Kleine marterachtigen Bunzing - Hermelijn - Wezel

Leeswijzer Dit document is opgebouwd uit vier inhoudelijke hoofdstukken die los van elkaar, maar ook in samenhang met elkaar te lezen zijn. Het is niet noodzakelijk om dit document van voor tot achter te lezen. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen ingang. Afhankelijk van uw primaire vraag kunt u direct door naar één van deze vier hoofdstukken en zo nodig kunt u teruggrijpen op één van de andere hoofdstukken. Hieronder lichten we de inhoud per hoofdstuk toe.

Inleiding

Waarom het kennisdocument?
In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) is opgenomen dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 11.6, 11.27 en 11.116 Bal). Naast deze specifieke zorgplicht heeft een aantal soorten een specifieke bescherming en zijn deze als zodanig opgenomen in het Bal. Zo zijn de kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel) aangewezen als beschermde inheemse diersoorten en zijn zij opgenomen in artikel 11.54 van het Bal. De bunzing en hermelijn staan daarnaast als ‘kwetsbaar’ vermeld op de Rode lijst van Zoogdieren (Staatscourant, 2020), de wezel staat hierin vermeld als ‘gevoelig’.

Lees hier de inleiding

Ecologische informatie

Wilt u meer weten over de kleine marterachtigen (bunzing, hermelijn en wezel), dan vindt u in hoofdstuk 1 inhoudelijke, ecologische informatie over de kleine marterachtigen. Hier leest u bijvoorbeeld over het type leefgebied waarin deze soorten voorkomen en de kenmerken van hun voortplantings- of rustplaatsen.

Meer weten De bunzing, hermelijn en wezel

 

Ecologisch onderzoek

Bent u vooral geïnteresseerd in welk ecologisch onderzoek u op welk moment moet uitvoeren om aan de vereisten vanuit de soortbescherming te voldoen, dan start u met hoofdstuk 2. Hier staat onder meer beschreven op welke manier het leefgebied van de kleine marterachtigen kan worden beoordeeld en hoe de aan- of afwezigheid door middel van onderzoeksmethodieken kan worden aangetoond.

Mogelijke maatregelen

Hoofdstuk 3 geeft voorbeelden van maatregelen ten gunste van de kleine marterachtigen die u bij uw activiteiten kunt nemen. Het nemen van één of meerdere van deze maatregelen stelt u in staat om negatieve effecten van uw activiteiten zoveel mogelijk te voorkomen. Hiermee voorkomt u mogelijk een overtreding van het omgevingsrecht. Wanneer een overtreding niet te voorkomen valt, kunnen dit maatregelen zijn om in aanmerking te komen voor een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. In de meeste gevallen beoordelen Gedeputeerde Staten van de provincie (met vaak als uitvoerende tak de Omgevingsdienst), of deze maatregelen afdoende zijn en verlenen zij u als mogelijk de vereiste omgevingsvergunning.

In situaties waar nationale belangen aan de orde zijn, is het ministerie van LNV het bevoegd gezag (artikel 4.12, eerste en tweede lid, van het Omgevingsbesluit (Ob)), waarbij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) als uitvoerende tak geldt, waar omgevingsvergunningen worden beoordeeld en verleend. Voorbeelden hiervan zijn het aanleggen of aanpassen van de hoofdinfrastructuur zoals snelwegen, hoofdspoor en waterwegen. Dit geldt ook voor de hoofdinfrastructuur die nodig is om gas en elektriciteit te transporteren (zie ook het ‘Overzicht taken en rolverdeling bevoegdheden’ op: https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/beschermde-planten-dieren-en-natuur/wet-natuurbescherming/taken-en-rolverdeling-bevoegdheden

Beschermingsmaatregelen per activiteit

Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de meest voorkomende activiteiten met een negatief effect op de kleine marterachtigen. Daaraan is in de vorm van een matrix een aantal te nemen maatregelen ten gunste van de kleine marterachtigen gekoppeld om de negatieve effecten te verminderen of op te heffen. De inzet van maatregelen en de beoogde effectiviteit daarvan zijn sterk afhankelijk van lokale factoren die een ervaren deskundige bepaalt. Elk project vergt immers maatwerk. De betrokken ervaren deskundige geeft aan welke maatregelen meegenomen moeten worden in de planvoorbereiding en uitvoering.

Juridisch kader

Het juridisch kader voor de bescherming van de kleine marterachtigen is vastgelegd in de artikelen 5.1, tweede lid, aanhef en onder g, van de Omgevingswet (Ow) en in de artikelen 11.54, 11.6, 11.27 en 11.116 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) (zie bijlage 1 van dit document voor de wetsteksten). Het kader staat nader beschreven in een afzonderlijk document: het juridisch kader horende bij de kennisdocumenten. Op provinciaal niveau kunnen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten binnen dit kader beleidskeuzes maken. Deze beleidskeuzes zijn niet beschreven in het juridisch kader behorende bij de kennisdocumenten; hiervoor wordt doorverwezen naar de websites van de diverse provincies waar de beleidsregels en verordeningen voor omgevingsvergunningen en afwijkingen van de omgevingsvergunningsplicht te vinden zijn. De provinciale beleidskeuzes vormen voor de provincie – samen met het juridisch kader en het kennisdocument – een handreiking voor het beoordelingskader bij een provinciale omgevingsvergunningsaanvraag. Hierbij wordt benadrukt dat te allen tijde afgeweken kan worden van het kennisdocument, zolang de keuzes ecologisch onderbouwd zijn.

Versie

Het voorliggende kennisdocument kleine marterachtigen 2023 is een nieuw kennisdocument en vormt de eerste landelijke leidraad voor de aanpak rondom kleine marterachtigen binnen de ruimtelijke ontwikkeling. Deze versie van het kennisdocument is tot stand gekomen op basis van inhoudelijke (ecologische) kennis en in samenspraak met diverse experts, vertegenwoordigers van vier provincies en een vertegenwoordiger van RVO.

Door de decentralisatie van het bevoegd gezag heeft iedere provincie vrijheid van invulling van het eigen natuurbeleid. Daarmee is dit document een algemeen kennisdocument geworden waarin beleidsneutrale informatie staat over de soort.