Veelgestelde vragen
Hieronder: PAS-meldingen Stikstofregistratiesysteem Vergunningen Salderen AERIUS Natura 2000 Stikstofdepositie Stikstofmaatregelen Monitoring PAS-uitspraak
PAS-meldingen
Lees ook meer informatie op de pagina ‘omzetten PAS-meldingen’.
1. Tot wanneer kan ik mijn gegevens aanleveren?
Het blijkt een hele opgave om de gevraagde gegevens aan te leveren om de PAS-melding om te kunnen zetten in een vergunning. Daarom is de mogelijkheid geboden dit tot uiterlijk 30 april 2021 te doen. Waar mogelijk heeft het de voorkeur om de gegevens eind januari 2021 aan te leveren in verband met ieders wens om de meldingen zo snel mogelijk om te zetten in een vergunning.
2. Ik heb mijn gegevens aangeleverd. Wat nu?
Na het versturen controleert het bevoegd gezag uw gegevens. Mochten de gegevens niet compleet zijn dan neemt het bevoegd gezag contact met u op.
3. Wanneer precies wordt mijn melding opgelost?
We doen er alles aan om zoveel mogelijk meldingen zo snel mogelijk in vergunningen om te zetten. Belangrijk is dat de vergunning die wordt afgegeven maximale zekerheid biedt. Daarom kan de vergunning pas worden afgegeven als de effecten van de stikstofmaatregelen vaststaan. Pas dan is er depositieruimte beschikbaar die voor de meldingen kan worden ingezet. De eerste meldingen kunnen naar verwachting in mei 2021 in vergunningen worden omgezet.
4. Wordt er bij het oplossen onderscheid gemaakt tussen verschillende sectoren?
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen verschillende sectoren.
5. Ik ben bezig met een vergunningaanvraag en het beeld is dat deze via deze route kan worden verkregen, moet ik deze lopende aanvraag doorzetten?
De keuze om slechts één of beide trajecten te doorlopen is aan u. Het is niet mogelijk om voor twee gelijke beoogde situaties twee aanvragen te hebben lopen. U moet de aanvragen dan samen te voegen of één aanvraag in te trekken. Vraag uw bevoegd gezag wat in uw situatie verstandig is, bijvoorbeeld in het kader van leges.
Wanneer er sprake is van twee verschillende beoogde situaties, kunt u ook beide aanvragen apart doorlopen. U vergroot daarmee de kans op een snelle vergunning. Wanneer u een vergunning verkrijgt vanuit uw eigen aanvraag zal dit wel effect hebben op het traject inzake de meldingen. In ieder geval verandert de referentiesituatie, maar mogelijk kunt u ook niet langer aan het traject meedoen.
6. Geldt mijn op te lossen melding nu als referentiesituatie?
Momenteel is de melding nog niet omgezet in een vergunning en kan deze niet dienen als referentie. Indien de melding een aanvulling is op een eerder verleende Wnb-vergunning dan geldt deze Wnb-vergunning nog steeds als referentie. Anders bestaat de referentie uit de milieutoestemming(en) op de referentiedata van de Natura 2000-gebieden, eventueel vervangen door een latere milieutoestemming met een lagere depositie. Zie voor meer informatie over het bepalen van de referentiesituatie deze pagina. Op aanvullingen die met de melding samenhangen zal niet actief worden gehandhaafd.
7. Ik heb nog geen brief ontvangen. Klopt dat?
Ja, dat kan kloppen. Een deel van de PAS-melders ontvangt de brief per post halverwege de maand november 2020. Alle PAS-melders ontvangen vlak na 6 november 2020 een e-mailbericht van het ministerie van LNV met dezelfde inhoud als de schriftelijke brief. PAS-melders die helemaal niets hebben ontvangen, kunnen de brief alsnog opvragen via het contactformulier van het Informatiepunt Stikstof en Natura 2000.
PAS-melders die eerder hebben aangegeven hun PAS-melding niet te willen omzetten naar een vergunning, ontvangen geen brief en geen e-mailbericht en hoeven geen gegevens aan te leveren.
8. Ik heb 2 brieven ontvangen. Wat moet ik doen?
In de verzending van de brieven hebben een aantal adressen in Flevoland twee brieven gekregen. Als u initiatiefnemer bent in de provincie Flevoland, dan is alleen de brief met het AERIUS-kenmerk voor u van belang.
9. Hoe kan ik iemand machtigen om mijn gegevens door te geven?
Deze informatie staat op Inloggen en machtigen op mijn.rvo.nl onder het tabblad: Iemand machtigen. Houd er rekening mee dat degene die u wilt machtigen een registratie bij RVO moet hebben.
10. Ik heb een emissiearmere situatie gerealiseerd dan in mijn oorspronkelijke melding. Welke situatie wordt vergund?
Naar verwachting kunnen wij begin december op deze plaats toelichten wanneer een emissiearmere situatie gelegaliseerd kan worden, als ook op welk moment deze situatie gerealiseerd moet zijn.
Stikstofregistratiesysteem
1. Waarom komt er een stikstofregistratiesysteem?
Zolang de stikstofdepositie in gevoelige natuurgebieden te hoog is, is de ruimte om vergunningen te verlenen beperkt. Een registratiesysteem geeft het bevoegd gezag inzicht in de te vergunnen stikstofruimte. Het registreert per gebied de effecten van de maatregelen die de stikstofdepositie naar beneden moet brengen. Zo wordt duidelijk waar ruimte ontstaat voor het verlenen van vergunningen, in eerste instantie voor de woningbouw en een beperkt aantal grote wegenprojecten, en welk gedeelte van de gereduceerde stikstofdepositie ten goede komt aan de natuur.
2. Hoe werkt het stikstofregistratiesysteem?
Voorwaarde voor het systeem is dat er eerst stikstofruimte wordt gecreëerd door maatregelen die de stikstofneerslag verminderen zoals de verlaging overdag van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 100 km/uur/ Vervolgens kan een deel van die ruimte (maximaal 70%) worden besteed aan ruimtelijke ontwikkelingen. De overige 30% is bestemd voor de reductie van stikstof en komt daarmee ten goede aan de natuur.
3. Werkt het stikstofregistratiesysteem landelijk of per Natura 2000-gebied?
Via het stikstofregistratiesysteem worden per Natura 2000-gebied de effecten van stikstofmaatregelen geregistreerd. Zo wordt helder waar en hoeveel ruimte er ontstaat voor ontwikkeling.
4. Waarom is het stikstofregistratiesysteem alleen bedoeld voor woningbouw en infrastructuur?
In deze sectoren is de nood hoog. De vraag naar meer woningen is bijvoorbeeld groot. In de bouwsector staan acuut banen op de tocht en dreigen bedrijven failliet te gaan. De woningbouwsector en een aantal infrastructurele projecten krijgen daarom als eerste de vrijgekomen ruimte toebedeeld om nieuwe projecten en activiteiten op te starten.
5. Hoeven aanvragers van vergunningen voor woningbouw of infrastructuur niet meer de mogelijkheden na te gaan voor in- en extern salderen?
Het is verstandig om dit juist wel te doen. Naast de mogelijkheden die het registratiesysteem biedt, zijn er namelijk ook andere manieren om een natuurvergunning te krijgen. Goed om te weten is dat een vergunning in het kader van de Wet Natuurbescherming – op het aspect stikstof – niet nodig is als er geen sprake is van significant negatieve effecten van het project op Natura 2000- gebieden door stikstofdepositie. Dit wordt beoordeeld met behulp van een ecologische toets. Aanvullend bieden aanpassingen binnen of buiten een project of locatie (intern en extern salderen) mogelijkheden om een vergunningaanvraag te onderbouwen. Een laatste mogelijkheid om een natuurvergunning te krijgen biedt de zogenaamde ADC-toets. Om die laatste toets succesvol te doorlopen moet er sprake zijn van het ontbreken van alternatieven, een dwingende reden van groot openbaar belang en moet de schade aan de natuur gecompenseerd worden.
6. Op welke wijze kan ik een beroep doen op het stikstofregistratiesysteem?
U kunt bij uw vergunningsaanvraag aangeven dat u gebruik wilt maken van het stikstofregistratiesysteem. Dit kan worden aangegeven op het (digitale) aanvraagformulier of via een schriftelijk aanvulling bij uw aanvraag.
7. Wie mag beroep doen op depositieruimte in het stikstofregistratiesysteem?
Iedereen mag in principe een aanvraag indienen, zolang deze voldoet aan de omschrijving in de wijziging van de Regeling natuurbescherming artikel 2.2. Wel wordt geadviseerd om eerst te kijken naar de mogelijkheden met betrekking tot intern en extern salderen, om de beperkte ruimte in het stikstofregistratiesysteem spaarzaam te benutten.
Let op: niet alle aanvragen komen in aanmerking voor ruimte uit het stikstofregistratiesysteem. Het gaat hierbij uitsluitend om woningbouw gerelateerde projecten. Zie voor meer informatie ook Artikel 2.2 van de regeling Natuurbescherming.
8. Als er nu geen ruimte is voor mijn project wordt mijn project dan op een wachtlijst geplaatst?
Nee, er is geen wachtlijst. Als er in het stikstofregistratiesysteem geen beschikbare depositieruimte is voor een project, dient u andere opties te verkennen zoals; intern of extern salderen of de ADC-toets. Zie voor meer informatie hierover de pagina Vergunningen en Toestemmingsbesluiten.
9. Waar kan ik terecht als ik meer wil weten over het aanvragen van een vergunning of het stikstofregistratiesysteem?
Voor algemene vragen kunt u terecht bij de helpdesk van het informatiepunt Stikstof en Natura2000. Voor vragen over een specifieke aanvraag kunt u terecht bij het bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de provincie of de gemeente.
10. Het stikstofregistratiesysteem is in de eerste plaats bedoeld voor woningbouw, maar daarnaast ook voor zeven infraprojecten. Hoe worden deze onderling geprioriteerd?
De belangenafweging tussen MIRT-projecten (hier is het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat het bevoegd gezag) en woningbouw (de provincie is hier het bevoegd gezag) wordt gemaakt door het ministerie en de provincies.
Vergunningen
1. Welke routes zijn ervoor het verkrijgen van een toestemmingsbesluit voor een activiteit in het kader van de Wet natuurbescherming?
