kranswieren domineren worden deze wateren tot dit beheertype gerekend.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N04.01 Kranswierwater.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Monitoring

Over de aquatische typen is overleg gaande met de waterbeheerders. De uiteindelijke maatlat zal meer gestoeld zijn op de Kaderrichtlijn Water. Het onderstaande concept is niet bedoeld voor de huidige monitoring.

Structuur

De vegetatie komt voornamelijk voor in het onderste deel van de waterkolom en op de bodem. Door de vele kranswieren is de vegetatie ijl. Zodra zich vegetatie in de gehele waterkolom gaat ontwikkelen of als er drijvende vegetatie ontstaat is er waarschijnlijk sprake van een toename in voedselrijkdom. Dit is een ongewenste situatie.

De volgende kwalificerende structuurelementen worden onderscheiden:

N04.01 Kranswierwater – Structuur – Structuurelement

Structuurelement Minimum % Maximum % Eenheid
bedekking met kranswieren (% van het ondiepe deel) 50 % oppervlakte of % breedte dwarsprofiel
Kale zandbodem ondiep deel 5 20 % bedekking element of 100 m traject [1]
Natuurlijke oever [2] 75 % van de oeverlengte
Natuurlijke begroeiing tot 100 m vanaf insteek 75 % van de oeverlengte
Gemiddelde breedte rietkraag Lijnvorming – 10
Plas/meer – 3
20 % dwarsprofiel
Kroos en vrij zwevende planten 1 % bedekking element of 100 m traject
Planten met drijfbladen 10 % bedekking element of 100 m traject
Ondergedoken waterplanten die de gehele waterkolom gebruiken 10 % bedekking element of 100 m traject
Bodemplanten en ondergedoken waterplanten in het onderste deel van de waterkolom 50 % bedekking element of 100 m traject

[1] Bij een lijnvormig water wordt een representatief traject van 100 meter gekozen voor de monitoring. Bij grote niet-lijnvormige wateren wordt eveneens een traject van 100 meter langs de oever gekozen.

[2] Een natuurlijke oever is gevarieerd, heeft geen oeverbeschoeiing en heeft zowel flauwe als steile delen en plas-dras zones

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien de bedekking met kranswieren minimaal 50% is en minimaal 7 structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Midden”: indien de bedekking met kranswieren minimaal 50% is en minimaal 6 structuurelementen aanwezig zijn.
  • “Laag”: Indien niet aan de criteria voor de klasse “Midden” wordt voldaan.

Flora en fauna

Omdat het beheertype alleen uit grote en uitgestrekte kanswiervegetaties bestaat, zijn alleen kranswieren als indicatorsoort flora opgenomen. Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:

N04.01 Kranswierwater – Flora en fauna

Soortgroep Soorten
Planten: brakwaterkransblad, brokkelig kransblad, donker glanswier, doorschijnend glanswier, fijnstekelig kransblad, gebogen kransblad, groot boomglanswier, harig kransblad, klein boomglanswier, klein glanswier, kleinhoofdig glanswier, kraaltjesglanswier, kroontjeskransblad, kustkransblad, puntdragend glanswier, ruw kransblad, sierlijk glanswier, stekelharig kransblad, sterkranswier, teer kransblad, vertakt boomglanswier, vruchtrijk glanswier.
Vissen: bittervoorn, kleine modderkruiper, kwabaal, paling, rivierdonderpad, riviergrondel, ruisvoorn, snoek, tiendoornige stekelbaars, vetje
Libellen: (grote plassen en kanalen:) kanaaljuffer, plasrombout; (laagveenwateren:) bruine korenbout, gevlekte witsnuitlibel, glassnijder (kritisch), groene glazenmaker, grote roodoogjuffer (mijdt kroossloten en houdt niet van schoning), viervlek, vroege glazenmaker (kritisch), vuurjuffer

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra soorten uit bijlage 3 gerekend worden, indien deze voorkomen in het beheertype.

Er is nog onduidelijkheid over kranswieren in brak water. Volgens de huidige definitie valt het brakke water onder kranswierwater als kranswieren dominant zijn. Brakwater kranswieren zijn daarom opgenomen onder kranswierwater (bij brak water tellen ze mee als soorten uit bijlage 2).

