AERIUS Calculator geactualiseerd
01 oktober 2024De nieuwe versie van AERIUS Calculator is vanaf dinsdag 1 oktober 2024 beschikbaar. In versie 2024...
Lees meer
Op 14 januari 2019 publiceerde het RIVM het rapport ‘Ontwikkelingen in emissies en concentraties van ammoniak in Nederland tussen 2005 en 2016’. Dit rapport gaat over het verschil tussen de ontwikkeling van concentratie ammoniak in de lucht en de ontwikkeling van geregistreerde emissies van ammoniak. Hoe kan dit en wat betekent dit voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?
De neerslag van stikstof op de bodem of vegetatie – ook wel depositie genoemd – zorgt voor een grote druk op de kwaliteit van de Nederlandse natuur. Van alle stikstof die neerslaat in onze natuur, bestaat twee derde uit ammoniak. De stikstof zorgt voor bemesting en verzuring van de bodem. Vooral in natuurgebieden die gevoelig zijn voor stikstof, kan dit leiden tot een verlies aan biodiversiteit. Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) meet sinds 1993 de hoeveelheid ammoniak (concentratie) in de buitenlucht. Deze metingen worden door het PAS gebruikt om te monitoren hoe het gesteld is met de ontwikkeling in de stikstofdepositie. Daarnaast stelt het RIVM vast hoeveel ammoniak elk jaar in Nederland door onder meer de industrie, de landbouw, verkeer en vervoer wordt uitgestoten (emissie). Uit eerder onderzoek van het RIVM blijkt dat de totale stikstofdepositie tussen 2005 en 2016 is gedaald (zie figuur 2). Sinds 2005 worden echter hogere ammoniakconcentraties in de lucht gemeten, terwijl de vastgestelde emissies dalen.
Driekwart van het verschil kan worden verklaard door veranderingen in de atmosferische en chemische processen, zo blijkt uit nieuw onderzoek van het RIVM. Door nationale en internationale beleidsmaatregelen is de chemische samenstelling van de lucht veranderd. Er worden steeds minder zwavel- en stikstofdioxiden uitgestoten, waardoor de lucht schoner wordt. Deze gassen kunnen met ammoniak fijnstof vormen. Als er minder gassen in de lucht zijn, wordt er minder fijnstof gevormd. Er blijft dan meer ammoniak in de lucht aanwezig. Dit verklaart voor ongeveer 40 procent de hogere concentratie van ammoniak in de lucht. Een ander gevolg van schonere lucht is dat er minder verzurende stoffen in de lucht aanwezig zijn. Hierdoor worden de bodem en de vegetatie minder zuur, met als gevolg dat er minder ammoniak kan neerslaan. De ammoniak blijft dus in de lucht aanwezig. Dit verklaart ongeveer 20 procent van de hogere concentratie van ammoniak. De weersomstandigheden, in combinatie met een aantal andere factoren, verklaren ook nog eens 15 procent.
Om de overige 25% te kunnen verklaren heeft de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) gekeken naar mogelijke verklarende factoren in de gerapporteerde emissies. Deze werkgroep heeft drie factoren geïdentificeerd die de laatste jaren zijn veranderd, die relatief onzeker zijn en die een rol zouden kunnen spelen bij de verklaring van het overige verschil. Deze drie factoren zijn:
Een doorrekening laat zien dat wanneer rekening wordt gehouden met deze drie factoren het trendverschil geheel verklaard kan worden. De aannames die hiervoor zijn gedaan, zijn echter niet getoetst, vandaar dat gesproken wordt van een mogelijke verklaring. De CDM adviseert om nader onderzoek uit te voeren naar de oorzaken hiervan. De minister van LNV heeft deze aanbeveling overgenomen. Zie hiervoor ook de brief aan de Tweede Kamer.
Zoals uit onderstaande grafiek blijkt, is de totale stikstofdepositie de afgelopen decennia gedaald. De daling is de laatste jaren afgevlakt. Dit komt onder andere doordat de ammoniakuitstoot niet meer daalde. Volgens de ‘Emissieramingen luchtverontreinigende stoffen Nederland – rapportage-2017’ van het Planbureau voor de Leefomgeving zal de totale uitstoot van stikstof (ammoniak en stikstofoxide) en daardoor de totale depositie van stikstof in de toekomst verder afnemen. Zie het RIVM-rapport voor een verdere toelichting.
Voor het PAS wordt gebruik gemaakt van het online rekeninstrument AERIUS. AERIUS ondersteunt de vergunningverlening en de monitoring van het PAS. Bij elke herziening van AERIUS worden de meest recente cijfers en wetenschappelijke inzichten gebruikt. In AERIUS wordt een rekenmodel gebruikt (OPS = Operationele Prioritaire Stoffen) om concentraties en deposities te kunnen berekenen op basis van emissies. De berekende concentraties (en de daaruit berekende depositie) worden in AERIUS gecorrigeerd aan de hand van de gemeten concentraties. Omdat voor toekomstjaren geen metingen beschikbaar zijn, worden de prognoses voor deze jaren gecorrigeerd op basis van de correctiefactoren van de laatste vijf jaar. De met AERIUS Monitor berekende totale depositie (inclusief bovenbeschreven correcties) is beoordeeld in de gebiedsanalyses in het PAS.