Er zijn twee routes om natuurtoestemming aan te vragen voor een project. De ene is de aanvraag van een Wnb-vergunning. Deze wordt meestal aangevraagd bij de provincie. De andere is een omgevingsvergunning en deze wordt aangevraagd bij de gemeente. De Wnb-vergunning gaat zoals de naam al zegt specifiek alleen over de toetsing aan de Wet natuurbescherming. De omgevingsvergunning is een bredere aanvraag, hierin worden ook andere zaken meegenomen. Als onderdeel hiervan wordt ook een verklaring van geen bedenkingen opgevraagd bij de provincie waarbij op de Wnb wordt getoetst.
2. Hoe lang duurt het - na het indienen van de aanvraag – voordat de er een besluit is?
De beslistermijn voor een natuurvergunning is 13 weken, met een mogelijke verlenging van zeven weken. In het geval dat de natuurtoestemming deel uitmaakt van de aanvraag omgevingsvergunning geldt een beslistermijn van 26 weken, met een mogelijke verlenging van zes weken.
3. Kan ik uitbreiden binnen mijn bestaande natuurvergunning?
Zolang de activiteit binnen de geldende natuurtoestemming valt, is dat mogelijk.
4. Hoe weet ik of ik een (nieuwe) vergunning nodig heb?
Dat hangt ervan af of u iets wilt wijzigen en wat uw huidige situatie en vergunning is. Via deze pagina kunt u bepalen of u een (nieuwe) Natuurbeschermingswetvergunning nodig heeft.
5. Wat zijn de actuele regels in mijn provincie met betrekking tot een natuurtoestemming?
Deze pagina toont de actuele provinciale beleidsregels voor intern of extern salderen. Let op, provincies kunnen afzonderlijk nog aanvullende beleidsregels hebben vastgesteld. Zie hiervoor de website van uw provincie.
6. Welke referentiesituatie geldt voor mijn project?
7. Mijn project zorgt voor stikstofdepositie, wat kan ik doen?
Als uit uw AERIUS-berekening blijkt dat uw project zorgt voor stikstofdepositie op een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied, kunt u allereerst kijken of er mogelijkheden zijn om de stikstofdepositie in uw project te beperken. Dit kan bijvoorbeeld door inzet van elektrische voertuigen of door de logistiek van aan en afvoer van materieel efficiënter te maken. Blijft uw project zorgen voor stikstofdepositie, zie dan deze pagina voor meer opties.
8. Wie kan mij helpen met mijn aanvraag voor een woningbouwproject?
Een vergunning voor woningbouw kan aangevraagd worden op basis van het stikstofregistratiesysteem. Daarnaast kan het Expertteam Woningbouw en stikstofproblematiek gemeenten helpen bij concrete projecten, ook als stikstof de knellende factor is. Het expertteam ondersteunt gemeenten bij het proces en denkt inhoudelijk mee. Initiatiefnemers kunnen eventuele knelpunten aan het Expertteam doorgeven.
9. Wie is het bevoegd gezag bij een vergunningaanvraag voor de wet natuurbescherming?
De vergunningaanvraag voor de Wet Natuurbescherming dient ingediend te worden bij de provincie waarbinnen de activiteit plaatsvindt.
10. Waarop toetst het bevoegd gezag bij een vergunningaanvraag in het kader van de wet natuurbescherming?
De provincie neemt alle Natura 2000-gebieden waar de activiteit een toename van stikstofdepositie veroorzaakt mee in de toetsing. Ook als deze gebieden in andere provincies liggen. De vergunning wordt dan verleend in overeenstemming met die andere provincies. Indien het een activiteit betreft die is opgenomen in artikel 1.3 van het Besluit natuurbescherming is de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) het bevoegd gezag.
11. Is een project met alléén kleine tijdelijke deposities in de aanlegfase vergunningplichtig?
In de aanlegfase van een project wordt materieel ingezet dat slechts tijdelijk stikstofemissie veroorzaakt. In een voortoets kan voor een aantal gevallen onderbouwd worden dat kleine, tijdelijke deposities, van tijdelijke bronnen, binnen het project op zichzelf en bij elkaar opgeteld, op voorhand niet kunnen leiden tot significant negatieve effecten. Hierbij kan als uitgangspunt worden gehanteerd dat een project met alléén kleine tijdelijke deposities in de aanlegfase kleiner dan of gelijk aan 0,05 mol N/ha/jaar gedurende maximaal 2 jaar (of een equivalent hiervan) in beginsel niet vergunningplichtig is voor het aspect stikstofdepositie. Deze lijn geldt voor alle vormen van tijdelijke emissies in de aanlegfase, in de praktijk zal dit met name mobiele werktuigen en de aan-/afvoer van materiaal en materieel betreffen.
Indien de stikstofdepositie in de aanlegfase groter is dan 0,05 mol N/ha/jaar gedurende maximaal 2 jaar, of indien er sprake is van een depositiebijdrage in de gebruiksfase op een door stikstof overbelaste locatie in een Natura 2000-gebied, dan kan wel sprake zijn van een vergunningplicht op het gebied van stikstof.
12. Als uit de AERIUS-berekening 0,00 komt, wat moet ik dan doen?
Met de AERIUS Calculator kunt u de stikstofdepositie van uw beoogde project berekenen. Als op geen enkel Natura 2000-gebied de bijdrage hoger is dan 0,00 mol/ha/j (en er is geen gebruik gemaakt van salderen) dan is er geen toestemming benodigd op het gebied van stikstof in kader van de Wet Natuurbescherming. U hoeft dan geen Natuurbeschermingswetvergunning aan te vragen voor het aspect stikstof. We adviseren u om de AERIUS-berekening wel te bewaren.
13. Moet ik een vergunning aan te vragen voor beweiden?
Provincies hanteren als uitgangspunt dat geen Wnb-vergunningplicht geldt voor beweiden. Dit geldt voor alle diercategorieën. Dit is overeenkomstig met de bestuurlijke afspraken naar aanleiding van het advies van de commissie Remkes over beweiden.
U dient een vergunning aan te vragen voor de stalemissies en hoeft beweiden hierin niet mee te nemen. Het gebruikmaken van de reductie op stalemissies vanwege beweiden blijft mogelijk, dit is opgenomen in de RAV-codes.
Salderen
Provinciale beleidsregels
1. Wat is de status van de beleidsregels?
Een overzicht van de provinciale beleidsregels vindt u hier.
2. Waar gaat het om bij de beleidsregels?
Rijk en provincies hebben op het niveau van toestemmingsverlening afgesproken hoe ze het stikstofprobleem willen aanpakken. De afspraken gaan met name over de beleidsregels waarbij ondernemers hun vergunde emissie kunnen verkopen aan een ander bedrijf (extern salderen) of binnen het bedrijf kunnen overdragen (intern salderen).
3. Wat betekenen deze beleidsregels voor bestaande vergunningen?
Er verandert niets aan bestaande vergunningen voor bedrijven en boeren waarvan de bedrijfsvoering niet verandert.
4. Wat betekenen deze beleidsregels voor initiatiefnemers die wel een vergunning nodig hebben?
Een initiatiefnemer die wel een vergunning nodig heeft, bijvoorbeeld om uit te breiden of voor aanleg van een weg of windpark, heeft mede dankzij deze beleidsregels twee opties om ervoor te zorgen dat de neerslag van stikstof (stikstofdepositie) niet toeneemt: intern salderen of extern salderen. Bij intern salderen maakt een bedrijf stikstofruimte vrij binnen het eigen project of op de eigen locatie, bij extern salderen neemt een bedrijf stikstofruimte over van een ander bedrijf dat geheel of gedeeltelijk stopt. Dit geldt overigens ook voor projecten die nog in de planfase zijn. Een bijzondere vorm van extern salderen is verleasen. Bij verleasen neemt een bedrijf stikstofruimte tijdelijk over van een ander bedrijf. Wat de voorwaarden zijn kunt u terugvinden op de pagina over extern salderen, handreiking salderen en in de beleidsregels intern en extern salderen van de provincies.
5. Wanneer mogen veehouderijen met dier- en fosfaatrechten ook worden ingezet voor extern salderen volgens de beleidsregels?
Dier- en fosfaatrechten maken nog niet in elke provincie onderdeel uit van deze beleidsregels. Dit wordt gefaseerd opengesteld per provincie. Zie voor de huidige status de pagina beleidsregels intern en extern salderen.
6. Wat lossen deze beleidsregels op in het stikstofverhaal?
Voor initiatiefnemers is meer duidelijkheid gekomen over intern en extern salderen. Dit maakt het voor initiatiefnemers die een project willen wijzigen of een nieuw project willen starten waar stikstof bij vrij komt, duidelijk op welke voorwaarden het mogelijk is om dat te doen. Hoe dat kan, staat in de beleidsregels intern en extern salderen en in de handreiking salderen.
7. Wat betekenen deze beleidsregels voor de natuur?
Bij het afgeven van vergunningen voor stikstof, waarbij gebruik wordt gemaakt van extern salderen, is de basis dat bij alles wat we doen, dat 30% ten goede komt aan de natuur. Het terugdringen van de stikstofdepositie vormt sowieso bij alle maatregelen die worden genomen het uitgangspunt.
8. Waarom zijn er aanpassingen gedaan in de beleidsregels?
De bestaande beleidsregels hadden in de praktijk enkele onbedoelde effecten. Met de aanpassingen in de nieuwe beleidsregels worden deze effecten opgeheven.
9. Welke aanpassingen zijn in het verleden gedaan in de beleidsregels?
De volgende inhoudelijke aanpassingen zijn in de beleidsregels doorgevoerd:
- In bepaalde gevallen wordt intern salderen mogelijk, ook al is de bestaande bebouwing al gesloopt. Voorwaarde is een rechtstreeks verband tussen de beëindiging van een activiteit (met gesloopte gebouwen) en het voornemen voor een nieuwe activiteit op de betreffende locatie. Vooral woningbouwprojecten stuitten op de bepaling in de beleidsregels, dat intern salderen alleen kan als de bestaande bebouwing nog niet is gesloopt. Dit onbedoelde effect wordt nu gerepareerd.
- Deelnemers aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen kunnen eenmalig maximaal 15% stikstofruimte houden om op hun locatie te kunnen doorstarten met andere bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde intensieve veehouderij. Dit biedt deze ondernemers toekomstperspectief.
- De beleidsregels worden aangevuld met een artikel over het stikstofregistratiesysteem (SSRS), waarin onder andere wordt bepaald dat de provincies uitgaan van volledige aanvragen om voor prioritering voor stikstofruimte uit het SSRS in aanmerking te komen.