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 4 kwalificerende plantensoorten, 5 kwalificerende vissoorten en 3 kwalificerende libellensoorten voorkomen.
  • “Midden”: indien minimaal 2 kwalificerende plantensoorten, 3 kwalificerende vissoorten en 2 libellensoort voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
  • “Laag”: indien niet aan de criteria voor de klasse “Midden” wordt voldaan.

Milieu- en watercondities

N04.01 Kranswierwater- Hydrologie

Variabele Hoog Midden Laag
Kwel/wegzijging Geen kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied Matige kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied (bijv. polder) Grote kunstmatige invloed op kwel en infiltratie in het beheergebied (bijv. diepe polder of wegzijging naar nabij gelegen diep water)
Aanvoer Aanvoer wordt niet gereguleerd door stuwen, sluizen en/of gemalen, volgt natuurlijk te verwachtenvariatie Beperkt gereguleerd maar volgt hoofdzakelijk een natuurlijk te verwachten variatie (neerslag pieken) Volledig gereguleerd
Afvoer Afvoer wordt niet gereguleerd door stuwen, sluizen en/of gemalen, volgt natuurlijk te verwachten variatie Beperkt gereguleerd maar volgt hoofdzakelijk een natuurlijk te verwachten variatie (neerslag pieken) Volledig gereguleerd
Waterstand Waterstanden worden niet gereguleerd en volgen de natuurlijk te verwachten variatie Waterstand wordt gereguleerd maar is onder invloed van piekafvoeren of lage waterstanden. Gereguleerde dynamiek, bijv. flexibel peilbeheer in poldersysteem Waterstand is volledig gereguleerd, geautomatiseerde bemaling, gereguleerde inlaten, omgekeerd peilbeheer t.b.v. landbouw

Chemie en doorzicht

N04.01 Kranswierwater – Chemie en doorzicht

Variabele Hoog Midden Laag
pH 5,7 – 9,2 5,0-5,7/9,2-9,5 ≤5,0/≥9.5
Totaal P (mg P/l) ≤ 0,01 0,01-0,02 ≥ 0,02
Totaal N (mg N/l) ≤ 1,3 1,3-1,9 ≥1,9
Chloride (mg Cl/l) ≤ 9000 ≥9000 ≥ 200
Doorzicht (m) ≥0,9 0,9-0,6 ≤0,6
Kritische stikstofdepositie – hogere zandgronden (kg N/ha/jaar) 5,8
Kritische stikstofdepositie – laagveen (kg N/ha/jaar) 30

Kwaliteitsbepaling

Hydrologie

  • “Hoog”: indien minstens 3 variabelen in de klasse “Hoog” vallen”.
  • “Midden”: indien niet aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag” wordt voldaan.
  • “Laag”: indien minstens 3 variabelen in de klasse “Laag” vallen.

Chemie en doorzicht

  • “Hoog”: indien minstens 5 variabelen in de klasse “Hoog” vallen.
  • “Midden”: indien niet aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag” wordt voldaan
  • “Laag”: indien minstens 4 variabelen in de klasse “Laag” vallen.

Totaal score van de deelscores van hydrologie en chemie:

  • “Hoog”: indien beide deelaspecten als ‘Hoog” worden beoordeeld
  • “Midden”: indien de totaalbeoordeling niet aan de criteria voor de klassen “Hoog” of “Laag” voldoet
  • “Laag”: indien beide deelaspecten als “Laag” worden beoordeeld, of één “Laag” en één “Midden”

Ruimtelijke condities

N04.01 Kranswierwater – Ruimtelijke condities

Kenmerk Hoog Midden Laag
Gemiddelde oppervlakte per water binnen natuurgebied ≥5% ≥2% <2%
Aantal elementen binnen natuurgebied >3 2-3 1

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien beide categorieën Hoog scoren.
  • “Midden”: alle overige opties.
  • “Laag”: indien beide categorieën “Laag” scoren, of 1 “Laag” en 1 “Midden”.

Monitoring

N04.01 Kranswierwater – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Structuurelementen Bepaling bedekking 6 jaar
Planten Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Vissen Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Libellen Inventarisatie kwalificerende adulten

Inventarisatie kwalificerende larven

3 jaar

6 jaar

Hydrologie GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar
Chemie Watermonster analyse 6 jaar
Stikstofdepositie Opvragen stikstofdepositie 6 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar
Vegetatie Vegetatiekartering 12 jaar