Systematiek voor tegemoetkoming faunaschade wordt uitgebreid met omgevingsfactoren

Gepubliceerd op: 10 mei 2024

De systematiek voor tegemoetkomingen in faunaschade wordt uitgebreid met omgevingsfactoren. Door rekening te houden met specifieke omstandigheden, bijvoorbeeld de mogelijkheden om schade te voorkomen en bestrijden, wordt de systematiek eerlijker en efficiënter. Dat is besloten door de provincies op basis van een verkenning door CLM Onderzoek en Advies. BIJ12 maakt per omgevingsfactor een plan van aanpak voor implementatie. De herziening wordt gefaseerd ingevoerd in overleg met de provincies en na afstemming met stakeholders.

Advies MARF

De Maatschappelijke Adviesraad Faunaschade (MARF) faciliteerde provincies in het maatschappelijke debat over het voorkomen en bestrijden van faunaschade. Eind 2018 constateerde de MARF dat de schades toenemen en het draagvlak voor de aanpak van faunaschade afneemt. Daarom adviseerde de MARF om toe te werken naar een nieuwe systematiek voor schadetegemoetkomingen. BIJ12 gaf CLM in 2020 de opdracht voor de verkenning van het aanpassen van de tegemoetkomingssystematiek, op basis van het advies van de MARF. Het doel van dit project is om te komen tot een systematiek die eerlijker en beter te begrijpen is, met minder administratieve lasten (voor zowel de grondgebruiker als BIJ12) en waarvan een prikkelende werking uitgaat om schade te voorkomen en te bestrijden.

Verkenning CLM

CLM heeft de verkenning eind september 2023 afgerond. Uit het onderzoek blijkt dat de huidige tegemoetkomingsystematiek verbeterd kan worden met omgevingsfactoren. Daarmee worden de specifieke omstandigheden van de schade meegenomen bij de bepaling van het eigen risico. CLM adviseert drie omgevingsfactoren mee te nemen: saldo van het gewas, mogelijkheden om schade te voorkomen en bestrijden, en stand van een diersoort. De suggestie van de MARF, de invoering van een drempelsystematiek, wordt afgeraden door CLM omdat dit veel extra administratie oplevert voor zowel de grondgebruiker als BIJ12, en de voordelen erg beperkt zijn.

Voorgestelde omgevingsfactoren

CLM adviseert de volgende drie omgevingsfactoren mee te wegen bij tegemoetkomingen in faunaschade. Deze adviezen worden overgenomen voor de herziening van de tegemoetkomingsystematiek:

  • Saldo van het gewas: het voorstel is om de huidige categorisering van kapitaalsintensieve, kwetsbare en overige gewassen om te vormen naar een categorisering op basis van het saldo van het gewas. Kern van deze omgevingsfactor is dat gewassen met een hoger saldo meer kostbare preventieve maatregelen rechtvaardigen.
  • Mogelijkheden om schade te voorkomen en bestrijden: deze omgevingsfactor is door CLM theoretisch uitgewerkt en doorgerekend met de externe werking van bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden en ganzenfoerageergebieden. Deze externe werking houdt in dat grondgebruikers dicht bij zulke gebieden soms beperkte maatregelen beschikbaar hebben om schade te voorkomen. De grondgebruikers in deze gebieden kunnen een lager eigen risico krijgen.
  • Stand van een diersoort: deze omgevingsfactor geldt alleen bij schade die veroorzaakt is door diersoorten met populaties die (ver) boven een streefstand zijn. Er zijn dan zoveel dieren van deze soort dat schade nauwelijks is te voorkomen.

Juridische toetsing

De toepassing van deze omgevingsfactoren is juridisch getoetst door advocatenbureau Pels Rijcken. De hierboven genoemde omgevingsfactoren zijn juridisch houdbaar bevonden. In de verkenning van CLM kwam nog één andere omgevingsfactor naar voren: de verhoging van het eigen risico als de grondgebruiker de mogelijkheid had om maatregelen toe te passen. Pels Rijcken oordeelde dat deze omgevingsfactor niet juridisch houdbaar is. Daarom is deze omgevingsfactor niet meegenomen in het eindadvies van CLM.

Samenwerking

Bij de verkenning van CLM waren verschillende stakeholders nauw betrokken: de provincies, LTO Nederland, Dierenbescherming, Jagersvereniging, Nederlandse Fruittelers Organisatie (NFO), Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV) en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG). Zij droegen bij via een provinciale begeleidingsgroep en een klankbordgroep. Vele grondgebruikers en jagers namen deel aan enquêtes en interviews. Ook in het vervolgproces zullen de stakeholders betrokken worden.

Vervolgproces

De provincies hebben BIJ12  begin 2024 de opdracht gegeven om per omgevingsfactor een plan van aanpak voor de implementatie te schrijven, om de herziening zo soepel mogelijk te laten verlopen. De drie omgevingsfactoren worden gefaseerd ingevoerd. Er is gestart met de voorbereidingen voor toepassing van  de eerste omgevingsfactor, namelijk het saldo van het gewas.

Downloads

Gerelateerd nieuws