Intern salderen
10. Het Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt over intern salderen. Wat is intern salderen?
Stel je voor: je wilt als ondernemer je bedrijf uitbreiden. Dan mag je, ondanks die uitbreiding niet meer depositie veroorzaken op stikstofgevoelige natuur in Natura 2000-gebieden. Dat kan door je bedrijf zo aan te passen dat de stikstof-uitstoot hetzelfde blijft, ondanks dat het bedrijf uitbreidt, bijvoorbeeld door het installeren van emissiearme technieken (bijvoorbeeld mestschuiven). Je lost het probleem van stikstof dus binnen het eigen project op: intern salderen.
11. Welke regels gelden er als een ondernemer gebruik wil maken van intern salderen?
De regels van intern salderen zijn van toepassing wanneer je als ondernemer een natuurvergunning moet aanvragen, omdat het bedrijf bijvoorbeeld wordt uitgebreid. Voor het toekennen van deze natuurvergunning is het volgende leidend:
- Er mag alleen gebruik gemaakt worden van de vergunde emissie voor de gerealiseerde capaciteit. Dit wil zeggen de installaties en gebouwen die daadwerkelijk zijn gebouwd.
- Stikstofemissie van een installatie of gebouw die nooit is gerealiseerd, mag niet worden ingezet om mee te salderen.
- Onder eventuele voorwaarden kan intern gesaldeerd worden met gebouwen die gesloopt zijn.
12. Als ik gebruik wil maken van intern salderen, hoe toon ik dan aan dat mijn stikstof-depositie gelijk blijft?
De stikstofdepositie van bedrijven kan worden vastgesteld met de AERIUS Calculator. Daarmee kan tevens worden aangetoond dat de stikstofdepositie gelijk blijft door een verschilberekening te maken. In het geval van een uitgebreide procedure kan het om 26 weken gaan.
13. Waar moet ik een vergunning aanvragen als ik mijn bedrijf wil uitbreiden en gebruik maak van intern salderen?
Vergunningen kun je aanvragen bij provincies of gemeenten. Een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming zal in de meeste gevallen bij de provincie moeten worden aangevraagd. De omgevingsvergunning bij de gemeente. Het is ook mogelijk de natuurtoestemming hierin mee te nemen; de gemeente zal de provincie dan verzoeken om een verklaring van geen bedenkingen.
14. Hoe lang duurt het voor de vergunning wordt verleend?
Voor een besluit op een aanvraag geldt een behandeltermijn van 13 weken.
15. Zijn er kosten verbonden aan intern salderen?
Aan intern salderen zijn, naast de kosten voor bijvoorbeeld de emissiearme technieken, geen andere kosten verbonden dan voor het aanvragen van de vergunning (de leges). De kosten hiervoor verschillen per provincie.
16. In sommige gevallen kunnen bedrijven en boeren volledig gebruik maken van de vergunde capaciteit bij intern salderen. Hoe zit dat?
Als een ondernemer minder gerealiseerd heeft dan in de vergunning staat, dan wordt het verschil in ruimte tussen vergunning en realisatie in principe ingenomen bij een wijziging van de bedrijfsvoering. Er zijn uitzonderingen. Wanneer een bedrijf aantoonbare stappen heeft gezet, of investeringen heeft gedaan om deze ruimte te vullen, zijn er mogelijkheden om daarvan af te wijken. Dat geldt ook voor bedrijven die innovatieve stikstofemissie reducerende technieken toepassen, projecten die noodzakelijk zijn voor de realisatie van doelen in een Natura 2000-gebied en voor projecten van algemeen belang of voor de nationale veiligheid, zoals dijkaanleg.
17. Heeft u voorbeelden om de werking van intern salderen te illustreren?
Jazeker, onderstaande drie voorbeelden gaan over veehouderijbedrijven, maar de werking van intern salderen is gelijk voor andere type bedrijven.
Voorbeeld 1:
De situatie
U wilt één van uw verouderde stallen vervangen voor een nieuwe, moderne stal met de nieuwste emissiearme technieken. U heeft een melkveehouderij met een natuurvergunning voor twee stallen. De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. De nieuwe stal die u wilt bouwen ter vervanging van de oude, heeft wederom een capaciteit van 100 koeien. Hier is een nieuwe natuurvergunning voor nodig. U wilt hiervoor intern salderen om de vereiste stikstofruimte voor de nieuwe stal en natuurvergunning beschikbaar te maken.
Hoe werkt dit?
U kunt de volledige emissie van de stal die vervangen wordt gebruiken voor de nieuwe stal en de daarvoor benodigde vergunning. Het uitgangspunt is daarbij een capaciteit van 100 koeien per stal met de daarbij behorende emissie.
De hoeveelheid emissie wordt berekend volgens het Besluit emissiearme huisvesting (Beh).
Als de nieuwe stal gebruik maakt van nieuwe technieken die de stikstofuitstoot verlagen, kan het zijn dat er meer dan 100 koeien gehouden kunnen worden binnen de stal. Dat kan wanneer met de extra koeien de stikstofdepositie door stikstofemissieverlagende technieken niet hoger wordt dan die in de vergunde situatie.
Voorbeeld 2:
De situatie
U heeft een veehouderij en wilt overschakelen op een andere diersoort. U heeft een melkveehouderij met een vergunning voor twee stallen. De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Hoewel er een vergunning is voor twee stallen, is er nog maar één stal gebouwd. In deze stal staan 90 koeien. De tweede stal is in aanbouw. Omdat u wilt overschakelen op een andere diersoort, is een nieuwe vergunning nodig. U wilt hiervoor gebruik maken van intern salderen.
Hoe werkt dit?
U kunt de volledige vergunde emissie voor de twee stallen á 100 koeien benutten voor de omschakeling naar een andere diersoort. Dit kan omdat de stal al in aanbouw is. Ook al is de tweede stal nog in aanbouw.
De hoeveelheid emissie die beide stallen bieden voor het omschakelen naar een andere diersoort, wordt berekend volgens het Besluit emissiearme huisvesting (Beh).
Voorbeeld 3:
De situatie
U wilt doorgroeien met uw melkveehouderij. U heeft een melkveehouderij met een natuurvergunning voor twee stallen. De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Deze twee stallen zijn ook daadwerkelijk gebouwd. Elke stal bevat op dit moment 80 koeien. U wilt doorgroeien naar 100 koeien per stal.
Hoe werkt dit?
U kunt de doorgroei zonder een nieuwe aanvraag voor een natuurvergunning realiseren tot de vergunde capaciteit bereikt is. In dit geval is de vergunde capaciteit 100 koeien per stal. U kunt zonder beperkingen uitbreiden tot 100 koeien per stal.
Extern salderen
18. Het Rijk en provincies hebben afspraken gemaakt over extern salderen. Wat is extern salderen?
U wilt als ondernemer uw bedrijf uitbreiden. Om een natuurvergunning te krijgen, kunt u ondanks die uitbreiding, niet meer stikstof uitstoten. Indien het niet mogelijk is dit via intern salderen te regelen, dan kunt u dit oplossen door bijvoorbeeld een bedrijf op te kopen van een ondernemer die stopt. U kunt dan de stikstofemissie van dat bedrijf overnemen en daar tot 70% van gebruiken. U lost het probleem buiten uw eigen bedrijf op: extern salderen. Wanneer hierdoor de totale stikstofdepositie niet groter wordt, kan een vergunning worden verleend.
19. Wat zijn saldo-gevers en saldo-ontvangers?
Het bedrijf dat (deels) stopt en stikstofemissie overdraagt aan een ander, noemen we de ‘saldogever’. Het bedrijf dat de stikstofemissie verkrijgt noemen we de ‘saldo-ontvanger’.
20. Welke regels gelden er als een ondernemer gebruik wil maken van extern salderen?
De regels van extern salderen zijn van toepassing wanneer je als ondernemer/initiatiefnemer een natuurvergunning moet aanvragen omdat je bedrijf bijvoorbeeld wordt uitgebreid. Voor het toekennen van deze natuurvergunning geldt dat saldo-nemende bedrijven tot 70% van de gerealiseerde capaciteit van de saldo-gever mag gebruiken. De overige 30% wordt ingetrokken en komt ten goede aan de natuur.
21. Wie controleert uiteindelijk hoeveel stikstof ik uitstoot?
De handhaving en controle van de uitstoot door bedrijven wordt door de gebruikelijke organisaties uitgevoerd, zoals de NVWA. Provincies hebben hun eigen uitvoeringsdiensten die toezien op naleving van verstrekte vergunningen.
22. Is er bij overname van een bedrijf ook sprake van extern salderen en daarmee afroming van vergunde ruimte en dier- of fosfaatrechten?
Nee, als een bedrijf door iemand anders gekocht of overgenomen wordt, en het bedrijf wordt op dezelfde manier voortgezet, dan is er geen sprake van extern salderen en vindt dus ook geen afroming plaats. Het bedrijf kan gewoon doorgaan op basis van de bestaande vergunning.
23. Heeft u voorbeelden om de werking van extern salderen te illustreren?
Jazeker, onderstaande vier voorbeelden illustreren de werking van extern salderen. De voorbeelden betreffen veehouderijbedrijven, maar de werking van extern salderen is gelijk voor andere bedrijven.
Voorbeeld 1
De situatie
U wilt stoppen met uw melkveehouderij. De vergunde emissieruimte wilt u verkopen. U heeft een melkveebedrijf met een natuurvergunning voor twee stallen.
De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Deze twee stallen zijn ook daadwerkelijk gebouwd. Elke stal bevat op dit moment 80 koeien.
Hoe werkt dit?
U kunt de emissie van de twee stallen overdragen aan een ander bedrijf. Dit bedrijf mag maximaal 70% van uw totale emissie gebruiken en uw eigen vergunning wordt ingetrokken.
Voorbeeld 2
De situatie
U wilt een deel van uw melkveehouderij beëindigen. De vergunde emissieruimte daarvan wilt u verkopen. U heeft een melkveehouderij met een natuurvergunning voor twee stallen.
De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Deze twee stallen zijn ook daadwerkelijk gebouwd. Elke stal bevat op dit moment 80 koeien.
Hoe werkt dit?
U kunt de emissie van de stal waarmee u stopt, overdragen aan een ander bedrijf. Dit bedrijf mag alléén van de stal die u overdraagt, 70% van de emissie overnemen. Daarbij wordt de stikstofruimte van 100 dieren aangehouden, aangezien dat de gerealiseerde capaciteit is. Ongeacht het feit dat er 80 dieren in uw stal staan.
