N05.02 Gemaaid rietland

Bijgewerkt op: 19 december 2023

Gemaaid rietland is rietland dat grotendeels jaarlijks in het winterhalfjaar gemaaid wordt. Het kan gaan om het oogsten van riet, in sommige gebieden een traditie, of om behoud van soorten die afhankelijk zijn van een open structuur.

Algemene beschrijving

Randen met oud riet, kleine ruigten, struweel en bomen op kaden, zorgen voor broedgelegenheid voor vogels en zijn belangrijk voor andere dieren zoals muizen of salamanders.

Het meeste gemaaide rietland komt voor in laagveengebieden, vaak gezamenlijk met andere moerassen. In mindere mate komt het ook voor op klei. Gemaaid rietland komt voor op natte tot vochtige bodems en staat onder invloed van oppervlaktewater. Belangrijk voor de rietgroei is enige aanvoer van voedingsstoffen via het water om er voor te zorgen dat de bodem niet te zuur wordt. Gemaaid rietland is ontstaan als typisch cultuurexponent van moeras: het riet werd gemaaid en gebonden ten behoeve van dakbedekking of op een andere manier gebruikt.

Gemaaid rietland wordt gedomineerd door riet en kan vrij rijk zijn aan mossen of moerasplanten zoals moerasvaren, kamvaren, moeraswalstro, waterzuring, watermunt, grote watereppe, moeraswederik, pluimzegge, echte koekoeksbloem en echte valeriaan. Bij een goede waterkwaliteit zijn de rietlanden soms soortenrijk met rietorchis en zelfs groenknolorchis. De oevers, rietranden en –stroken vormen biotoop voor rietvogels als kleine karekiet en insecten.

Gemaaid rietland kan, als de kragge dikker wordt, overgaan naar Veenmosrietland en moerasheide. Zonder maaibeheer en watertoevoer zal gemaaid rietland overgaan naar struweel en bos.

Voorbeeldgebieden

Wieden, Weerribben, Nieuwkoopse Plassen, Vechtplassen, Botshol, Naardermeer en oevers Zwarte Meer.

Afbakening

  • Het beheertype gemaaid rietland omvat rietvegetaties die jaarlijks gemaaid worden, waarbij het riet wordt verwijderd.
  • Tot 10% van het beheertype kan bestaan uit struweel.

Standaardkostprijs

De standaardkostprijsbladen gaan uit van de beheermaatregelen die gemiddeld over heel Nederland gezien nodig zijn om dit beheertype in stand te houden. Afhankelijk van regionale omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om het beheer aan te passen voor de instandhouding van het beheertype.

Bekijk de meeste actuele standaardkostprijzen voor een overzicht van alle standaardkostprijzen per natuurtype.

Subsidie

Subsidieverplichtingen

De beheerder dient het beheertype in stand te houden. De wijze waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

Subsidietarief

Bekijk de meest actuele subsidietarieven voor de jaarvergoeding voor het Natuurbeheertype N05.02 Gemaaid Rietland.

De vergoeding kan jaarlijks wijzigen en bedraagt 84% van de standaardkostprijs.

Beheeradvies

Door VBNE en Stichting Part-ner is er voor natuurbeheertype N05.02 Gemaaid rietland een beheeradvies opgesteld.

Bekijk het beheeradvies Deze link opent in een nieuw tabblad

BIJ12 is niet betrokken en/of verantwoordelijk voor de inhoud van dit beheeradvies.

Monitoring en natuurkwaliteit

Structuur

Gemaaide rietlanden zijn, net als veenmosrietlanden, gelaagd: onder het ijle riet komt een laag met kruiden en mossen voor. Door het jaarlijks maaien is er meestal weinig variatie in structuur, maar met name de randen kunnen structuur- en gradiëntrijk zijn met overjarig riet, ruigte, struweel en bomen. Deze zijn van belang als broedgelegenheid voor vogels en ook voor andere dieren zoals muizen en salamanders. Tot 10% van het beheertype kan bestaan uit struweel.

Flora en fauna

Biotische kwaliteit wordt uitgedrukt in het voorkomen van kwalificerende flora- en faunasoorten uit de volgende soortgroepen:

N05.02 Gemaaid rietland – Flora en Fauna

Soortgroep Soorten
Planten blauwe knoop, doorgroeid fonteinkruid, draadzegge, echt lepelblad, galigaan, gevleugeld hertshooi, gewone dotterbloem, groenknolorchis, grote boterbloem, kamvaren, kleine valeriaan, krabbenscheer, lidsteng, moeraskartelblad, moeraslathyrus, moerasmelkdistel, moerasvaren, moeraswolfsmelk, noordse zegge, paardenhaarzegge, poelruit, rietorchis, ronde zegge, ruwe bies, selderij, slangenwortel, stijf struisriet, waterdrieblad, waterlepeltje, waterscheerling, zomerklokje
Broedvogels: baardman, blauwborst, blauwe kiekendief, bruine kiekendief, buidelmees, grote karekiet, grote zilverreiger, klein waterhoen, kleinst waterhoen, kwak, lepelaar, porseleinhoen, purperreiger, rietzanger, roerdomp, snor, sprinkhaanzanger, waterral, woudaap
Libellen: bruine korenbout, donkere waterjuffer, gevlekte glanslibel, gevlekte witsnuitlibel, glassnijder, noordse winterjuffer, sierlijke witsnuitlibel, vroege glazenmaker

Tot de kwalificerende soorten kunnen ook 2 extra (bedreigd, ernstig bedreigde of verdwenen uit Nederland) Rode lijst soorten gerekend worden. Enkel van de volgende soortgroepen: vissen, reptielen, amfibieën, mossen, kranswieren, vaatplanten, dagvlinders, libellen, sprinkhanen, krekels en vogels. Deze soorten tellen alleen mee voor het aantal soorten, maar niet voor het criterium van verspreiding en soortgroepen.

Kwaliteitsbepaling

  • “Hoog”: indien minimaal 8 kwalificerende soorten voorkomen, waarvan minimaal 5 op >15% van de oppervlakte van het beheertype en minimaal 2 soortgroepen vertegenwoordigd zijn.
  • “Midden”: indien 5-7 kwalificerende soorten voorkomen of indien meer soorten voorkomen, maar niet aan de eisen van klasse “Hoog” voldaan wordt.
  • “Laag”: indien niet aan de klasse “Midden” of “Hoog” voldaan is.

Milieu- en watercondities

Voor dit beheertype worden geen milieu- en watercondities gemonitord.

Ruimtelijke condities

N05.02 Gemaaid rietland – Ruimtelijke condities

Oppervlakte beheertype/ Ruimtelijke samenhang >20 ha 10 – 20 ha 5-10 ha < 5 ha
Verbonden met andere rietlanden of moerassen (afstand max. 30 meter)* Hoog Hoog Hoog Midden
In nabijheid (binnen 1 km) van andere rietlanden of moerassen* Hoog Hoog Midden Laag
Geïsoleerd Hoog Midden Laag Laag

*Naast gemaaid rietland betreft dit: N05.01 Moeras, N06.01 Veenmosrietland en moerasheide en N06.05 Zwakgebufferd ven

Monitoring

N05.02 Gemaaid rietland – Monitoring

Parameter Methode Frequentie
Planten inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Broedvogels Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Libellen Inventarisatie kwalificerende soorten 6 jaar
Ruimtelijke condities GIS-analyse en veldwaarneming 6 jaar