Voorbeeld 3
De situatie
U wilt stoppen met uw melkveehouderij. De vergunde emissie wilt u verkopen. U heeft een melkveehouderij met een natuurvergunning voor twee stallen.
De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Hoewel er een vergunning is voor twee stallen, is er nog maar één stal gebouwd. In deze stal staan 90 koeien. De tweede stal is in aanbouw.
Hoe werkt dit?
U kunt de emissie van de gerealiseerde stal, overdragen aan een ander bedrijf. Dit bedrijf mag alléén van de stal die al is gebouwd, 70% van de emissie overnemen. Daarbij wordt de emissie van 100 koeien aangehouden, gezien dat de gerealiseerde capaciteit is. Ongeacht het feit dat er op het moment 90 koeien in staan.
De emissie van de tweede stal die nog in aanbouw is, kan niet worden ingezet voor salderen.
Voorbeeld 4:
De situatie
U wilt stoppen met uw melkveehouderij. De vergunde emissie wilt u verkopen. U heeft een melkveehouderij met een natuurvergunning voor twee stallen.
De vergunde capaciteit van deze stallen is 100 koeien per stal en de daarbij behorende emissie. Eén van de stallen is in gebruik en daar staan 90 koeien in. De andere stal wordt gebruikt als opslagruimte en er staan 50 koeien in.
Hoe werkt dit?
U kunt de emissie van beide stallen overdragen aan een ander bedrijf. Dit bedrijf mag 70% van de emissie voor deze twee stallen overnemen. Dit is dus de emissie die hoort bij twee stallen met 100 koeien.
24. Welke provincies gaan extern salderen met veehouderijen wanneer openstellen?
Over het zorgvuldig (gefaseerd) openstellen van extern salderen met veehouderijen zijn de verschillende provincies al geruime tijd in overleg met betrokken sectoren. Op basis van dit overleg zullen verschillende provincies de komende weken extern salderen met veehouderijen mogelijk maken.
De provincies Noord-Brabant en Zeeland hebben het extern salderen opengesteld vanaf 15 september 2020. Andere provincies volgen in een later stadium.
25. Wat betekent het als één provincie extern salderen met veehouderijen wel openstelt en een andere provincie niet?
Initiatiefnemers moeten een natuurvergunning aanvragen bij hun eigen provincie die bevoegd gezag is voor de Wet natuurbescherming.
Als de eigen provincie extern salderen met veehouderijen heeft opengesteld, kunnen initiatiefnemers in die provincie in principe extern salderen met veehouderijen in die provincie.
Extern salderen met veehouderijen in andere provincies is afhankelijk van afstemming hierover tussen de provincie waar de vergunningaanvraag is gedaan (provincie A) en de andere provincie (provincie B). De provincies hebben dit afgesproken, omdat bij provinciegrensoverstijgend extern salderen provincie A de natuurvergunning moet verstrekken aan de saldo-ontvanger, maar dit enkel kan als provincie B de natuurvergunning intrekt van de veehouderij in deze provincie die saldogever is. Dit intrekken gebeurt niet automatisch en is ook niet vanzelfsprekend. Temeer als extern salderen met veehouderijen in provincie B nog niet is opengesteld.
Meld u bij voornemens om extern te salderen met een veehouderij altijd bij uw eigen provincie om na te gaan wat de mogelijkheden zijn en of een door u voorgenomen externe saldering kans van slagen heeft. Dit dient vroegtijdig te gebeuren om te voorkomen dat u verplichtingen aangaat met het risico dat u uiteindelijk geen natuurtoestemming kunt krijgen.
26. Waarom zijn er aanpassingen gedaan in de beleidsregels voor extern salderen?
Hiermee worden de mogelijkheden om extern te salderen verruimd.
27. Wat is verleasen?
Verleasen is een vorm van extern salderen. Meer informatie over verleasen is te vinden op de pagina over extern salderen en in de handreiking salderen.
28. Kan een perceel, dat op dit moment feitelijk en legaal wordt bemest, ingezet worden als bron voor interne of externe saldering?
Ja, dit is in beginsel mogelijk, mits de initiatiefnemer aantoont dat:
- het perceel op de relevante referentiedatum legaal bemest kon worden op grond van de meststoffenregelgeving en het bestemmingsplan;
- het perceel sinds de referentiedatum de agrarische bestemming heeft behouden;
- het aannemelijk is dat het perceel op en sinds de referentiedatum agrarisch in gebruik was (bijvoorbeeld met luchtfoto’s, RVO-data, MINAS data, verklaringen van grondgebruikers, of anderszins);
- de toegestane emissie van bemesting ten opzichte van de referentiedatum niet is toegenomen (dit kan op basis van objectieve algemene gegevens, zie kamerbrief);
- na het salderen met een bemest perceel niet verder wordt bemest.
Let op: dit is een afgestemde werkwijze van provincies en is nog niet getoetst door de rechter.
29. Hoe saldeer ik met een uit productie genomen bemest perceel?
De initiatiefnemer dient een berekening in AERIUS Calculator te maken en kan daarvoor gebruik maken van standaard kentallen. Klik hier voor deze kentallen.
Toelichting bij de kentallen
De kaart van Nederland is ingedeeld op basis van mestdeelgebieden. De initiatiefnemer kan het gebied opzoeken dat op zijn of haar situatie van toepassing is en dit aanklikken. Er verschijnt een id-nummer van het gebied en daaronder de NH3-emissie in kg/ha/jaar waarmee gerekend kan worden in AERIUS Calculator.
In AERIUS Calculator volgt de initiatiefnemer daarna de volgende stappen:
- Modelleer een vlakbron;
- Kies bij sector ‘Landbouw’ en vervolgens ‘Landbouwgrond’ en ‘Mestaanwending’, ‘dierlijke mest’;
- Vul onder ‘Emissie NH3’ de emissie in behorend bij het mestdeelgebied, vermenigvuldigd met het aantal hectare dat de vlakbron beslaat. Het aantal hectare is bovenaan de bron af te lezen.
(Disclaimer: de kentallen zijn afgeleid van de INITIATOR-data van RIVM en zijn een naar agrarische regio´s herleid gemiddelde. De cijfers worden de komende winter mogelijk iets aangepast n.a.v. nieuwe inzichten.)
AERIUS
1. Wat is AERIUS?
AERIUS is het instrument waarmee neerslag (depositie) van stikstof op Natura 2000-gebieden binnen Nederland wordt berekend, gemonitord en geregistreerd. AERIUS bestaat uit meerdere producten, elk gericht op een specifieke gebruikerstaak.
AERIUS Calculator is de rekenmachine van AERIUS. Via AERIUS Register worden aanvragen voor het Stikstof Registratiesysteem ingeboekt en verwerkt. AERIUS Monitor geeft informatie over de huidige en verwachte stikstofdepositie in de Natura-2000 Gebieden. AERIUS Scenario en Connect zijn ontwikkeld voor beleid en ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen. Alle AERIUS producten vindt u via www.aerius.nl.
2. Waar vind ik de AERIUS handleidingen?
De documentatie van AERIUS is grofweg op te delen in drie delen die elk een eigen functie hebben.
In de factsheets vind u achtergrondinformatie over data en rekenmethoden en wordt u doorverwezen naar verdiepende informatie.
In de handleiding voor de AERIUS Calculator en de andere AERIUS producten leest u hoe de applicatie werkt en hoe u een berekening kunt opzetten en starten.
Tenslotte is er de Instructie gegevensinvoer. Voor veel invoer in Calculator is er nog een stap nodig om deze ‘passend’ te maken bij de specifieke emissiebronnen die moeten worden doorgerekend, of is in ieder geval nog een beslissing nodig over hoe er met sommige praktijksituaties moet worden omgegaan. In de instructie gegevensinvoer vindt u de richtlijnen en afspraken die er op dit gebied zijn.
AERIUS 2020
3. Voor welke onderdelen van AERIUS geldt de actualisatie?
AERIUS Calculator, Register, Monitor, Scenario en Connect zijn gelijktijdig geactualiseerd op 15 oktober 2020.
4. Waarom wordt AERIUS Calculator geactualiseerd?
Met AERIUS Calculator kunnen initiatiefnemers het effect van projecten op de stikstofdepositie berekenen. AERIUS wordt ieder jaar geactualiseerd om nieuwe wetenschappelijke en ecologische inzichten in AERIUS Calculator te verwerken. Het RIVM gebruikt daarbij informatie van kennisinstituten als het Planbureau voor de Leefomgeving, CBS, TNO en het onderzoeksbureau van Universiteit Wageningen, eigen gegevens en de natuurgegevens van de voortouwnemers van de Natura 2000-gebieden.
5. Hoe vaak vindt actualisatie van AERIUS Calculator plaats?
De actualisatie vindt ieder jaar plaats. In geval van bijzondere omstandigheden kan een extra actualisatie tussentijds plaatsvinden.
6. Wat zijn de gevolgen van de actualisatie?
Bij elke actualisatie van AERIUS Calculator kunnen berekende deposities wijzigen door nieuwe inzichten, zoals nieuwe informatie over de emissiefactoren en natuurgegevens. Als de achtergronddepositie wijzigt, kan ook de mate van overbelasting wijzigen. De actualisatie kan gevolgen hebben op de toestemmingsverlening voor projecten en op andere processen, zoals de gebiedsgerichte aanpak.
7. Wat betekent de actualisatie voor de vergunningverlening?
Initiatiefnemers kunnen na de actualisatie andere uitkomsten van de berekeningen krijgen met de nieuwe versie van Calculator. Als het bevoegd gezag vóór 15 oktober nog geen definitief toestemmingsbesluit heeft genomen, moet de berekening opnieuw uitgevoerd worden met de nieuwe versie. Ook als het bevoegd gezag een definitief besluit heeft genomen, is er altijd nog een periode totdat dit besluit onherroepelijk is. Een definitief besluit kan dan worden aangevochten. Het kan dan nodig zijn dat de initiatiefnemer een herberekening uitvoert met de nieuwe versie.
8. Wat zijn de wijzigingen op hoofdlijnen?
Emissiefactoren
De standaard emissiefactoren voor wegverkeer, binnenvaart en zeescheepvaart, stallen en mobiele werktuigen zijn geactualiseerd. Voor mobiele werktuigen zijn ook emissiefactoren voor ammoniak en voor stationair draaien toegevoegd. Deze zijn in een excel spreadsheet toegankelijk gemaakt.
Rekenmodellen
AERIUS Calculator berekent de bijdrages aan de stikstofdepositie met het OPS-model of het SRM2-model. Beide modellen en bijbehorende achtergrondgegevens zijn in AERIUS 2020 geactualiseerd.
Natuurgegevens
De natuurgegevens zijn geactualiseerd in alle AERIUS producten. Het gaat dan om de grenzen van de Natura 2000-gebieden, de habitatkartering, de relatie tussen soorten en leefgebieden en de doelstellingen voor habitattypen en soorten.
Open data
De bestaande open data zijn geactualiseerd en uitgebreid met terreinkenmerken en bevaarbaarheidsklassen. Tevens is het hexagonengrid nu op verschillende zoomlevels beschikbaar.
Voor meer informatie over wat er in AERIUS versie 2020 is gewijzigd ten opzichte van de vorige versie verwijzen we u naar de release notes en de impactanalyse op de AERIUS-webpagina.
9. Wat zijn de effecten van de actuele emissiefactoren?
Emissiefactoren voor mobiele werktuigen zijn grotendeels hoger geworden. Ook zijn emissiefactoren voor ammoniak toegevoegd en nieuwe emissiefactoren voor stationair draaiende dieselwerktuigen. Daarnaast zijn er wijzigingen in de indeling van onder meer motorvermogen en brandstoftype. Voor wegverkeer en scheepvaart zijn de emissiefactoren afhankelijk van de categorie hoger of lager geworden.
Calculator
10. Waar vind ik de AERIUS Calculator?
De AERIUS Calculator vindt u via www.aerius.nl, of gebruik de directe link naar de AERIUS Calculator.
11. Is het gebruik van AERIUS Calculator verplicht?
Ja, dit is verplicht voor het doen van een stikstofberekening in het kader van een toets voor vergunningverlening met betrekking tot stikstof en de Wet natuurbescherming. De versie die gebruikt dient te worden is de versie die via www.aerius.nl online beschikbaar is. In Artikel 2.1 van de Regeling natuurbescherming is de wettelijke verplichting voor het gebruik van AERIUS vastgelegd.
12. Wat is een habitatkaart?
Op een habitatkaart is te zien waar een beschermd type natuur precies voorkomt in een Natura 2000-gebied. Omdat in Habitatrichtlijngebieden geen vogels worden beschermd, beperkt de kaart zich daar tot habitattypen en leefgebieden van soorten uit de Habitatrichtlijn. In Vogelrichtlijngebieden staan alleen leefgebieden van soorten op de kaart. De leefgebieden die momenteel zijn gekarteerd, betreffen alleen de stikstofgevoelige leefgebieden. De kaarten worden onder andere gemaakt voor de beheerplannen en bij toestemmingsverlening (Wet natuurbescherming). De kaarten vormen daarvoor de objectieve basis.
13. Hoe komt een habitatkaart tot stand?
De opstelling van habitatkaarten is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag: de provincies en (voor de grote wateren) Rijkswaterstaat (RWS). De basis voor habitatkaarten wordt gevormd door vegetatiekaarten. De opstelling van die vegetatiekaarten wordt door provincies en RWS uitbesteed, meestal aan terreineigenaren, die dat weer uitbesteden aan (onafhankelijke) karteringsbureaus. De vegetatiekaarten worden via een landelijk afgesproken methode van vertaling en interpretatie verwerkt tot een habitatkaart. Het bevoegd gezag ziet erop toe dat dit volgens de afspraken, op een objectieve wijze gebeurt. Vervolgens vindt er ook nog een interbestuurlijk validatieproces plaats, waarbij een aantal experts op het vlak van habitatkartering de kaarten nauwgezet beoordelen en suggesties doen voor correcties waar dat nodig is. Voor het uiteindelijk vaststellen van een kaart zijn provincies en RWS verantwoordelijk, dus niet de eigenaren van de natuurgebieden.
14. Is er een aanwijzingsprocedure met inspraak voor nodig om een habitatkaart te publiceren?
De publicatie van habitatkaarten kennen geen aanwijzingsprocedure. Overal waar een reeds aangewezen habitat voorkomt, is dat al beschermd via het aanwijzingsbesluit (met bijbehorende aanwijzingsprocedure). Een habitatkaart maakt alleen zichtbaar waar de beschermde waarden zich concreet bevinden (en waar niet). Dat gebeurt op een objectieve, wetenschappelijk-technische manier. Het is dus geen juridische of beleidsmatige beslissing. Er wordt via een habitatkaart dus geen ‘nieuw habitat aangewezen’: geen extra habitat van wat al is aangewezen en ook geen extra habitattypen.
15. Is er in AERIUS stikstof gevoelige natuur bijgekomen?
Het kan zo zijn dat bij het verbeteren of actualiseren van een habitatkaart blijkt dat meer oppervlakte van een stikstofgevoelig habitat aanwezig is dan eerst werd gedacht. Daarop moet dan wel worden getoetst via AERIUS (en het telt mee voor de doelstelling uit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering). In AERIUS wordt per locatie berekend of er sprake is van stikstofoverbelasting, door de depositie te vergelijken met de lokale kritische depositiewaarde. Die KDW is gebaseerd op een habitatkaart van het bevoegd gezag (een provincie of RWS).
Bij de laatste actualisatie van AERIUS in oktober 2020 is er oppervlakte toegevoegd, maar is er ook oppervlakte verwijderd. Netto is sinds het vorige jaar 2019 sprake van minder oppervlakte.
16. Kunnen terreinbeherende organisaties zelf de habitatkaart in AERIUS actualiseren?
Nee. Provincies en Rijkswaterstaat zijn verantwoordelijk voor de habitatkaarten.
Invoer
17. Waar moet ik rekening mee houden bij het invoeren van RAV-codes?
Bij stalemissies dient u uit te gaan van de actuele RAV-codes en emissiefactoren zoals gepubliceerd op de website van Infomil. U dient altijd zelf te controleren of de RAV-codes en emissiefactoren die u invoert in AERIUS hiermee overeenkomen. Komen de emissiefactoren in AERIUS niet overeen met die van Infomil? Dan dient de meest recente RAV-code van Infomil ingevoerd te worden via “Eigen specificatie” onder de categorie “Landbouw”.
18. Ik ben gestart met een AERIUS-berekening, maar ik zie nog geen resultaten.
AERIUS Calculator wordt veel gebruikt. De berekening kan daardoor mogelijk langer duren. U kunt op twee manieren zien of uw berekening is gestart: meteen links van de kaart ziet u een ronddraaiend wieltje en u ziet een melding in het berichtencentrum (klik op de ronde knop rechtsboven). Tijdens het wachten hoeft u de AERIUS-pagina niet in beeld te houden, en ook geen internet contact te hebben, maar als u de pagina (of de browser) afsluit kunt u de resultaten niet meer opvragen.
19. Wanneer ik een verschilberekening maak met AERIUS, krijg ik voor de begin- of eindsituatie een andere uitkomst dan wanneer ik deze als losse (begin- of eind)situatie bereken. Hoe kan dit?
Dit wordt als volgt verklaard: de berekening van één situatie toont de hexagoon met de hoogste depositie. De verschilberekening toont de depositiewaarden van het hexagoon waar de grootste depositietoename plaatsvindt. Het hexagoon waar de maximale depositie plaatsvindt en het hexagoon waarop de maximale depositietoename plaatsvindt hebben meestal niet betrekking op hetzelfde hexagoon.
Extra toelichting:
U kunt twee soorten berekeningen maken. Een berekening van een enkele situatie, bijvoorbeeld van de referentiesituatie of de beoogde situatie (nodig voor het bepalen van vergunningsplicht). En u kunt een verschilberekening maken: waarin u een referentiesituatie en een beoogde situatie met elkaar vergelijkt
Bij een verschilberekening wordt er in de tabel “Depositie per habitattype” niet alleen het maximaal voorkomende verschil getoond, maar ook de depositie in situatie 1 en situatie 2 op basis waarvan dit verschil is berekend. Deze getallen wijken in veel gevallen af van de depositie waarin slechts één situatie wordt berekend, ook als de invoer van deze situatie exact gelijk is om de bovengenoemde reden.
20. Wat is de nauwkeurigheid van de uitkomsten van AERIUS?
De berekende depositiewaarden kunnen enkele tientallen procenten afwijken van de werkelijke depositie. Omdat de depositie in alle gevallen op eenzelfde manier wordt berekend, vallen de systematische fouten tegen elkaar weg. Voor meer informatie, zie het doelmatigheidsonderzoek van TNO en de internationale reviews.
Gebouwinvloed
21. Wanneer is er sprake van gebouwinvloed?
Met AERIUS Calculator 2020 kan het effect van een gebouw op de depositie berekend worden. Omdat er veel verschillende situaties voorkomen is de wijze waarop met gebouwinvloed wordt omgegaan uitgewerkt in hoofdstuk 4 van de instructie gegevensinvoer.
Er is sprake van gebouwinvloed (zie de handreiking gebouwinvloed) als de verspreiding van emissies wordt beïnvloed door een gebouw in de directe omgeving van de bron. Veelal is de bron onderdeel van het gebouw, zoals bij stallen, of industriële situaties. Dit wordt in de context van luchtkwaliteit en depositie–onderzoek ‘gebouwinvloed’ genoemd.
Gebouwinvloed is alleen van toepassing wanneer de emissie vanuit of nabij een in de omgeving dominant gebouw plaatsvindt en het emissiepunt binnen 3 km van een Natura 2000 gebied ligt.
22. Hoe moet ik het effect van gebouwinvloed berekenen?
In hoofdstuk 4 van de instructie gegevensinvoer AERIUS Calculator wordt omschreven hoe in AERIUS rekening gehouden kan worden met gebouwinvloed.
23. Moet ik bij (woning)bouw rekenen met gebouwinvloed?
Bij woningen of gebouwen die in de gebruiksfase stikstof uitstoten, kan het meenemen van gebouwinvloed relevant zijn. Dit is relevant in als het gebouw met de emissiebron dominant is in de omgeving én als het gebouw binnen 3 kilometer van een N2000-gebied ligt. Zie voor een verdere toelichting hoofdstuk 4 van de instructie gegevensinvoer.
24. Wat is het Regionale Stikstofregistratiesysteem?
Het Regionale Stikstofregistratiesysteem is toegevoegd aan de beleidsregels om stikstofruimte op te kunnen nemen in een depositiebank. Het kan gaan om vrijgemaakte ruimte, bijvoorbeeld als een bedrijf in het kader van de gebiedsgerichte aanpak door de provincie wordt opgekocht of als de emissies worden gereduceerd (en duidelijk is dat dit bedrijf niet bij hoeft te dragen aan de reductiedoelstelling). Ook ruimte die ‘vrijvalt’ tijdens extern salderen kan opgenomen worden in het RSRS. Daarbij gaat het om ruimte waarbij saldogever en saldo-ontvanger zich niet op exact dezelfde locatie bevinden ten opzichte van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
25. Wat wordt er precies vastgelegd in het Regionale Stikstofregistratiesysteem?
Het RSRS registreert ‘vrijgemaakte’ en ‘vrijvallende’ ruimte:
- Vrijgemaakte ruimte is de ruimte afkomstig uit mitigerende maatregelen, bijvoorbeeld een bedrijf dat in het kader van de gebiedsgerichte aanpak door de provincie wordt opgekocht (en waarvan duidelijk is dat dit bedrijf niet bij hoeft te dragen aan de reductiedoelstelling). Deze ruimte kan worden gebruikt voor het mogelijk maken van maatschappelijke en economische ontwikkelingen.
- Vrijgevallen ruimte is de ruimte die ‘vrijvalt’ tijdens extern salderen: omdat saldogever en saldo-ontvanger zich niet op exact dezelfde locatie bevinden ten opzichte van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, leidt extern salderen ertoe dat op bepaalde hexagonen meer gesaldeerd wordt dan nodig is. Dit meerdere komt ten goede aan het RSRS.
26. Kan in dit systeem ook stikstofruimte worden vastgelegd die al eerder, voordat dit systeem er was is vrijgekomen?
Nee, het instellen van het RSRS is namelijk nodig om te borgen dat stikstofdepositieruimte kan worden vastgelegd om later weer uit te geven in natuurvergunningen. Om die reden wordt alleen stikstofdepositieruimte in het RSRS vastgelegd die is vrijgemaakt of vrijgevallen ná instelling van het RSRS.
Natura 2000
1. Wat zijn de instandhoudingsdoelstellingen?
Instandhoudingsdoelstellingen zijn de doelen voor de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn (Natura 2000) welke gerealiseerd moeten worden. Doelen kunnen gericht zijn op behoud (handhaving van de huidige omvang en kwaliteit) of uitbreiding (verbeterdoelen of herstelopgave). Verbeterdoelen voor habitattypen kunnen gaan over uitbreiding oppervlakte of om verbetering kwaliteit. Hetzelfde geldt voor herstelopgaven voor dier- en plantensoorten (bijvoorbeeld uitbreiding van de omvang van het leefgebied of verbetering van de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van uitbreiding van de populatie). In sommige Natura 2000-gebieden is herstel nodig om een habitattype of soort weer in een gunstige staat van instandhouding te brengen.
De gebiedsdoelen zijn te vinden in het aanwijzingsbesluit van het betreffende Natura 2000-gebied.
2. Wat is een stikstofgevoelig habitattype en wat is overbelasting door stikstof?
Elk habitattype (type natuur) kent een Kritische Depositiewaarde (KDW). De KDW is de grens waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van een habitat significant wordt aangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van stikstofdepositie. Een habitattype wordt als stikstofgevoelig aangemerkt als de KDW lager is dan 2400 mol per hectare per jaar (ongeveer 34 kg stikstof per hectare per jaar). Als de daadwerkelijke stikstofdepositie hoger is dan de KDW, spreken we van overbelasting door stikstof.
3. Wat zijn de effecten van stikstofdepositie op natuur?
Teveel stikstofdepositie heeft op natuur twee belangrijke negatieve effecten: vermesting en verzuring. Door vermesting wordt de natuur voedselrijker en door verzuring veranderen chemische evenwichten in de bodem. Beide zorgen voor een verschuiving van het evenwicht in de natuur, waardoor soorten worden aangetast, de soortensamenstelling verandert en soorten zelfs kunnen verdwijnen.
Zie eventueel de infographic van LNV, deze video van de NOS van september 2019 of zie een uitgebreidere uitleg in de memo “Inzichten in stikstofdepositie op de natuur”, bladzijde 5 (Wageningen Environmental Research, okt. 2019).
4. Gaat de kwaliteit van een habitattype altijd achteruit als de kritische depositiewaarde (KDW) is overschreden?
Dat is niet per definitie het geval. Overschrijding van de KDW brengt een risico op verslechtering met zich mee. De mate en duur van de overschrijding en de lokale omstandigheden bepalen vervolgens wat er daadwerkelijk voor effect optreedt.
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen geven dan ook geen normen ten aanzien van de KDW, maar alleen verplichtingen ten aanzien van het nemen van instandhoudings- en passende maatregelen en het voorkomen van significant negatieve effecten.
5. Herstelt de natuur als de kritische depositiewaarde (KDW) van een habitattype niet meer wordt overschreden?
Als de KDW niet meer wordt overschreden zijn de condities op basis van stikstof verbeterd, waardoor de natuur kan beginnen te herstellen. Vaak is voor herstel echter meer nodig. Er kan nog steeds een overmaat aan stikstof in het ecosysteem zitten, bijvoorbeeld opgehoopt in de bodem. Ook een eventuele door stikstofdepositie veroorzaakte verzuring herstelt niet vanzelf. Er moet in veel gevallen nog actief ingegrepen worden om de natuur te herstellen. Bovendien kunnen soorten weggevallen zijn die niet of moeilijk zelfstandig terug kunnen keren.
Ook kunnen andere knelpunten een rol spelen, zoals bijvoorbeeld verdroging en versnippering.
6. Wat staat er in de beheerplannen?
In de Natura 2000-beheerplannen is vastgelegd waar, op welke wijze en wanneer de doelen voor een Natura 2000-gebied gehaald gaan worden (uitwerking van instandhoudingsdoelstellingen in ruimte, omvang en tijd) en de maatregelen die daarvoor nodig zijn. Beheerplannen zijn er voor alle Natura 2000-gebieden.
7. Wat staat er in de gebiedsanalyses?
Voor stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden waren in het kader van het PAS (2015-2019) gebiedsanalyses vastgesteld. Een gebiedsanalyse beschreef voor stikstofgevoelige natuur de kwaliteit en ontwikkeling in de tijd bij uitvoering van het PAS. Tevens werd voor de stikstofgevoelige natuur in beeld gebracht welke knelpunten er zijn om de kwaliteit te behouden of te verbeteren. In veel gebieden is stikstof een knelpunt maar er zijn ook vaak andere knelpunten geconstateerd zoals bijvoorbeeld verdroging of versnippering. In de gebiedsanalyse waren herstelmaatregelen aangedragen om de knelpunten op te heffen en daarbij het behoud van de natuurkwaliteit te borgen bij uitvoering van het PAS. Deze herstelmaatregelen zijn vervolgens opgenomen in de Natura 2000-beheerplannen op grond van de Nbw 1998 of Wnb.
8. Hoe zien de herstelmaatregelen eruit?
Er zijn veel soorten herstelmaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan intensiever begrazen, maaien of het verhogen van de grondwaterstand. Meer informatie over de herstelmaatregelen per Natura 2000-gebied is te vinden in de gebiedsanalyses , in de PAS-monitoringsrapportages Natuur of via Herstelmaatregelen in beeld.
In de herstelstrategieën is uitgewerkt wat effectieve strategieën zijn om de natuurkwaliteit te behouden en verbeteren.
9. Hoe lang duurt het om herstelmaatregelen uit te voeren?
Dit is afhankelijk van het maatregeltype. Complexe maatregelen, zoals bijvoorbeeld hydrologische maatregelen waarbij de hydrologie in een gebied wordt hersteld, hebben een looptijd van meerdere jaren en vergen een zorgvuldige afstemming met verschillende partijen. Hierdoor duurt het meerdere jaren voordat deze maatregelen effect hebben in een gebied.
Andere maatregelen, bijvoorbeeld plaggen, kennen een veel kortere voorbereidingstijd. Uit de laatste monitoringsrapportage (juni 2018) blijkt dat de uitvoering van de herstelmaatregelen voor het overgrote deel op schema ligt (>95%). Daar waar de tijdigheid onder druk komt te staan, worden maatregelen genomen om alsnog tijdig tot uitvoering te komen.
10. Op welke termijn halen we een gunstige staat van instandhouding?
Het uiteindelijke doel is 100% van het landelijke doelbereik van de Vogel- en Habitatrichtlijn in Nederland in het jaar 2050 (Kamerstuk 26 407, nr. 130). Deze doelstelling behalen we niet alleen via de aangewezen Natura 2000-gebieden, maar via alle natuur die we in Nederland hebben, zoals het NatuurNetwerk Nederland en de Nationale Parken.
11. Gaat het kabinet natuurgebieden schrappen?
Het kabinet wil nader bezien of alle gebieden die eerder als Natura 2000-gebied zijn aangewezen, deze status moeten behouden. Het kabinet onderzoekt daarvoor bijvoorbeeld of de gebieden robuust genoeg zijn en of de doelen voor de gebieden, ondanks alle herstelmaatregelen, wel haalbaar zijn. Ook zal worden bezien of het samenvoegen of herindelen van gebieden van nut kan zijn. Op de uitkomsten van deze analyse kan het kabinet niet vooruitlopen.
Stikstofdepositie
1. Hoever slaat stikstof neer vanaf de uitstootbron?
Hoe de verspreiding van stikstof door de lucht precies plaatsvindt is van veel verschillende factoren afhankelijk, waaronder het soort stikstof (NOx of NH3), de hoogte waarop het wordt uitgestoten, de warmte van de lucht, het landschap en de windrichting. In principe geldt dat dichtbij een bron meer stikstof neerslaat dan verder weg van de bron, maar de stikstof kan wel ver reiken.
Ammoniak blijft enkele uren in de lucht hangen, bijvoorbeeld na het uitrijden van mest op een landbouwgebied. Als het dan waait, kan de ammoniak ver verspreid worden. Een groot deel daalt binnen enkele tientallen kilometers neer, maar een deel kan ook honderden kilometers verder neerdalen.
De depositie door stikstofoxide is bij een gelijke hoeveelheid stikstof en zelfde emissie-eigenschappen lager per hectare dan ammoniak. Dit komt omdat NOx langzamer deponeert en daardoor verder verspreidt. Daarnaast hebben industriële bronnen over het algemeen een grotere uitstoothoogte (schoorsteen) dan landbouwbronnen (maaiveld of stal), waardoor het verder verspreidt.
2. Is de stikstofdepositie in Nederland hoger dan in andere landen?
Gemiddeld is de stikstofdepositie in Nederland iets hoger dan in andere Europese landen. In Nederland is de afstand tussen de bron en Natura 2000-gebieden vaak klein waardoor de depositie van stikstof in natuurgebieden relatief hoog is.
3. Waar kan ik meer informatie vinden over de emissiebronnen en stikstofdepositie?
Nederlandse emissies worden bijgehouden in de Emissieregistratie. Buitenlandse emissies komen van het Centre on Emission Inventories and Projections (CEIP). Samen liggen deze gegevens aan de basis van de GCN-GDN en landelijke stikstofdepositieberekeningen van het RIVM.
Het RIVM berekent jaarlijks de concentraties in de lucht, waaronder de concentraties stikstofdioxide (NO2) en ammoniak (NH3) en maakt grootschalige concentratie- en depositiekaarten van Nederland. Op de depositiekaarten kunt u zien in welke mate stikstof op de bodem neerslaat. Zie ook de GCN-GDN-rapportage 2019 over de situatie van 2018.
Tijdens het PAS rapporteerde het RIVM jaarlijks over de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan in Nederlandse Natura 2000-gebieden. Zie de laatste PAS-Monitoringsrapportage stikstof 2018 over de situatie tot en met 2017.
Meer gedetailleerde stikstofcijfers per provincie en per stikstofgevoelig en overbelast Natura 2000-gebied zijn te vinden in AERIUS Monitor (momenteel niet vrij beschikbaar) en de memo “Inzichten in stikstofdepositie op de natuur” (WenR, 2019).
Zie ook de algemene stikstofpagina van het RIVM.
4. Gaan we door met de bronmaatregelen uit het PAS?
Het arrest van het Europees Hof, de PAS-uitspraak van de Raad van State en de commissie Remkes bevestigen het belang van de uitvoering van bronmaatregelen om de stikstofdepositie op natuur te verlagen. De afspraak is dat de bronmaatregelen uit het PAS doorgaan en daarnaast komen er extra bronmaatregelen.
5. Welke extra bronmaatregelen komen er om de stikstofdepositie te verlagen?
In de Kamerbrief van 13 november 2019 heeft het Kabinet de eerste drie maatregelen aangekondigd voor het “het landelijke Maatregelenpakket Stikstof korte termijn”. Zie daarvoor de veelgestelde vragen categorie “Stikstofmaatregelen”.
Daarnaast wordt nog gewerkt aan maatregelen voor de lange termijn en wordt gebied de noodzaak van extra bronmaatregelen in beeld gebracht.
Stikstofmaatregelen
1. Gaan we door met de bronmaatregelen uit het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
Het arrest van het Europees Hof, de PAS-uitspraak van de Raad van State en de commissie Remkes bevestigen het belang van de uitvoering van bronmaatregelen om de stikstofdepositie op natuur te verlagen. De afspraak is dat de bronmaatregelen uit het PAS doorgaan en daarnaast komen er extra bronmaatregelen.
2. Waaruit bestaat het landelijke Maatregelenpakket Stikstof korte termijn?
In de brief van 13 november 2019 kondigt het kabinet drie maatregelen aan:
- Overdag verlagen van de maximumsnelheid op autosnelwegen naar 100 km/u;
- Verlagen van de ammoniakemissie via veevoer;
- Bestaande uitbreiding van de bestaande warme saneringsregeling voor de varkenshouderij.
De maatregelen leiden tot vermindering van de stikstofdepositie. Ten minste 30% van de verminderde depositieruimte komt ten goede aan de natuur. De overige 70% kan gebiedsgericht gebruikt worden om economische ontwikkelingen weer mogelijk te maken.
Dit pakket treedt in werking zodra de opgestelde spoedwet Aanpak Stikstof die nodig is om bovenstaande maatregelen te implementeren door de Eerste Kamer en Tweede Kamer is goedgekeurd.
Bekijk de visual Maatregelenpakket Stikstof korte termijn of de volledige Kamerbrief van 13 november 2019.
3. Wat is het doel van het Maatregelenpakket Stikstof korte termijn?
De maatregelen zijn bedoeld om de vergunningverlening weer op gang te krijgen voor de woningbouw, (infrastructurele) projecten die zorgen dat de veiligheid van onze (vaar)wegen en de waterveiligheid én om de natuur te versterken.
4. De maatregelen moet leiden tot minder stikstofdepositie. Hoeveel minder?
Het kabinet verwacht door de maatregelen de volgende stikstofreductie:
Deze snelheidsmaatregel: 1,2 mol/ha/jr.
Voermaatregelen: 3,6 mol/ha/jr in het eerste jaar.
Bestaande uitbreiding van de bestaande warme saneringsregeling voor de varkenshouderij: in potentie 2,8 mol/ha/jr.
De gerealiseerde depositieverlaging die ten goede komt aan de versterking van de natuur bedraagt minimaal 30% en is naar verwachting 2,3 mol/ha/jr.
5. Wanneer gaan deze maatregelen in?
Zodra de spoedwetgeving door de Eerste Kamer en Tweede Kamer is aangenomen.
Om dit wetsvoorstel snel aan te kunnen bieden bij de Kamer, heeft het ministerie LNV een spoedadvies bij de Raad van State aangevraagd.
Het is nog onbekend wanneer de noodwet ingaat.
6. Wat houdt de snelheidsmaatregel precies in?
De maximumsnelheid wordt overdag (van 6:00 – 19:00 uur) op alle autosnelwegen verlaagd naar 100 km per uur. Voor de wegen waar nu een maximumsnelheid van 120 of 130 km per uur geldt, blijft deze maximumsnelheid wel gelden in de avond en nacht (19:00 – 6:00 uur). Weggebruikers worden voorafgaand aan de verlaging van de maximumsnelheid uitgebreid geïnformeerd.
7. Wat houdt de veevoer-maatregel precies in?
Door de samenstelling van het (kracht)voer te veranderen wordt de vorming van ammoniak door de dieren verminderd. Dat werkt als volgt: in het veevoer zit stikstof in de vorm van eiwit dat dieren gebruiken voor de productie van bijvoorbeeld melk en eieren. In veel voer zit meer stikstof dan het dier nodig heeft, en die overtollige stikstof wordt deels uitgestoten als ammoniak uit mest en urine. Door de samenstelling van het (kracht)voer aan te passen en/of de verteerbaarheid te verbeteren wordt de uitstoot van stikstof in de vorm van ammoniak dus minder.
De maatregel wordt wettelijk voorgeschreven, zodat er voldoende borging is van de beoogde ammoniakreductie.
8. Geldt de veevoer-maatregel voor alle diersectoren?
De maatregel geldt voor alle diersectoren en zal wettelijk worden voorgeschreven. Er zijn in principe geen verschillen per sector voor wat betreft het krachtvoer. Voor melkvee is er wel een wat andere situatie omdat het voer van melkvee hoofdzakelijk bestaat uit gras en mais en in veel mindere mate uit krachtvoer.
9. Wat levert het de boer op?
Versnelling van omslag naar kringlooplandbouw. Op korte termijn kan dit ervaren worden als ‘gedoe’, maar de ingeslagen transitie naar kringlooplandbouw wordt met deze maatregel versneld. De maatregel schept zo uitzicht op een duurzame landbouw, die kansen biedt om huidige knelpunten op milieugebieden integraal op te lossen.
Zie bijvoorbeeld de Kamerbrief Duurzame veehouderij van 4 september 2019 voor meer informatie over kringlooplandbouw.
10. Wordt de boer hiervoor gecompenseerd?
Het kabinet heeft middelen vrijgemaakt voor een noodpakket. Er wordt onderzocht in hoeverre de overheid de ondernemer tegemoet kan komen in de meerkosten.
11. Hoe snel kan deze maatregel ingevoerd worden?
De invoering van de maatregel kan in de loop van 2020 de eerste resultaten opleveren.
12. Wat houdt de uitbreiding van de warme sanering varkenshouderijen precies in?
Het subsidieplafond van de bestaande Subsidieregelingsanering varkenshouderijen die uitvoering geeft aan het Urgenda-vonnis is verhoogd van € 120 miljoen tot € 180 miljoen. Als gevolg daarvan daalt zowel de uitstoot van broeikasgassen als de stikstofemissie.
Alle informatie over inschrijving over de subsidieregeling is te vinden op www.rvo.nl/sanering-varkenshouderijen.
13. Wanneer wordt de regeling warme sanering varkenshouderijen opengesteld?
De Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) is op donderdag 10 oktober definitief bekendgemaakt middels een brief aan de Tweede Kamer, op 11 oktober is de Srv gepubliceerd in de Staatscourant. De tekst van de definitieve regeling en de toelichting daarop is vanaf dat moment ook te vinden op www.rijksoverheid.nl. Om stoppende varkenshouders ruim de gelegenheid te geven om zich goed voor te bereiden op deelname aan de regeling, is de inschrijving geopend van 25 november t/m 15 januari 2020. Alle informatie over inschrijving is te vinden op www.rvo.nl/sanering-varkenshouderijen.
14. Waarom worden er geen maatregelen genomen in andere sectoren?
Het kabinet heeft nu een eerste pakket aan maatregelen samengesteld die op korte termijn impact hebben. In december komt het vervolg en wordt ook gekeken naar andere sectoren.
15. Wat betekenen deze maatregelen concreet voor de woningbouw?
Deze maatregelen zorgen ervoor dat er voldoende stikstofruimte is voor 75.000 woningen.
Dat zorgt ervoor dat de vergunningverlening voor woningbouw verder op gang kan komen.
Waar die woningen precies gebouwd kunnen worden, is afhankelijk van de lokale stikstofruimte en de verdeling daarvan.
Momenteel wordt onderzocht hoe dit in de praktijk kan worden toegepast. Het kabinet werkt daarvoor aan een noodwet. Op dit moment is nog niet bekend welke projecten onder de noodwet zullen vallen. Zodra hier meer duidelijkheid over is, maken we dit via onze website bekend.
16. Welke infrastructurele projecten kunnen door de maatregelen doorgang vinden?
Het maatregelenpakket biedt in de eerste plaats ruimte voor 7 MIRT-projecten: A27/A12Ring Utrecht, A1/A28 knooppunt Hoevelaken, A6 Almere-Lelystad, A4 Haaglanden, Innova 58 Tilburg-Eindhoven, A27 Houten-Hooipolder en Innova 58 Annabosch–Galder.
17. Waarom worden de woningbouw en infraprojecten voorgetrokken. Vergeet het Kabinet de rest?
Het kabinet geeft voorrang aan projecten van groot algemeen belang. Het kabinet vindt de woningvraagstuk urgent – er zijn dringend nieuwe huizen nodig – en de zorg om banenverlies in de bouw is acuut.
Het kabinet wil ook snel doorpakken voor andere sectoren, en werkt daarom aan de realisatie van een drempelwaarde voor alle andere activiteiten of projecten die een beperkte depositie veroorzaken. Na de voorlichting van de Raad van State in december vindt besluitvorming hierover zo spoedig mogelijk plaats.
Monitoring
1. Welke monitoring vindt er plaats?
Hier vindt u een beknopt overzicht van de monitoring.
2. Hoe gaat het met de uitvoering van de 1847 vastgestelde herstelmaatregelen?
In het PAS waren 1847 herstelmaatregelen vastgesteld die voor juli 2021 moeten zijn uitgevoerd. Hiervan zijn op de laatste peildatum 31 maart 2019 (vlak voor de PAS-uitspraak van 29 mei 2019) 516 maatregelen afgerond. Zie de resultaten in de laatste Rapportage voortgang uitvoering herstelmaatregelen 2019 op de pagina PAS-monitoringsrapportages.
In oudere documenten kunnen andere aantallen herstelmaatregelen staan. Doordat een deel van de herstelmaatregelen anders is ingedeeld (gebundeld en/of gesplitst) en andere herstelmaatregelen zijn gewijzigd, zijn de aantallen gewijzigd.
3. Wat zijn de effecten van de herstelmaatregelen?
Met de uitvoering van herstelmaatregelen wordt een proces van ecologisch herstel gestart. Om de (beoogde) effecten van de herstelmaatregelen te kunnen volgen, is een aanpak met ‘procesindicatoren’ uitgewerkt. Resultaten van deze monitoring zijn verwerkt in de Landelijke monitoringsrapportage Natuur 2019, te vinden op de pagina PAS-monitoringsrapportages.
In 2018 waren veel van de maatregelen nog te kort geleden afgerond om een zinvolle beoordeling met procesindicatoren te kunnen uitvoeren. Van de procesindicatoren zijn er in 2018 dan ook slechts vijftien daadwerkelijk beoordeeld. Deze blijken te werken zoals verwacht.
NB. Voor het onderdeel uitvoering herstelmaatregelen is er inmiddels een nieuwe rapportage.
4. Wat zijn de conclusies van de jaarlijkse veldbezoekverslagen?
Tijdens het PAS rapporteerde BIJ12 jaarlijks over de PAS veldbezoeken. Resultaten van de natuurmonitoring zijn verwerkt in de Landelijke monitoringsrapportage Natuur. De laatste Landelijke monitoringsrapportage Natuur 2019 vindt u op de pagina PAS-monitoringsrapportages.
NB. Voor het onderdeel uitvoering herstelmaatregelen is er inmiddels een nieuwe rapportage.
5. Wat was de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in het PAS?
Tijdens het PAS rapporteerde het RIVM jaarlijks over de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan in Nederlandse Natura 2000-gebieden. Zie de laatste PAS-Monitoringsrapportages stikstof 2018 over de situatie tot en met 2017.
PAS-uitspraak
1. Wat is de conclusie van de PAS-uitspraak (2019)
Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State geoordeeld dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet als basis voor toestemming voor activiteiten mag worden gebruikt. Op basis van het PAS werd vooruitlopend op toekomstige positieve gevolgen van maatregelen voor beschermde natuurgebieden, alvast toestemming gegeven voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor die gebieden. Zo’n toestemming ‘vooraf’ mag niet (meer).
Daarnaast heeft de Raad van State geoordeeld dat de vrijstelling voor beweiden en bemesten in strijd is met de Habitatrichtlijn, omdat niet vooraf is uitgesloten dat de betrokken depositie niet leidt tot aantasting van de natuur.
Lees hier de volledige tekst van de twee uitspraken van 29 mei 2019 of bekijk de korte videotoelichting van de Raad van State.
2. Wat betekent de uitspraak voor een onherroepelijke vergunning?
De uitspraak heeft geen gevolgen voor vergunningen die al onherroepelijk zijn en dus niet meer bij de rechter kunnen worden aangevochten. Dit wil zeggen dat de termijn van 6 weken om beroep in te dienen is verstreken.
3. Is mijn PAS-melding nog geldig?
Als gevolg van de uitspraak geldt voor alle gemelde activiteiten alsnog een vergunningplicht.
In de kamerbrief van 16 december 2019 is aangegeven dat de reeds gerealiseerde meldingen duidelijkheid verdienen.
Het gaat om projecten waarvoor op 29 mei jl. de volgende situatie gold:
- Het project was volledig gerealiseerd, installaties, gebouwen en infrastructuur e.d. waren opgericht; of
- Het project was weliswaar nog niet volledig gerealiseerd, maar de initiatiefnemer had aantoonbaar stappen gezet met het oog op volledige realisatie; of
- Het project was weliswaar nog niet aangevangen, maar daarvoor waren wel al aantoonbaar onomkeerbare, significante investeringsverplichtingen aangegaan.
Om deze duidelijkheid te bieden, worden al deze meldingen door de overheid gelegaliseerd. In de gebiedsaanpakken wordt komend jaar een passende beoordeling voor de te legaliseren meldingen meegenomen. Indien nodig treffen Rijk en provincies volgend jaar maatregelen op gebiedsniveau. Tot die tijd zal het Rijk in haar rol als bevoegd gezag niet actief handhaven op deze meldingen en worden provincies gevraagd dit ook niet te doen. Melders hebben op deze manier duidelijkheid dat hun gerealiseerde project niet alsnog ter discussie komt.
Zie verder: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2019/12/16/voortgang-aanpak-stikstofproblematiek
4. Wat zijn de consequenties voor ontwerpbesluiten uit het PAS?
De ontwerpbesluiten uit het PAS waarover nog geen definitief besluit is genomen, zullen de bevoegde gezagen in beginsel intrekken. Provincies zullen gemeenten informeren dat van omgevingsvergunningen die nog niet definitief zijn, de zogenoemde ‘verklaring van geen bedenkingen’ niet meer van toepassing is.
5. Wat is de consequentie voor besluiten waartegen tijdens het PAS beroep is aangetekend?
De verwachting is dat besluiten waartegen beroep is aangetekend over stikstofdepositie, in beginsel zullen worden vernietigd door de rechter.
Als initiatiefnemer kunt u er voor kiezen om de onderbouwing van het aspect stikstofdepositie te vervangen door een individuele ecologische beoordeling op basis van interne, externe saldering of ADC-toets. Het bevoegd gezag kan dan een wijzigingsbesluit vaststellen.
6. Wat gebeurt er met activiteiten die onder het PAS vrijgesteld waren van de vergunningplicht?
Uit de recente uitspraak van de Raad van State volgt dat deze activiteiten alsnog vergunningplichtig zijn. Al deze vergunningvrije activiteiten zijn destijds uitgevoerd conform de toen geldende wet- en regelgeving. Daarmee hebben initiatiefnemers te goeder trouw gehandeld. Om deze reden zal er geen sprake zijn van actieve handhaving: na vaststelling van de beleidslijn voor toekomstige vergunningverlening zal voor deze activiteiten gestreefd worden naar legalisatie.
Projecten behorend bij specifieke meldingen die nog niet zijn gerealiseerd, zijn niet meer zonder vergunning uit te voeren. Wat wordt verstaan onder ‘nog niet gerealiseerd’ is uitgelegd In de Kamerbrief van 13 november 2019.
7. De Raad van State accepteert de vrijstelling voor beweiden en bemesten uit het PAS niet. Wat betekent dit?
Onder het PAS was beweiden en bemesten in provinciale verordeningen vrijgesteld van de vergunningplicht. De Raad van State heeft de provinciale verordeningen op dit punt echter buiten toepassing verklaard. De vrijstelling van de vergunningplicht voor beweiden en bemesten komt hiermee te vervallen.
Vanuit de sector en de overheden is het beleid de afgelopen jaren gericht geweest op het verhogen van het aantal koeien in de wei, en in principe zal dit gecontinueerd worden. Voor aanvang van het volgende beweidings- en bemestingsseizoen wordt alles op alles gezet om een aanpak beschikbaar te hebben voor de legalisering van beweiden en bemesten.
8. Wat betekent de uitspraak voor de bron- en herstelmaatregelen uit het PAS?
De uitspraak bevestigt het belang van bron- en herstelmaatregelen. Daarom is besloten om door te gaan met de uitvoering van de bron- en natuurherstelmaatregelen en bovendien te zoeken naar extra bronmaatregelen in de diverse sectoren.
9. Wat hield het eerdere arrest van het Europees hof van Justitie uit 2018 in?
Op 7 november 2018 heeft het Europees hof van Justitie uitspraak gedaan over de PAS. Het Europees Hof zegt in het arrest dat het PAS voldoet als systeem. Ook geeft het Hof aan dat de wetenschappelijke onderbouwing aan strenge eisen moet voldoen.
Het Europees Hof geeft daarmee aan dat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel over mag bestaan dat plannen of projecten geen schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van de betrokken gebieden. Of dit in het PAS voldoende is beoordeeld, moest daarna getoetst worden door de nationale rechter. Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State daar uitspraak over gedaan.
10. Heeft het Europees Hof geoordeeld dat het PAS in strijd is met de habitatrichtlijn?
Nee, het Europees Hof heeft geoordeeld dat een programmatische aanpak zoals het PAS niet in strijd is met de habitatrichtlijn. De wetenschappelijke onderbouwing die ten grondslag ligt aan het programma en de maatregelen waarop deze onderbouwing is gebaseerd, moeten wel voldoende zekerheid bieden dat de natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden geen schade ondervinden van deze activiteiten. Het is aan de nationale rechter om te beoordelen of de onderbouwing en de daaraan ten grondslag liggende maatregelen aan de eisen voldoen. Het Hof doet daarover geen uitspraak.
Staat uw vraag hier niet tussen? Stel uw vraag dan via de helpdesk Stikstof en Natura 2000.